Mijn dag is zeer vroeg begonnen, om vier uur kwart. We lagen stil te wachten op de piloot van de haven van Manta, in Ecuador, die om vijf uur kwart verwacht werd. Ik had (weer) heel slecht geslapen. Het moge duidelijk zijn dat ik in het evenaargebied aanzienlijk slechter slaap dan ergens anders op deze aardbol. Ik geraak met mijn hersengolven nooit tot in de zoete dromen, maar wordt voortdurend wakker tussen enkel verkapte beelden.
Volgens mijn tafelgenoot-chirurg, die in een aantal opzichten even verslaafd is aan rapsodische speculaties als ikzelf, zou het kunnen te maken hebben met het feit dat onze diurnale ritmes mede worden bepaald door metaalproteïnes. En aangezien we op deze plek “het verst” mogelijk van de magnetische polen toeven … capite? Mijn eigen speculatie had te maken met het feit dat, aangezien de straal van onze draaiing hier inderdaad maximaal is, de lineaire snelheid waarmee we rondtollen ook veel groter is dan thuis (bijna tweemaal zelfs). Ach, misschien is het gewoon de vochtige warmte, of de warme vochtigheid, wie zal het zeggen? Het leven heeft nog vele geheimen, maar van die geheimen zelf lig ik zeker niet wakker.
We waren vandaag dertien uur onderweg, naar Quito, en ik voel me redelijk vermoeid, ook al omdat Quito ineens bijna drie duizend meter hoger ligt. Na een “hop” van vijfendertig minuten per splinternieuwe A319 was het heerlijk koel met deugddoende droge, frisse lucht. Onze terugkeer was uiteindelijk problematischer: de verkeerstoren in Manta (waar het schip aangemeerd lag) was “uitgevallen”. Met een uur vertraging zijn we, met een dertig-zitjes Dornier propjet nog wel, tenslotte op het kleine vliegveld in Manta geraakt, doorheen een doolhof van alle-soorten-grijze wolkentorens.
Over het bezoek aan Quito zelf ga ik morgen uitweiden, wegens tijdsgebrek vandaag. Dat heeft ook te maken met het feit dat om 23u de “Show van de Indonesiërs” wordt opgevoerd. Dat zijn de gasten die kamers en restaurant verzorgen en die dat, wat mij betreft, schitterend doen. Ik kan het niet over mijn hart krijgen dat ik morgen met hen over hun prestatie geen conversatie zou kunnen hebben, laat staan dat ik hen, met kennis van zaken, wil kunnen feliciteren met hun optreden. Ik ben doodgewoon verplicht om, om elf uur, in de “Showroom at Sea” mijn opwachting maken. En daarna, wel daarna komt het zandmannetje – willen of niet.
Trouwens morgen is het dag 60, de laatste verandering in het voorste cijfer! Vanaf dan is het aftellen en samenvatten geblazen, hoewel het oerwoud van Panama en het belastingsparadijs van Aruba nog wat verrassingen kunnen brengen!
Prinsendam, vrijdag 4 maart 2011
En Karnaval hangt ook in de lucht …!
Alex,
Voor je laatste week(waarvan Philip deze voormiddag stelde dat het tijd was dat terug bent, niet zozeer voor hem maar voor Carine wordt het toch wel wat lang), één waarschuwende gedachte van Herman Portocarera: “Het ware verlies van de reiziger is het verlies van het geloof in de bestemming”.
Dus moed; de bestemming is in zicht. We verwachten je zaterdag terug op het veld.