Blog Image

AAA - triple & cube

Amazonas Antarctica Acongagua

Diary of a Grand Voyage

Beter laat dan “ooit”

nederlands Posted on 2012-05-12 21:17:04

Meer dan een jaar ben ik nu thuis van weggeweest,
weggeweest op Grand Voyage.

En toch, ligt die reis nog vers in mijn geheugen.
Ongetwijfeld heeft dat te maken met de intensiteit waarmee die ervaring in mijn
herinnering is gebrand, geëtst en gebeiteld. Maar tevens met het feit dat ik
uren, weken en maanden heb gewerkt aan het fotomateriaal en, zij het in mindere
mate, aan het bijschaven van de blogs. Aanvankelijk was dat gewoon om voor
mezelf alles op een rijtje te krijgen, zodat ik ten allen tijde terug kon in de
tijd, dromen en mijmeren, rond beelden en woorden.

Meermaals heb ik van mijn gemiddeld veertig dagelijkse
lezers (zo bleek achteraf uit de statistieken) de vraag gekregen om een foto
presentatie te organiseren zodat ze ook visueel mijn avontuur een beetje zouden
kunnen mee beleven – liefst, zo suggereerden de meest fanatieke, met een
drankje erbij. Bourgondië leeft nog steeds in onze contreien!

Welnu, meer dan vier duizend foto’s op een rijtje krijgen
is één ding, een fotoreportage maken die voor anderen boeiend kan zijn, is een
heel andere uitdaging. Na wat raad ingewonnen te hebben bij meer ervaren
reporters en na een steile leercurve met voldoening te hebben doorworsteld, was
ik in december eindelijk in een positie om, met moderne hulpmiddelen en
voldoende kans op slagen, het grote werk aan te vatten. Het resultaat is een
geanimeerde fotoreportage van ongeveer negentig minuten die, dat hoop ik
tenminste, een boeiend beeld schetst van de reis en van de manier waarop ik ze
heb beleefd – en nog herbeleef.

A³: Amazonas, Antarctica & Acongagua is een beeldverhaal
in drie delen, telkens van een klein half uur. De selectie van achthonderd
foto’s is voorzien van persoonlijke commentaar en aangepaste muziek.

“Amazonas” vertelt het verhaal van de reis vanaf Fort
Lauderdale, langs Caraïbische eilanden en het Duivelseiland (van ‘Papillon’). Wij
varen de onvergetelijke en oneindige Amazone op van Macapà tot Manaus, en terug
naar Belèm, alle drie oerwoudsteden met verschillende gezichten. We besluiten met
een bezoek aan Bahía de Salvador en Ilheus, oude steden met oude culturen.

“Antarctica” begint in Rio de Janeiro (bij 30°C) en
brengt ons via Buenos Aires en de Falklands tot in het zuidelijkste continent,
bij vriesweer, tussen gletsjers en ijskastelen. Daarna komen we oog in oog met Kaap
Hoorn en de wondere wereld van Vuurland, overvol met ongeëvenaarde berglandschappen.

In deel drie, “Acongagua”, varen we duizenden kilometer ‘omhoog’
langs de Andes landen, waarbij zowel afgelegen plaatsen (o.a. Robinson Crusoe
eiland, Atacama woestijn) als klassieke hoofdsteden (Lima, Quito) worden
bezocht. We eindigen in Panama, met een verassende ontmoeting met Indianen en
een verbazende kennismaking met het wereldberoemde kanaal.

De ganse fotoreportage wordt in première getoond op
zondag 10 juni in Salons Paaleyck (Stationsstraat, Kapelle-op-den-Bos), ’s
namiddags om 14u en 17u. Uiteraard zal ik zelf aanwezig zijn. Alle bloglezers, al
hun geïnteresseerde vrienden en sympathisanten zijn welkom en zullen er tevens
vergast worden, in overeenstemming met de wensen van de meer assertieve gasten,
op een glaasje Cava. In een andere zaal vindt er eveneens een wijnbeurs plaats;
meer informatie op http://www.paaleyck.be/index.php?ID=29683

Tot
binnenkort!

Grimbergen, 5 mei 2012



Komen & Gaan

nederlands Posted on 2011-03-11 10:01:57

Ik had dat aantrekkelijker kunnen inkleden en spreken van “nen tit van kommen en nen tit van goan”, maar als titel vond ik dat wat aangebrand. Om in dezelfde stijl voort te gaan is den tijd van gaan dus wel degelijk gekomen. Dat gevoel overviel me zonder pardon gisteravond, toen ik op mijn kamer kwam na het diner, even naar buiten stapte en daar pardoes voor mij, in het midden van de hemel, de Grote Beer zag staan … zoals thuis, dacht ik direct. Inmiddels zijn er nog andere aanknopingspunten, zoals het weer: regen en wind en een grijze Caribische Zee.

Het is de gewoonte dat men naar het einde toe wat reflecteert en samenvat, en misschien zelfs vooruit blikt. Dat laatste zal ik hier zeker niet doen, en de rest met mate – gewoon omdat ik, in al die niet-intuïtieve drukte, niet veel tijd heb gehad om dingen op één of ander rijtje te zetten, laat staan op één grote rij.

Vooraleer ik ook maar iets anders neerpen, hoop ik dat de verslagen de lezers deugd hebben gedaan, wat ook hun motivatie is geweest om de blog te lezen. Zonder die enthousiaste steun had ik de dagelijkse blog misschien niet volgehouden en was één van mijn concrete doelstellingen – kan ik de discipline opbrengen om dagelijks te schrijven? – aan diggelen geslagen. Ik realiseer me sedert enkele dagen tevens dat die blog straks ook voor mezelf een referentie zal blijven, op menig vlak. Wie weet heb ik de verhalen nodig om mijn vier duizend foto’s van de juiste ondertitels te voorzien!

Hoewel elk vogeltje anders gebekt is – dit zeg ik nu met meer autoriteit dan drie maanden geleden voor redenen die ik gisteren nog heb uitgelegd – kan ik elkeen die van de wereld, van zijn landschappen en culturen houdt, toewensen dat ze de kans krijgen, en grijpen, om dergelijke “Grand Voyage” te maken, te land, ter lucht of ter zee. Het is een ware ontspanning voor diegenen die zich heerlijk willen inspannen om de smeltkroes, de aardse brij waarin ze leven tegelijk breder en van dichtbij te ervaren.

Aangezien ik het filosoferen voor “Conatus” moet laten, een stiefkindje dat binnenkort meer aandacht zal krijgen, keer ik terug naar de aspecten die meer met de reis te maken hebben. Ik geloof dat het onverstandig zou zijn om een top drie van verschillende categorieën samen te stellen. Niet dus, wel een impressie van wat er, zo onmiddellijk voor de vuist weg, bovenuit steekt.

Ontegensprekelijk zijn Antarctica en Amazonas zonder concurrent in de galerij van unieke ervaringen, waarbij ik de laatste als een ontdekkingsreis naar een soort oorsprong van menselijk leven zie, en de eerste als een onderdompeling in vervlogen geologische tijden. In die zin is het ook geen competitie van a tegen b, ze zijn immers onvergelijkbaar, allebei “buiten categorie”. Terugblikkend op Antarctica heb ik ook vandaag nog het gevoel van een vijandige omgeving, terwijl de Amazone rivier een uitnodigende geborgenheid als echo achterlaat.

Hoewel ik niet over ontgoocheling wil spreken, blijf ik wat op mijn honger zitten wat betreft het natuurschoon in Chili. De relatief weinige flarden van fjorden, oerwouden, woestijnen en hoge bergen, waarvan ik heb genoten, wegen niet op tegen wat ik denk te hebben gemist. Een drietal weken over land, lucht en zee zouden dat gat zeker kunnen opvullen. Misschien moet ik me specialiseren in Chileense wijn?

Tot slot heb ik wat flash-achtige indrukken. In de hedendaagse wereld kan een beeld enkel blijven hangen als het eenvoudig genoeg is om erover te kunnen twitteren. Aangezien ik zelf nogal in de complexiteit van de dingen en nuances van een oordeel geloof, voel ik me niet in mijn sas in twitterschoenen, maar ik probeer het toch maar. De volgorde heeft geen speciale betekenis.

Rio biedt de verrukkelijkste panorama’s voor landschapsliefhebbers (en strandlopers, vermoed ik). Buenos Aires heeft klasse, zeker qua architectuur, maar ook qua kunst en sociaal leven. Bahia de Salvador biedt een ongeëvenaarde originaliteit en diversiteit. Ushuaia bekoort met zijn rustige, afgelegen en koele woestheid, een aangenaam evenwicht tussen pool en pampa. Quito is als een arendsnest, met recht en reden trots op zichzelf.

Uruguay, en Montevideo, zijn ergens in hun eigen geschiedenis blijven steken. Peru eveneens, hoewel de enorme klassenverschillen straks wellicht wat vuur aan de lonten zullen steken. Zijn isolatie maakt van Robinson Crusoe Eiland een unieke plek voor meditatie, en als je in de buurt bent is het een omweg waart. Waarom pinguïns op de Falklands leven zal ik nooit begrijpen want Vuurland, in de onmiddellijke buurt, is veel en veel aantrekkelijker dan de schrale, oude rotsen van de Malvinas. Tot slot is de “Cordillera de Darwin”, tussen Ushuaia en Punta Arenas, langs de “Beagle Channel”, voor wie van de vistas van het hooggebergte houdt, een evenwaardige versie op vanaf zeeniveau. Tot daar mijn twiets (en met de nodige excuses voor het onrecht dat ik Zuid-Amerika hiermee heb aangedaan).

Uiteraard is deze reis niet compleet zonder Darwin en Spinoza. Er was weinig plaats om hen uitdrukkelijk aan bod te laten komen; ten andere zijn ze moeilijk in een bladzijde te vatten. Ik heb wel degelijk een aantal boeken in die sferen gelezen, de enen al wat makkelijker te begrijpen of te volgen, dan de anderen. Voor diegenen die in deze materies interesse hebben, kan ik twee boeken aanbevelen. Mijn versies waren in het Engels (van Amazon.com) en ik weet niet of ze (reeds) in andere talen beschikbaar zijn.

Het eerste, “The Courtier & The Heretic: Leibniz and Spinoza” (van Matthew Stewart), geeft tegelijk een voor leken begrijpelijk beeld van de filosofie van beide reuzen in het moderne denken, en een boeiende analyse van de dynamiek van de tijdsgeest én van de spionage en manipulatie rond de filosofische leer van Descartes, Spinoza en Leibniz. Wetenschap is niet alleen kennis en feiten, maar eveneens macht en bedrog, zoals we dat ook vandaag meemaken.

Het tweede boek is “Self comes to Mind: Constructing the Conscious Brain”” van Antonio Damasio, een wereldberoemd neuroloog en tevens expliciet “supporter” van Spinoza en van Darwin. Met zijn dertig jarige carrière in hersenonderzoek betreffende alles wat te maken heeft met oorsprong van gevoelens (versus pure emoties), is hij sinds jaren een toonaangevende autoriteit op het vlak van onderzoek naar begin en wezen van menselijk (en dierlijk) bewustzijn, en naar ons eigen bewustzijn van onszelf. Hij is niet alleen uitzonderlijk beslagen op zijn vakgebied, maar kan het ook op boeiende en meeslepende manier brengen.

De tijd die me nog rest zal ik besteden aan pakken, slapen, eten en drinken. (En nog één Engelse blog schrijven). Morgen zal er alvast geen blog verschijnen omdat er teveel losse eindjes aan mekaar moeten worden geknoopt. Ik zal alvast afspraak maken voor een laatste flash, met het verhaal van de blijde thuiskomst – ergens volgende week.

Prinsendam, donderdag 10 maart 2011

Looking forward …. to the “All Ashore!”



Vlag & Lading

nederlands Posted on 2011-03-10 04:03:58

Naar alle waarschijnlijkheid was dit de warmste dag van de ganse zomer. Ik ben zelf geen thermometer en, wat echte temperatuur betreft, een onbetrouwbare bron. Het moge echter duidelijk zijn dat “partly cloudy” in Aruba een andere lading draagt dan “gedeeltelijk bewolkt” in België. Wellicht trekt men in België de wolken af van “geheel bewolkt”, terwijl men hier wolken optelt bij “helder”. Eén plus één is niet altijd twee, vooral niet bij fractalen.

Als het over gevoelens gaat dan zijn uitgangspunten immers altijd belangrijker dan gemeten grootheden, en dus is het hier en nu, naar mijn gevoelen, het warmste van de reis. Gelukkig is er nog wat wind, hoewel de passaat, voor zijn reputatie, een trage dag heeft gehad. Misschien maakt hij er een snelle nacht van.

Aruba. Welkom in het Koninkrijk van de Nederlanden. Het was mij ontgaan maar Aruba, Curaçao, Sint Maarten en grote broer Nederland behoren tot het “dominion” van de koningin. Bonaire (van de vroegere ABC eilanden) heeft zich met zijn tienduizend inwoners onafhankelijk gemaakt, maar zij hebben wel de Euro als munt ingevoerd.

In Aruba is de officiële munt de … “Florin”, juist geraden! Als blijk van mijn interculturele wellevendheid had ik uit de muur 50 Florin gehaald, en daarmee was ik een winkeltje binnengestapt. Alle artikelen waren er in US Dollar geprijsd. Straffer zelfs, toen ik, voor een Aruba petje van zes dollar, een briefje van vijfentwintig florin over de toonbank schoof, kreeg ik acht dollar terug.

Op mijn vraag om wat kleine florinbriefjes te krijgen, was het antwoord at ze er geen hadden. De taxichauffeur, een paar uur later, had er evenmin, maar gaf me wel al het kleingeld dat hij op zak had. In die collectie zat er een heel merkwaardig stuk van vijftig “florincent”: het is een vierkant! Voor de rest had ik hier geen financiële transacties gepland, gelukkig maar want ze waarderen zelfs hun eigen geld niet!

Aruba is piepklein, in totaal een vierhonderd vierkante kilometer, goed nat! En dat laatste is het doorgaans niet, zei de taxichauffeur, het is eerder een woestijn. Dat moet waar zijn, want er staan meer cactussen dan bomen. Eén soort boom valt direct op, het is de Arubaboom: fenomenaal beschouwd zijn ze verwant aan de West-Vlaamse populieren, eveneens gebogen door de overheersende wind. Echter in Aruba groeien ze slechts een drietal meter hoog, om daarna volstrekt horizontaal volwassen te worden.

Met een gemiddelde jaartemperatuur van 27°C is Aruba een paradijs … voor strandjutters (of bitskoemers, cfr. Barbados!) en waterratten. Hagelwitte stranden van fijn zand omzomen helder water dat gaat van bijna blauw, naar blauw, blauwer en blauwst. En er zijn ongetwijfeld conoisseurs die ook groen en purper zullen ontwaard hebben. Snorkelen schijnt hier een lust te zijn. Nu ik zelf gedurende deze reis wat meer over vogelen heb geleerd, en een cormoran van een pelikaan kan onderscheiden, heb ik van de laatste actiefoto’s gemaakt toen hij (of zij, mijn spoedcursus was ongeslachtelijk) aan het vissen was.

Zoals reed aangegeven heb ik vanmorgen een taxi genomen om “à la carte” het eiland te herkennen. Op die kaart staan, volgens onze eigen dagelijkse gazet, drie gerechten: de California vuurtoren, de Casibari Rocks en de Natural Bridge. Die laatste, een acht meter hoge granieten boog over een kleine baai was vijf jaar geleden ingestort, meldde mijn lokale expert, met begrafenisogen. In Casibari werden een hoop rotsen, heel lang geleden, bij elkaar gelegd. Niemand weet waarom en door wie of door wat (een vulkaan?). Los van het feit dat je boven op de ronde top een 360 graden zicht hebt over het eiland, is het een afknapper.

En de vuurtoren, tja, die is gesloten omdat er vijf jaar geleden iemand zelfmoord heeft gepleegd, door eraf te springen. Je vraagt je eigenlijk af waarom ze er geen permanente gemeentewerker op uitkijk zetten, suggereerde mijn gids, zodat de gewone mensen gewoon naar boven kunnen gaan. Ten andere, voegde hij eraan toe, het maakt niet veel uit, want nu gaan de suïcidalen gewoon naar de oostkant van het eiland wat zwemmen en de branding steekt een handje toe om hen naar daar te geleiden waar ze rust vinden.

Gelukkig had mijn gids nog wat andere ideeën. Zo hebben we een kerkhof bezocht. In Aruba worden families samen begraven: de oudsten gaan het diepst, en de kinderen erbovenop, tot drie verdiepingen hoog (een verdieping voor een overledene is uiteraard geen twee meter twintig – tachtig centimeter volstaat!). Het gaat hier met kerkhoven een beetje zoals in Egypte en Lima met de huizen, maar daar beginnen de oudsten gewoon op de grond. Wat me wel de ogen deed opentrekken was dat er ook mensen in nissen, loodrecht op de muur, werden “bijgezet”. Ik heb niet gedurfd te vragen hoe lang – het is vandaag trouwens Aswoensdag – het duurt vooraleer deze mensen tot stof wederkeren, in zulk een droog klimaat?

En dan was er Eagle Beach. Hij zal wel direct aan mijn klederdracht gezien hebben dat ik geen enthousiast zwemmer was, maar toch raadde hij me aan om er een kijkje te nemen. Op het strand was iedereen ondergedoken, ofwel onder een palmboom ofwel onder het water. Van die laatste soort kon men duidelijk enkele aan de oppervlakte drijvende hespen herkennen, met een klein zwart buisje ervoor: snorkelaars dus! Ik neem aan dat de pelikanen zich niet dikwijls van vissoort vergissen!

Na de middag heb ik mijn nakende terugtocht wat voorbereid. Mijn laatste was is netjes teruggekomen en ik ben begonnen met mijn handleidingen over opvouwen na te kijken. Inmiddels zag ik uit het raam een onophoudelijke stroom van grote tankers aan de horizon; ik neem aan dat ze Venezolaanse olie naar Cuba voerden.

Nog een woordje over vlag en lading: toen we vanmorgen arriveerden lag “The World” reeds aan de kade aangemeerd. Dat was verbazend want de kapitein had aangegeven dat we het enige schip in de haven zouden zijn. Wat bleek? “The World” was geen schip meer, maar het was een hotel (geworden). Toen ik dat vernam, dacht ik dat “The World” in Dubai ook geen eiland is maar een hoop opgespoten residenties. De wereld is inderdaad niet altijd wat we ons ervan voorstellen.

Vanavond is het “chocoladefeest”. Vanaf 22u kunnen we “de steigerende stukken” (pièces montées) gaan bezichtigen, en een half uur later begint het smullen. Ik veronderstel dat de meerderheid van de passagiers denkt dat dit een voortzetting is van Karnaval, en niet het begin van de Vasten. Zelf trek ik vanavond mijn oranje broek en frivole oranje hemd aan, ’t is tenslotte toch een Hollandse dag. Saluut Aruba, bye bye.

Prinsendam, woensdag 9 maart 2011

De laatste “All Aboard” hebben we gehad. Wat is de juiste term voor “All Aland”?



Duizend Regenbogen

nederlands Posted on 2011-03-09 03:47:35

…en tienduizend schuimwitte kristallen op blote bruine benen. Zo verging het in de vroege morgen (om 8u30!). De wind woei gestaag en hard, de kragen van de golven waren wit geborduurd – tot ze vergingen in sproeisel. En dat sproeisel had twee effecten. Het eerste was het mooiste: elk gordijntje, door de wind opgetild, gebogen en neergesmakt, lichtte voor één flitsend ogenblik in zijn kortstondig leven op als een regenboog. Het tweede was dat, na verloop van een half uurtje dekzitten en golvenkijken, mijn benen inderdaad bedekt waren met talloze zoutkorrels. Hoe kon de dag daarna nog stuk?

Niet dus. Eigenlijk was ik van plan om vandaag een beetje terug te blikken, alvorens ik morgen in het Koninkrijk Nederland arriveer. Inmiddels heeft men er mij attent op gemaakt dat er wel het één en ander aan praktische organisatie voor de “debarcation” ofte ontscheping te regelen valt. Het toeval wil – of misschien juist niet – dat ik onderweg van een goede vriend een e-mail had ontvangen die zich m.i. leent als voorbeschouwing, en op die manier enkele van de thema’s aansnijdt die ik sowieso had weerhouden. De auteur van dit verhaaltje is mij onbekend, maar hij zal deze publicatie zeker op prijs stellen.

Een klein lief meisje stond onder een luifel. Ze had juist boodschappen gedaan in de supermarkt, met haar mama. Ze zal ongeveer 6 jaar oud zijn geweest, dit prachtige roodharige sproetige beeld van onschuld. Het stortregende buiten. Je weet wel, dat soort regen dat goten en afvoerputjes doet overstromen, zo gehaast om de aarde te raken, dat het geen tijd had om de straal wat zachter te zetten. We stonden allemaal onder deze luifel aan de ingang van de supermarkt. We wachtten, sommigen geduldig, anderen ‘geïrriteerd’, omdat de natuur hun haastige dag in de war had gegooid.

Ik ben altijd wat dromerig als het regent. Ik verdwijn in het geluid en met het inzicht dat de hemel het vuil en het stof van de wereld afspoelt. Herinneringen van ‘rennen en spetteren’ als een ‘kind’ – zo zorgeloos spelen in je gedachten, als een welkome onderbreking van een voorbije dag met zorgen en stress. Haar stem was zo mooi toen ze de hypnotische trance onderbrak waar we allemaal in gevangen zaten.

‘Mama, laten we door de regen gaan rennen,’ zei ze. ‘Wat ?’ vroeg Mama. ‘Laten we door de regen gaan rennen!’ herhaalde ze. ‘Nee, lieverd. We wachten tot het wat minder wordt’ antwoordde mama. Het kind wachtte nog een minuutje en herhaalde: ‘Mama, laten we door de regen gaan rennen.’ ‘We worden doornat als we dat doen,’ zei mama. ‘Nee, dat zullen we niet, mama. Dat is niet wat je zei vanmorgen’ voegde het meisje eraan toe, terwijl ze aan haar mama’s arm trok.

‘Vanmorgen? Wanneer zei ik dat we door de regen konden rennen en niet nat zouden worden?’ Het meisje zei kalmpjes: ‘Weet je dat niet meer? Toen je met papa praatte over zijn kanker, toen zei je: ‘Als we hier doorheen geraken samen, komen we door alles heen!’ Iedereen was opeens muisstil. Ik zweer dat je niets anders hoorde dan de regen.

We stonden allemaal doodstil. De volgende minuten kwam er niemand en ging er niemand weg. Mama dacht even na over wat ze zou antwoorden. Sommigen zouden het weg lachen of haar voor gek uitmaken. Sommigen zouden zelfs negeren wat ze had gezegd. Maar dit was een moment van affirmatie in een kinderleven. Een moment van onschuldig vertrouwen, dat, wanneer het gevoed en verzorgd wordt, zal bloeien in geloof in de goede dingen en in de hoop van het leven.

‘Lieverd, je hebt gelijk. Laten we door de regen rennen. Als het zo moet zijn dat men ons vanuit hierboven nat laat worden, wel, dan hadden we misschien juist een wasbeurt nodig,’ zei mama. Daar gingen ze. We stonden daar allemaal te kijken en te glimlachen, toen ze daar vooruit sprongen tussen de auto’s door, en jawel, door de plassen. Ze hielden hun boodschappentassen boven hun hoofd.

Ze werden doornat. Maar ze werden gevolgd door enkele anderen die schreeuwden en lachten, als kinderen onderweg naar hun auto’s. Ja, ik ook. Ik rende en werd nat. Ik had ook een wasbeurt nodig. Omstandigheden of mensen kunnen je geld, je materiële bezittingen en je gezondheid wegnemen. Maar niemand kan ooit je dierbare herinneringen wegnemen… Vergeet daarom niet om ‘tijd’ te maken en de gelegenheden te pakken om elke dag herinneringen te maken. Voor alles en voor elk doel onder de hemel is er een seizoen en een tijd. Bewaar de zonnige dagen voor de donkere momenten.

Een vriend zond mij deze boodschap om mij te herinneren aan ‘het’ leven en de waarden in het leven… Samen een glaasje wijn, een frisse pint, een gezellige BBQ onder buren en vrienden, een terrasje, genietend van de dagdagelijkse dingen, een beetje humor… Ik hoop dat je het apprecieerde.

IK HOOP DAT JE STEEDS DE TIJD NEEMT OM DOOR DE REGEN TE RENNEN.

Ze zeggen dat het een minuut duurt om een speciaal persoon te vinden, een uur om hem te waarderen, een dag om van hem te houden, maar een heel leven om hem te vergeten. Stuur dit naar mensen die je nooit zal vergeten en vergeet niet om het ook naar de persoon te sturen die het naar jou gestuurd heeft. Het is een korte boodschap om ze te laten weten dat je ze nooit zal vergeten. Als je het naar niemand doorstuurt, dan betekent dat je gehaast bent. Neem de tijd om te leven! Houdt contact met je vrienden, je weet nooit wanneer je elkaar nodig hebt.

Van het ‘concert des levens’ heeft niemand een programma.

Prinsendam, dinsdag 8 maart 2011

Every day is a gift (lijfspreuk van de “Cruise Director”)



Panama Kanaal

nederlands Posted on 2011-03-08 04:36:42

Het lijkt erop alsof mijn vijfde zintuig, het gevoel, er enorm op vooruitgegaan is. Sommigen zullen dat zeker toejuichen! Anderen, de zwijgende meerderheid, zullen zich afvragen hoe supergevoelig ik dan wel moet geworden zijn. Welnu, héél gevoelig. Vannacht zouden we met stille trom vertrekken, om vier uur. Zeer rustig aan, beloofde de kapitein, want in en rond het Panama Kanaal is er nooit haast, tenminste als je op tijd bent. En dat weren we zeker.

En toch, en toch heeft dat trage, diepe en zachte gezoem van de motoren me gewekt. Om twintig na vijf kon ik het niet meer houden, dat jezelf altijd opnieuw wijsmaken dat je kunt en moet inslapen. Hoewel de lucht nog heel donker was, leek in mijn cabine tegelijk plots het licht aan te gaan, waarop ik buiten stapte. Op dat eigenste ogenblik passeerden we onder de “Bridge of the Americas”, het min of meer officiële begin van het kanaal, en daarnaast, bijna in het zenit, een zilveren Saturnus als stille getuige.

Over het kanaal ga ik niks vertellen wat je niet in Wikipedia kan lezen. De tocht doorheen het eerste stuk is indrukwekkend, vooral omdat er een aantal dingen zijn waaraan ik me niet had verwacht. Zelf kanaaljongen zijnde, zelf over de sasdeuren gelopen hebbende (in het vierde studiejaar,vandaar de archaïsche stijl), zelf te hebben gezien van hoe hoog naar hoe diep de boten zonken (in het oude sas van Kapelle een meter of twaalf denk ik) en behorend tot het ras van de ’s werelds grote sluizenbouwers (de Belgen), had ik zo de idee dat ik het allemaal wel al eens gezien zou gehad hebben.

Nederigheid siert de mens. Om te beginnen had ik nog nooit zoveel locomotieven op een rij gezien (op 2×2=4 rijen in feite). Dat die mastodonten vanop de kade de schepen voorttrokken en ze tegelijk met nauwkeurig manoeuvreren in het midden van de sluis hielden, door middel van een (computerondersteund?) trekkabelsysteem, was ook nieuw. Het meest verbazend vond ik dat die locomotieven – zij rijden op een tandradspoor, enkele meters verwijderend van de rand – nog nooit door een schip in het water waren gesleurd. Ongetwijfeld is daar hogere wiskunde of sterke lijm mee gemoeid, ook al dateert die van 1900.

Ik had evenmin ooit gezien hoe schepen van negentigduizend ton, en een veertigtal meter breed, in sluizen werden geleid met langs beide kanten een voetje overschot. Ik heb wel begrepen dat er soms eentje de muur kust, maar zelfs dat maakt er de krachttoer niet minder om. Tussen haakjes, het grootste schip dat door het kanaal kan is een panamax schip. Dat is nogal logisch, want daarom noemt het juist Pana-MAX. Voor de post-panamax schepen, die voorlopig nog rond Kaap Hoorn fietsen (zoals wij voor ons plezier hebben gedaan), worden er aan weerskanten van het kanaal nieuwe trajecten gebouwd, met nieuwe sluizen, die in 2015 zouden klaar zijn. Als ik het goed heb, werkt België daar zelfs aan mee.

Ik heb er niet mee gespot, nadat ik ze had gespot: de krokodillen waren eveneens van de partij, tenminste op het stuk voor het Gatun Meer. En het zijn geen kleine alligatortjes die langs de kant, tegen de rotsen, op de loer liggen. Het Gatun Meer is een verhaaltje op zich. Bij de constructie van het kanaal was dit het grootste kunstmatige meer van de wereld. Het is ontstaan nadat, via de zogenaamde “Culebra” doorsteek (hét engineering en explosie stuntwerk van de bouw), het water van de Pacific kon doorstromen tot in de bestaande bedding van de Rio Chagres (via wier bovenloop we gisteren bij de Embera Indianen zijn aanbeland). De indiaanse rivierbewoners werden “verhuisd” en die oude bedding is daarna een meer van vierhonderd vierkante kilometer geworden.

Eigenlijk is dit gebied overstroomd regenwoud geworden, en de eilanden zijn de hogere heuvels van voorheen. Het grootste van deze eilanden heeft, dixit de expert op de brug, meer boomspecies dan gans West-Europa samen. Dat is iets wat mij niet is opgevallen (sic). Wat me wel aansprak was dat de tocht over het meer een beetje een Amazonegevoel gaf: overal water en groene bomen, en altijd vogels. Het grote verschil was de kleur: in het Gatun Meer waren het variaties op groen, terwijl de Amazone variaties op bruin creëerde. Een flashback die op dit moment al geschiedenis is geworden.

Naast deze observaties zit ik nog met een hoop vragen. Bijvoorbeeld: ik heb de schepen enkel van Zuid naar Noord zien varen, ook al was elk van de drie sluizencomplexen een dubbele sluis, zodat één op kon gaan en één af. We zijn niemand tegengekomen, elkeen schoof gedwee in de zelfde richting naar zee. Een ander voorbeeld: hoe gaan kleine schepen en scheepjes door dit kanaal? Eénmaal per week? Waar ik ook mijn blik wendde, ik zag enkel grote schepen “on the move” (waarbij de Prinsendam met zijn kleine veertigduizend ton eerder een kleintje leek). En als je een zeilboot of een motorjachtje hebt, hoe word je dan beschermd tegen de wiegende massa’s naast je? Het zal allemaal wel opgelost zijn zeker? Tenslotte vraag ik me af hoe het met de mevrouw is die ze, in de eerste trap van de laatste sluizen van boord hebben gehaald en in een ambulance hebben weggebracht. Daarvoor heeft de sluis trouwens een klein half uur stil gelegen. Stilliggen kan dus ook!

In de Caribische Zee staat een verfrissende Atlantische wind. Het is gedaan met de zware warmte van dat evenaarsgebied langs de verkeerde kant van thuis! Ik ruik de Noordzee.

Prinsendam, maandag 7 maart 2011

De resterende dagen zijn op één hand te tellen



Kapitaal & Oerwoud

nederlands Posted on 2011-03-07 04:24:20

De laatste dag in de Grote Oceaan; morgenvroeg, om vier uur, licht de Prinsendam het anker, richting kleinere oceaan. We zullen hier dan een klein etmaal hebben gelegen. Nu ja, “gelegen” geeft een verkeerd beeld, want we tollen hier langzaam rond, in een vicieuze cirkel met het anker als middelpunt. Als je een paar uur weg bent geweest van je balkon wordt er een andere dia geprojecteerd – zoals ik aangaf, vicieus.

Het zicht op Panama City in de rijzende zon is de moeite waard. Als je zonder voorgaande reflectie ineens Panama City voor je ziet liggen dan schrik je wel effen – enfin, ik toch. Inderdaad, op één of andere manier beeld je je een stad in met wat hoge appartementsblokken en een resem “bel etage”-achtige optrekjes, in parallelle rijen naast, en boven of acher elkaar. Dat is trouwens de standaard manier van Spaanse stedenbouw, naar het illustere voorbeeld van Madrid. Welnu, Panama City heeft meer gemeen met Manhattan of Miami, dan met een grote Spaanse stad: wolkenkrabbers sieren de kuststrook, en laagbouw is ogenschijnlijk afwezig.

De stad, met inmiddels reeds anderhalf miljoen inwoners, is zowel een vakantieoord als een financieel centrum. Dat laatste heeft ongetwijfeld te maken met het Kanaal, maar eveneens ook met de faam als belastingsparadijs. In elk geval, zijn de “duty-free” shops niet uit het straatbeeld weg te denken. Mijn doel was noch shoppen, noch zonnen; ik wou, voor de laatste keer op deze reis, terug naar het oerwoud.

Panama is dan wel smallekens, maar er leven nog een zevental stammen in het oerwoud met hun traditionele taal en cultuur. Vijf ervan wonen in het Oosten, en twee in het Westen. Voor mezelf heb ik dat steeds als respectievelijk het Zuiden (Columbia) en het Noorden (Costa Rica) beschouwd, maar de Panamezen zien dat anders. Dit is, tussen haakjes, het soort problemen dat de Antwerpenaars met richting 1 en 2 zouden oplossen, zoals ze dat zo schitterend in hun metropool hebben uitgevonden, volgens de logische regel “als je weet vanwaar je komt, weet je ook welke richting je uit moet” (of oe-erde ni gooe?)

Een uur bus en een uur boot, dat was de tijd nodig om er te geraken. Het liep al direct mis in de bus. De slechthorenden zaten vanachter (ik ook, de uitzondering die …) en de luidspreker werkte slecht. Als de gids het volume verhoogde dan protesteerden de voorsten omdat het teveel lawaai was voor hen. De oplossing ware geweest om de achtersten van voren te zetten, en de voorsten vanachteren, maar die van vanachteren waren ook de minst mobiele, en dus is de gids continu op en neer gelopen, zoals een “zwis” (huissier?) dat deed, heel veel vroeger, in de kerk.

Hoewel Panama niet arm is (het kanaal alleen genereert vijf miljard dollar per jaar aan inkomsten), liggen de wegen en dorpen er slordig bij. In mijn boek staan ze op de tweede plaats, na Peru. De meeste huizen in de dorpen zijn van steen met quasi altijd daken van ijzeren golfplaten. Wat me opviel is dat er ontiegelijk vele vrachtwagens zijn, en ze staan allemaal stil. Het is zondag vandaag (en vijf dagen verlof wegens karnaval) en dan is dat begrijpelijk maar ik kan me niet voorstellen dat ze allemaal rondrijden want dan is er geen plaats meer voor andere tuigen.

De boot voor de tweede etappe bleek een kano te zijn. Hoewel hij voorzien was van een 40Hp Suzuki buitenboordmotor, was hij smal en “beweeglijk”, vooral rond zijn lengteas. Ik kan de lezers verzekeren dat het niet makkelijk is om met twee stokken en twee benen een achttal tweezitbanken (een plank over de breedte van de kano), en slecht horen maakt het er niet makkelijker op. Volgens de brochure was dit een tocht van een half uur over de rivier Rio Chagres. Welnu, ten eerste bleek die rivier eerst een groot meer te zijn (gemaakt als drinkwater reservoir bij de bouw van het Panama Kanaal) en ten tweede duurde die tocht een uur, daarin tien minuten meegerekend voor een “overtankbeurt” aangezien wij zonder brandstof waren gevallen.

Ach, het maakt allemaal niet zoveel uit want tijd hebben zij, en wij in feite ook, in overvloed. ’t Is maar dat ik niet kan zwemmen, ook al ziet het water er aanlokkelijk uit! We hadden wel allemaal een zwemvest aangesjord gekregen maar mijn rugzak zat daaronder vastgemaakt, net als mijn camera en mijn Australische trekhoed, en ik wist dus zeker dat ik geen schijn van kans zou hebben, mocht …. Een goede kano is goud waard. (Een boot maken van een meter of zeven is, met een achttal man, twee maanden werk, inclusief een week om de juiste boom te vinden!)

Het leuke aan dit bezoek was dat deze stam het ganse opzet rond toeristen mee organiseert. Dat is ook hun enige bron van inkomsten. Ze leven uiteraard in en van het woud maar hoeven zich voor de bezoekers niet als “wilden” te gedragen. Zij leggen uit (enkelen spreken Spaans, en die taal wordt heden ten dage aan de kinderen vanaf zes jaar onderwezen) hoe zijn allerlei voorwerpen en stoffen maken aan de hand van natuurlijke producten. Allemaal zeer interessant en ongedwongen. Er wordt niet gebedeld, foto’s nemen is geen probleem; in zekere zin is het een commerciële transactie waarbij zij hun cultuur ten toon spreiden en uiteraard ook hun “artifacts” te koop aanbieden. Dat laatste gebeurd in een grote stamhut waarin elke van de twintig families een tafel heeft. Volgens een Griekse antropoloog die ik daar tegen het lijf liep, zijn zij, binnen de stam en het dorp, zeer democratisch en sociaal ingesteld. Het was een aangename en eerlijke kennismaking.

Omdat dit stukje anders te lang uitloopt en het morgen Rosenmontag is, zal ik het hierbij laten, echter niet zonder iets te zeggen over de terugtocht. Karnaval in Panama is natuurlijk drinken en dansen, zoals overal, maar heel specifiek wordt er te en te onpas met water gegooid. Welnu, de kanotocht terug was tegen de wind in … na een vijftal minuten werd de rivier terug een meer. De volgende twintig minuten heeft het water gegutst van jewelste, niet vanuit de hemel maar vanaf de kiel. Niettegenstaande mijn inderhaast uitgepakte plastieke poncho, die ik als “schild” gebruikte, was ik drijfnat aan armen en benen. Zo heb ik een stukje Panamees karnaval ondergaan!

Prinsendam, zondag 6 maart 2011

Op een boogscheut van de Caraïben



Kampioenen in Diversiteit

nederlands Posted on 2011-03-06 04:32:15

Dat zou een etiket kunnen zijn om op Ecuador te plakken. Die idee schoot me te binnen toen we in de toren van “La Mitad del Mundo” stonden, op de evenaar. Natuurlijk had elke zichzelf respecterende toerist toen al met één been in het Noordelijke en met één been in het Zuidelijk halfrond gestaan (tegelijkertijd!!).

Die toren is qua inrichting vergelijkbaar met de IJzertoren: met de lift naar boven, en dan met de trappen naar beneden waarbij op elke verdieping een expositie staat. Welnu, die expositie ging over de verschillende ethniën in Ecuador. In Vlaanderen ben je over dat onderwerp, tenminste volgens de teneur van de expositie, snel over uitgepraat maar in Ecuador is dat een heel lang, interessant en mooi verhaal. Over het ganse grondgebied leven wel dertig verschillende herkenbare groepen. Hun eigenheid heeft veelal te maken met afkomst, taal en levensgewoonten; sommigen hebben zelfs, min of meer binnen de perken van de nationale wetgeving, hun eigen justitie behouden.

Blijkbaar wordt die diversiteit, waarbij ook specialisatie in beroepen hoort, ervaren als een rijkdom. Los van de paar resterende afgezonderde stammen in het oostelijk oerwoudgebied, is de katholieke kerk, door de eeuwen heen, een bindende kracht geweest die wellicht de basis heeft gevormd voor een soort van universeel Ecuadoriaans rechtvaardigheidsgevoel. Wat betreft “de kerk” zal ik daar geen verder commentaar aan toevoegen behalve dat ik, onnoemelijk veel kerken in de wereld bezocht hebbende, geen enkele, maar dan ook geen enkele kerk heb gezien die zo ontzaglijk veel goud aan muren, pilaren, altaren en plafonds heeft hangen, staan of plakken als de Jezuïtenkerk van Quito.

Ook in andere opzichten is Quito een unieke stad. Om te beginnen ligt ze 2400m hoog, in een 45km langgerekte “alp”, tussen de westelijke en de oostelijke cordillera van de Andes, vlak onder een bijna 6000m hoge vulkaan die zelfs niet uitgedoofd is. En, laat ik het éénmaal zeggen, alvorens ik het zou vergeten: met de grootste dichtheid van mooie vrouwen in gans Zuid-Amerika (en ver daarbuiten). Tussen haakjes die vaststelling zou ik gelden voor mannen, heb ik uit andere bronnen vernomen. En dat alles duidt nogmaals op de voordelen van diversiteit, zolang er maar vriendschappelijke betrekkingen zijn!

Waarschijnlijk is de opgang van dit land begonnen met het vinden van olie (in het Amazonebeken) een tiental jaren geleden. Hoewel Manta, havenstad waar we aangemeerd waren, zichzelf de wereldhoofdstad van de tonijn noemt, en hoewel ze de beste cacao en koffie telen in de laaglanden en de mooiste bloemen in de sierra’s (tussen de cordilleras), heeft de olie er uiteindelijk voor gezorgd dat elke inwoner gratis gezondheidszorg krijgt, gratis onderwijs krijgt tot en met universiteit en dat er behoorlijk veel auto’s, ook nieuwe, rondrijden. Het feit dat de benzine vijfentwintig eurocent per liter kost zal aan dat laatste ook niet vreemd zijn.

Ander markant feit is dat Ecuador als officiële munt de Amerikaanse dollar heeft. Dat heeft niet veel te maken met “vriendjes met de USA” (de president is eerder het tegenovergestelde) maar een beslissing van tien jaar geleden om de politieke klasse de macht te ontzeggen om geld te drukken (de facto devalueren) als het hen goed uitkwam! Inmiddels is er druk vanuit de politiek om dit te veranderen. Trouwens de populariteit van Rafael Correa is serieus gemilderd na de invoering van een maandelijks “leefloon” van $40 voor diegenen die, zoals wordt gezegd, “niet wilden werken”. Natuurlijk brengt dat wel wat stemmen op, zoals dat ook o.a. in België al is bewezen.

Dat brengt me bij “stemmen”. Ecuador heeft in feite stemplicht maar, in tegenstelling tot Peru (waar niet gaan stemmen een half minimum maandloon boete kost), hebben ze hier een beter systeem gevonden. Er zijn geen boetes, echter heb je voor quasi elke sociale dienst of sociaal voordeel (bv. halve prijs voor busvervoer, benzine, pensioen, reispas, e.a. …) heb je een kaartje nodig dat wordt afgeleverd indien, en nadat, je gaan stemmen bent. In feite komt het erop neer dat je niet als ingezetene burger wordt aanzien als je niet gestemd hebt. Het zal de Huaroani in het oerwoud een zorg zijn, maar voor de meerderheid van de inwoners ligt dat wel anders.

Hoewel ik er slechts een klein stukje van heb gezien, denk ik dat Ecuador in zijn geheel een prachtig en vooral boeiend land is, waarbij je als bezoeker een veelheid van interessante fenomenen tegenkomt. Het landschap – ook vanuit de lucht – ziet er enig én verrukkelijk uit. Zelfs in Quito is de verscheidenheid van mensen en klederdrachten opvallend; over het algemeen hangt er een positieve en luchtige sfeer – er is ambiance. Ik heb me laten vertellen dat de provincie Chimborazo ( waar ook de hoogste berg van de wereld staat, gemeten vanaf het centrum van de aarde!) een dertigtal dorpen telt, naar Zuid-Amerikaanse normen wellicht allemaal even groot in oppervlakte als de provincie Brabant, waarvan de inwoners zich telkens anders kleren.

We varen nu aan Columbia langszij om morgen voor Panama City voor anker te gaan. Het is warm aan de evenaar en vanmiddag werd het voor sommigen aan boord nog wat heter. Immers, er schijnt een zeemanstraditie te bestaan waarbij een “marinier” gedoopt moest worden door Koning Neptunus indien hij de evenaar had overschreden (Dat zal wel een Noordelijke traditie zijn, voor diegenen die aan de onderkant van de aarde hadden gevaren, zonder eraf te vallen). Grosso modo verloopt dat zoals een studentendoop met veel plakkerig gewrijf en gedoe, nadat ze eerst een vis op de mond hebben gekust. Een grote zalm met opengesperde muil kussen lijkt me niet direct erg smakelijk – het hoort bij de fun op het dek, aan de “swimming pool”!

Prinsendam, zaterdag 5 maart 2011

Op een boogscheut van de poort naar de Atlantische Oceaan



Anders dan Anders

nederlands Posted on 2011-03-05 04:43:44

Mijn dag is zeer vroeg begonnen, om vier uur kwart. We lagen stil te wachten op de piloot van de haven van Manta, in Ecuador, die om vijf uur kwart verwacht werd. Ik had (weer) heel slecht geslapen. Het moge duidelijk zijn dat ik in het evenaargebied aanzienlijk slechter slaap dan ergens anders op deze aardbol. Ik geraak met mijn hersengolven nooit tot in de zoete dromen, maar wordt voortdurend wakker tussen enkel verkapte beelden.

Volgens mijn tafelgenoot-chirurg, die in een aantal opzichten even verslaafd is aan rapsodische speculaties als ikzelf, zou het kunnen te maken hebben met het feit dat onze diurnale ritmes mede worden bepaald door metaalproteïnes. En aangezien we op deze plek “het verst” mogelijk van de magnetische polen toeven … capite? Mijn eigen speculatie had te maken met het feit dat, aangezien de straal van onze draaiing hier inderdaad maximaal is, de lineaire snelheid waarmee we rondtollen ook veel groter is dan thuis (bijna tweemaal zelfs). Ach, misschien is het gewoon de vochtige warmte, of de warme vochtigheid, wie zal het zeggen? Het leven heeft nog vele geheimen, maar van die geheimen zelf lig ik zeker niet wakker.

We waren vandaag dertien uur onderweg, naar Quito, en ik voel me redelijk vermoeid, ook al omdat Quito ineens bijna drie duizend meter hoger ligt. Na een “hop” van vijfendertig minuten per splinternieuwe A319 was het heerlijk koel met deugddoende droge, frisse lucht. Onze terugkeer was uiteindelijk problematischer: de verkeerstoren in Manta (waar het schip aangemeerd lag) was “uitgevallen”. Met een uur vertraging zijn we, met een dertig-zitjes Dornier propjet nog wel, tenslotte op het kleine vliegveld in Manta geraakt, doorheen een doolhof van alle-soorten-grijze wolkentorens.

Over het bezoek aan Quito zelf ga ik morgen uitweiden, wegens tijdsgebrek vandaag. Dat heeft ook te maken met het feit dat om 23u de “Show van de Indonesiërs” wordt opgevoerd. Dat zijn de gasten die kamers en restaurant verzorgen en die dat, wat mij betreft, schitterend doen. Ik kan het niet over mijn hart krijgen dat ik morgen met hen over hun prestatie geen conversatie zou kunnen hebben, laat staan dat ik hen, met kennis van zaken, wil kunnen feliciteren met hun optreden. Ik ben doodgewoon verplicht om, om elf uur, in de “Showroom at Sea” mijn opwachting maken. En daarna, wel daarna komt het zandmannetje – willen of niet.

Trouwens morgen is het dag 60, de laatste verandering in het voorste cijfer! Vanaf dan is het aftellen en samenvatten geblazen, hoewel het oerwoud van Panama en het belastingsparadijs van Aruba nog wat verrassingen kunnen brengen!

Prinsendam, vrijdag 4 maart 2011

En Karnaval hangt ook in de lucht …!



Kort & Kprachtig

nederlands Posted on 2011-03-04 04:15:31

Ik had allerlei leuke kleine dingetjes gepland, om te schrijven. Planning is belangrijk in het leven, want het is de enige manier om te weten of, en wanneer, je van het doel afwijkt. Ik heb zopas beslist om af te wijken: het instinct van het moment.

Volgens ervaringsdeskundigen beleven we vandaag de Pacific dichtbij de perfectie. En daarover wou ik iets kwijt, voor alle andere dingetjes. Tegelijkertijd breng ik daarmee wat evenwicht, na mijn “ode aan de rivier”, nu al bijna twee maand geleden!

De Grote Oceaan was de Stille Oceaan vandaag, kalm en vredig. Je hoorde enkel het splitsend geritsel van het water aan de kiel, dat borrelend uit de gekloven kammen viel. De zoemende motoren van het schip (op halve kracht) werden inspanningsloos naar het onbewuste gedwongen. Wat echter meer begeesterde en, uiteindelijk, dit verhaal inspireerde, was het uitzicht. Het uitzicht? Water? Een plas, een meer, een oceaan? Water, toch? Eigenlijk wel maar feitelijk niet, of omgekeerd desnoods.

Vanaf de Prinsendam kon je de oceaanvlakte zien voorbijschuiven. En je kon je voorstellen dat de Prinsendam zich eenparig voortbewoog langs de rand van die waterwoestijn. Binnen dat kader speelden twee taferelen, die tot mijmeren aanzetten (wat wellicht makkelijker gebeurt op een dag zoals de verjaardag van mama’s).

Vooreerst is er dat wat ogenschijnlijk stilstaat: de oceaan. Je ziet inderdaad geen stroming. Het is een onregelmatig gekarteld lappendeken van enerzijds uiterst plat en, anderzijds, krisp gerimpeld water; het eerste heeft tinten van zilver en het twee schakeringen van blauw, afhankelijk van de plaatselijke lichtverstrooiing. Je merkt eveneens dat, hoewel er geen oppervlaktestroming is, er toch altijd verschillende patronen ontstaan, het vlak is niet egaal: de lappen in het deken veranderen voortdurend, van kleur en van textuur. Ik stel me voor dat Darwin zou kunnen verondersteld hebben dat in de blauw-gerimpelde stukken het koudere water opwelt, terwijl het zilver-platte water warmer moest gedacht worden. Zo verandert een eentonig landschap van “water” dan in een abstract, dynamisch schilderij, waarbij wetenschap mee het penceel vasthoudt.

Blijft nog de “oever” vanwaar wij dit alles mogen overschouwen. Het schip splijt het water en verstoort de oceaan zijn rust … En dat creëert golven, die een heel ander beeld te voorschijn toveren dan de oceaan erachter: zij vormen een breuklijn, zij zijn een oever of, als je wil, de onderrand van een kader rond het eerdergenoemde schilderij. Een heel speciale breuklijn is het zeker, zowel in vorm, als in kleur, als in textuur. Men kan het zich best voorstellen als een flinterdunne en drijvende kobaltzilveren plaat die onregelmatige maar zachte, afgeronde golven vertoont: de schaduwkant is donker kobaltkleurig en de lichtkant is zijig zilver. Daarenboven lopen er bovenop de plaat onmiskenbare patronen: sommigen zijn gebubbeld, zoals kippenvel, anderen zijn gestrengd, zoals de lengtedoorsnee van een koord. Naarmate ze zich verder van het schip verwijderen, en dus dichter bij de echte oceaan komen, verbrokkelen de bergen-en-dalen in solitaire heuveltjes en putjes, tot ze … opgaan in het oneindige.

En als dat allemaal nog niet genoeg is om van te genieten, is er “the marine life”. Het wemelt onder water inderdaad van leven: luie walvissen, haaien, tonijn en … speelse dolfijnen. De eerste en de laatste soort heb ik zelf gezien (boven water weliswaar!), de rest heb ik van “horen zeggen”.

De kapitein beweert zelfs dat hij scholen vissen kan zien voorbij zwemmen in het (inderdaad zeer) heldere water. Van waar hij staat zou ik dat misschien ook gezegd hebben!

Prinsendam, donderdag 3 maart 2011

De éne zeedag is de andere niet, ook niet voor de lezer!



Agalev

nederlands Posted on 2011-03-03 04:43:04

Ik wil jullie wat meer verhalen over Peru niet onthouden, maar weet zeker dat de meesten voor alles geïnteresseerd zijn in mijn overlevingskansen. Welnu, wellicht omdat ik gisteren de tijd had om “me goed te verzorgen”, dat wil zeggen veel meer liggen dan recht te staan en ’s avonds twee potjes yoghurt en vier droge koekjes te eten, gaat het terug veel beter. Wat residuele hoofdpijn niet te na gesproken, ben ik klaar voor de dienst. En die hoofdpijn verwacht ik straks met enkele glazen wijn te killen.

Vanmorgen hing de mist … op grijpafstand, een indrukwekkende muur aan stuurboord, over de volledige 180° horizon. De koude Humboldt stroom, die al dit on-weer veroorzaakt, heeft wel degelijk wat in zijn mars; de mist wordt in een normale zomer (geen El Niño jaren) over een lengte van meer dan vier duizend kilometer tegen de kust geplakt. In Europese termen is dat van de Noordkaap tot voorbij Lissabon. Het is natuurlijk niet allemààl tegenslag: diezelfde stroom zorgt ook voor heel veel vis en voor het wegblijven van cyclonen. (In de plaats daarvan worden er regelmatig aardbevingen opgeserveerd; voor wat hoort wat!).

Omdat Internet vanmiddag heel tijdelijk wat meer megabits toeliet, heb ik ook eens de Belgische nieuwssites bekeken. Ik werp hooguit elke week een blik op het moederland, en ik heb er geen idee van hoe er in het kluwen steeds nieuwe lussen worden gelegd of gevonden (ook het einde van Reynders heb ik niet mogen vernemen). Dat Beke nu wat moet gaan uitzoeken en dat we dan daarna (spoedig, zo werd gemeld) een formateur zouden aanstellen, dat is, zelfs voor een Belg in het buitenland, niet meer te begrijpen. Ik stel me voor dat het voor diegenen die thuis de winter hebben doorgemaakt niet anders is, niet anders kan zijn. Maar goed, zo zijn er ook altijd enkele anderen die hun salaris daadwerkelijk verdienen.

Machtspelletjes tussen machtswellustelingen is de nieuwe reality-tv, een poppenkast voor tien miljoen mensen. Het verbaast me toch dat Verhofstadt nog geen aap uit zijn mouw getoverd heeft. Misschien verdient hij teveel op andere plaatsen, of is hij bang dat, als hij zijn mouwen oprolt, iedereen zijn truuk door heeft? En Koning Albert, heeft die geen jonge tijger om in dat oerwoud de wet te dicteren? Bij gebrek aan deugdelijke informatie zal ik het daarbij laten, anders is het wellicht niet grappig meer.

Nog een paar woorden over Peru. Wat er aan werk te weinig is, is er aan kerken duidelijk te veel. En, in tegenstelling tot al de andere landen die ik bezocht, waar nieuwe evangelische kerken schering en inslag zijn, heeft de katholieke kerk in Peru, op één of andere manier, een monopolie weten te verwerven. Nu ja, met maandelijkse bedevaarten naar het Lotto-centrum voor de patroon van de “uitzichtloosheid”, heb je een geweldige marketing troef in een land waar de meerderheid zich in een uitzichtloze situatie bevindt. Zelfs als ze, met de patronale voorspraak, uit hun miserie uitgeraken, zullen ze de heilige danken en hun buren zullen het geweten hebben.

Vanmorgen gaf een prof (een gepensioneerde natuurlijk) een lezing over de Inca cultuur. Met name vertelde hij ook hoe Francesco Pizarro, de ontdekker van Peru (zie foto), Atahualpa, de laatste Inca keizer, om het hoekje heeft geholpen. Blijkbaar ging dit met een hele hoop bedrog gepaard, waarbij een geestelijke (ik vermoed, ook op grond van de foto, dat het gaat om de stichter van de Franciscanen in Lima) een helpende hand uitstak. Aangezien de praktijken van de Spaanse inquisitie hem niet vreemd waren, zal dat wel reglementair geweest zijn.

Zelfs Pizarro’s luitenanten hadden zich tegen hem gekeerd (ten minste heel even!)omdat de handelswijze niet strookte met de Spaanse militaire ethiek. De wreedheid waarmee dit gebeurde moeten de geïnteresseerden maar eens ergens nalezen (of mij een pintje betalen als ik terug ben). Vorige maandag heb ik zelf voor dat (praal)graf van Pizarro gestaan. Aangezien al de Indianen zijn uitgemoord is het niet onlogisch dat de baas van de veroveraars, die er nog steeds de plak zwaaien, een aantal standbeelden krijgt!

Ik vind het wel tekenend dat deze vergulde marmeren tombe van Pizarro in de belangrijkste kathedraal van Lima te vinden is, daar waar de aartsbisschop elke week voor een overvolle kerk de heilige mis opdraagt. Dat praalgraf maakt vandaag geen verschil, maar het is overduidelijk dat, niettegenstaande er zonder twijfel menige pastoors zijn die zich inzetten voor hun parochianen, de Peruviaanse kerk helemaal met de machtsstructuur van dit land is verweven. Uit de commentaren van de gidsen, die katholiek waren en tegelijkertijd links-groene reflexen vertoonden – niets buitengewoons trouwens! – bleek dat de kerk op macroscopisch vlak geen belangrijke bijdrage levert aan het openbreken van de schrale armoede en sociale impasse.

Sommigen denken wellicht dat ik “links-groen” ga gebruiken als referentie voor Agalev. Toch niet. Immers Agalev betekent “Anders gaan leven”. Op een kalme zee gebeurt er meestal niks, alhoewel… Om drie uur deze namiddag ontwaarde ik plots een boot “at 3 o’clock”. Met de verrekijker had ik gemerkt dat het een vissersboot was, meer detail kon ik uit mijn machinerie niet uitkrijgen. De brug had echter een “witte vlag” gezien! Noodsignaal! Dus, maakten we rechtsomkeer om, zoals de maritieme wet het voorschrijft, hulp te bieden.

Bleek dat de heren vissers, Peruvianen, hun watertank gescheurd was, en dat ze ook geen voedsel meer hadden, sinds gisteren in de namiddag. Het verbaasde niemand (op de brug) dat ze ook geen radio aan boord hebben. De boot, inmiddels langszij, was maximaal vijftien meter lang en van het gammel type. Ik telde zeker zeven jonge vissers. Nadat ze water, fruit en groenten hadden ingeslagen, voeren ze zingend weg en doken er een paar uit pure blijdschap in de oceaan. Daarna vatten ze hun tocht naar huis (of naar de visgronden) aan: honderdvijftig kilometer, tegen vijf knopen of minder, waarvan honderd door de mist. De radar zal wel in dezelfde doos als de radio aan wal zijn gebleven … Agalev?

Prinsendam, woensdag 2 maart 2011

Morgen een kort stukje, beloofd!



Mjeit, trek me nie mee…

nederlands Posted on 2011-03-02 03:59:05

…. mét ave lange stjeit, of in het gewone Nederlands: maart, trek me niet mee met uw lange staart. Dit was een courante uitspraak van mijn bejaarde overgrootvader die, het moet gezegd, elke maand maart in zijn vierennegentig jarig bestaan heeft met succes heeft afgesloten.

Ik vermoed dat ik nog te jong voor zulke irrationele vrees en spreekwoordelijke raad, doch vannacht werd ik het slachtoffer van de “wraak van Atahualpa”, de Peruviaanse versie van Montezuma. (voor zover ik dat zelf kan uitmaken, aangezien ik nog nooit in Mexico ben geweest) Ik ben node thuis gebleven, grotendeels in mijn bed, en ben niet op excursie geweest bij de Inca’s in Pachacamac, wat een afgang! (figuurlijk)

Daardoor is het voor mij vandaag zowat als een zeedag, hoewel geen echte, normale, vrije zeedag, unfortunately, eerder een voorzichtige en bedachte, in de buurt van aangepaste “faciliteiten”. Maar goed, dat betekent wel dat ik vandaag, in spurtjes wellicht, de rest van het verhaal over Lima en Peru kan schrijven.

Na het bezoek aan en de briefing over de stad hoef ik me ’s morgens in Lima niet meer af te vragen of de zon schijnt, want ze is nergens te bespeuren. De grootste waarschijnlijkheid is er tussen twee en vier; want om zes uur houdt ze het sowieso voor bekeken.

Laat er, na mijn frustratie-ventilerende uitlatingen van gisteren, geen twijfel over bestaan: Lima moet ooit een schitterende stad zijn geweest. Eerst in de zestiende en zeventiende eeuw, en dan terug rond de eeuwwisseling van 1900 zijn er architecturale pareltjes opgetrokken, kleurrijke barok en statige neoklassieke gebouwen domineren het centrum. Hun voornaamheid wordt geaccentueerd door een aantal grote, relatief rustige parken, vol immerbloeiende bloemen, zowel exotische variëteiten als soorten die ik zelfs ken.

Lima heeft redelijk wat gemeen met Brussel, en België. Zo staat er een groot orgel van Belgische makelij in de kathedraal. Omdat het reeds sinds 1880 kapot was, heeft men er recentelijk een elektronisch bijgeplaatst, van Japanse makelij. In het sjieke Franciscanenklooster hangen ook wat schilderijen van Rubens, zo werd gezegd. Het zou wat zijn, negen schilderijen van Rubens in een donkere refter van de paterkens in Lima…! Het plaatje ernaast specificeerde de herkomst wat nauwkeuriger: uit het atelier van Rubens. Tenslotte is het Peruviaans Justitiepaleis, volgens de gids, opgetrokken naar het model van zijn Belgische tegenhanger: a Big Palace for a Little Justine, unfortunately, voegde hij er fijntjes aan toe.

Om dit overzicht af te sluiten, meld ik dat Lima bestaat uit 43 districten, die allemaal een eigen burgemeester en schepenen hebben, alsook een stuk eigen politie. Waar hebben we dat nog gehoord? De gids voegde eraan toe dit vooral te wijten was aan het feit dat deze mandaten goed betaald waren. Een burgemeester en een nationaal parlementslid krijgen een wedde van zes duizend euro, per maand. Een leraar aan een staatsschool verdient twee duizend vierhonderd euro, per jaar – unfortunately.

De ziekenzorg in Peru is een hoofdstuk apart. Mijn Belgische buur liet me weten dat zijn gids op de uitstap vandaag het driemaal had uitgelegd, zo belangrijk vond hij het om de boodschap duidelijk mee te geven..Ik zal het kort houden. Vooreerst hangt het er uiteraard vanaf of je ja dan neen verzekerd bent. Voor zover je werk hebt, ingeschreven student of zwangere vrouw bent, is dat ook geregeld. Los van de kwaliteit van de zorgen, verloopt dat alles min of meer zoals in Europa. Heel vele mensen zijn echter niet verzekerd (te oud, te jong, te werkloos, te ver weg, onbekend op de burgerlijke stand). Tussen haakjes, op het platteland maakt het allemaal niet veel uit, want voor serieuze dingen geraak je toch nergens. Ze hebben er wel mooi onderhouden kerkhoven.

In Lima is de gezondheidszorg wel degelijk georganiseerd. Als je verzekerd bent, dan ga je eerst naar het hospitaal een ticketje kopen. Dat kost ongeveer een euro. (Vier Peruviaanse Sol). Daarop staat een nummer en een datum waarmee je bij een dokter in een publiek hospitaal terecht kunt. Die stelt zijn diagnose en schrijft geneesmiddelen voor. Als je die niet kan betalen is de kous daarmee af, unfortunately. Een logische uitbreiding van datzelfde principe betreft een diagnose voor operatief ingrijpen. De patiënt krijgt een voorschrift voor de noodzakelijke medicatie; als hij ze allemaal gekocht heeft mag hij terug komen om de operatie te laten uitvoeren. Anders, tja, dan val je door de mazen van het sociaal net.

In zijn reisverhaal met de Beagle vertelt Charles Darwin over Lima, mutatis mutandis, in grote lijnen hetzelfde. Trouwens hij was er vlak na de revolutie en de onafhankelijkheid; een tijd met veel optimisme en boordevol energie, zou je denken. Als die er al was, werd ze gebruikt om tussen militairen, grootgrondbezitters en de kerk machtsspelletjes te spelen. Darwin beschreef Peru als het meest bedrukkende land van het continent. Als je er de moderne geschiedenis op na leest is Peru er vooral op vooruitgegaan tussen 1990 en 2000, de tijd dat Fujimori de democratisch verkozen president was. Vandaag zit hij in een Peruviaanse gevangenis wegens “corruptie, dictatuur, en schending van de mensenrechten. Ik heb geen oordeel over de terechtheid van die beschuldigingen maar ben er rotsvast van overtuigd dat er geen andere “machtigen” rondlopen in dit cynisch land, unfortunately.

We zijn om zes uur vertrokken uit Lima, met mist natuurlijk, een mistige miserie. De kapitein wou kennelijk wat ruimte creëren en kondigde aan dat we in westelijke richting zouden varen tot we uit de erwtensoep waren. Nu, na drie uur, is dat ongeveer gelukt. En we worden al continu gezelschap gehouden door een dertigkoppige schare witbuikige wapperende vogels die, sneller vliegend dan wij varen, luidruchtig toertjes rond het schip draaien en mee opschuiven, in de kwetterende donkerte.

Prinsendam, dinsdag 1 maart 2011

Op naar een lichtend pad?



Welke Hoop doet Leven?

nederlands Posted on 2011-03-01 05:23:57

De misthoorn heeft de ganse nacht gratis gewerkt. Mijn ochtendhumeur was er niet echt van gecharmeerd. Het leven kan hard zijn. Zoals voor de meerderheid van de Peruvianen, alhoewel in een geheel ander opzicht.

Een dag in Lima is een belevenis: de stad waar het nooit regent en bijna altijd gemist is (met als natuurlijk gevolg dat de zon weinig schijnt). “Unfortunately”, besloot onze gids, voor de eerste keer, nadat hij die uitspraak had gedaan. Hij zou het woord “unfortunately” nog zeker vijftig keer herhalen. Deze ogenschijnlijk jonge dertiger was over redelijk wat dingen in zijn land ontgoocheld – begrijpelijkerwijze, want, hoewel land en stad bewonderenswaardige facetten hebben, kan ik me voorstellen dat ze vervagen voor diegenen die er dagelijks moeten leven.

Omdat ik internet-minuten op overschot zal hebben, heb ik het opgezocht, op Wikipedia: Peru telt 29 miljoen inwoners, verspreid (nu ja, redelijk onverspreid) over 1.3 miljoen vierkante kilometer (43 maal België), en Groot-Lima telt 9 miljoen inwoners op een oppervlakte van wat meer dan duizend vierkante kilometer.

Het gemiddeld jaarinkomen is hier vier duizend Euro en 36% van de mensen zitten onder de Peruviaanse armoedegrens. Waar ik die grens zou moeten trekken werd niet vermeld, maar het zal wel ver beneden het gemiddelde liggen! Meer dan waar ook in Zuid-Amerika, zijn de blikken van de mensen in Lima dof, van wanhoop en van ellende – neem ik aan. Ik zou niet weten welke van die twee het ergste is.

Daarom bleek er ook een mensenrij te staan, honderden meter lang, bij de kerk van de Franciscanen, die hier sinds de 16de eeuw aan kerstening hebben gedaan. De rij bestond in feite voornamelijk uit vrouwen en kinderen, allemaal met een aanzienlijke bloementuil. Bloemen kan je hier thuis plukken, ook mooie bloemen: ze groeien overal wegens mist and warmte. Waarom al dat volk op een maandag, vroeg ik aan de gids. (Immers in de “kathedraal” deed de aartsbisschop slechts een dienst op zondag, voor een overvolle kerk, uiteraard).

Zelf had ik op dat ogenblik reeds tijd in de kerk doorgebracht: ze zat bomvol, en zelfs in de zijbeuken werden er zichtbaar gebeden gepreveld. De devotie was voelbaar. Ik merkte dat het consecratie was en ben, mijn “roots” indachtig en uit eerbied voor de beleving van deze gelovenden, bij een pilaar blijven staan. Tot het Onze Vader heb ik me niet verroerd: omdat ze hier (eindelijk) terug ongeveer echt Spaans spreken, kon ik zelfs volgen! Na dit gebed vroeg de priester (of pater, of abt, ..) om mekaar vrede toe te wensen. Als er armoede is in het land, is de vrede bewaren zeker en vast een prioriteit. Kijk maar naar Egypte (daar moesten ze het zonder deze missen stellen)

En buiten stond die rij, aan te schuiven. Wel, antwoordde de gids, het is vandaag de achtentwintigste, en elke maand is er in deze kerk een heilige mis ter ere van San Juan VanErgens (vanwaar juist ben ik vergeten). Die man is de patroonheilige voor de “Lost Causes”, voor diegenen die niet meer weten van welk hout pijlen maken. Aan het hout zal het hier wel niet liggen maar toch, toch offeren elke maand duizenden mensen bloemen aan de daartoe beëdigde patroonheilige. Geloof vecht tegen wanhoop en ik wens hen allemaal het allerbeste, maar die ogen, die zullen blijven.

De Jezuïetenkerk hebben we overgeslagen. De paters hebben de gekerstenden verder onderwezen. Ook het onderwijs is een apart verhaal. Dat vertel ik overmorgen – een zeedag! Het bezoek aan Lima was in feite een beetje traumatisch, evenzeer als de tocht door de woestenij gisteren trouwens, hoewel ik dààr evenmin uitgemergelde mensen gezien heb. Lima kan je grosso modo bekijken als vier steden: de officiële stad, de stad voor de rijken, de stad voor de armen en, tenslotte, de stad (nu ja..) voor de armeren.

De eerste en kleinste stad is het “stadscentrum” met statige gouvernementsgebouwen en karaktervolle paleizen, toebehorend aan selecte bedrijven of selecte clubs. Het zijn prachtige bouwwerken, met daaronder de kathedraal, het aartsbisschoppelijk paleis en de ambtswoning van de eerste minister (de Heer Chang, afstammeling van Chinese spoorwegbouwers lang geleden). In dit relatief kleine stukje, gegroepeerd in een wijde cirkel rond de Plaza de Armas, waren alle “armas” in groten getale, en goed zichtbaar, vertegenwoordigd: toeristenpolitie, verkeerspolitie, federale politie (gendarmerie) en militaire politie. Het presidentieel paleis was daarenboven nog versterkt met protocollaire wacht (in nationaalachtige klederdracht) en ook praetoriaanse wacht (met zwaar materieel). De Peruvianen willen hun gezagsdragers blijkbaar goed beschermen. Ook voor toeristen is deze beveiliging uiterst welkom.

De tweede kleinste stad is die van de rijken. Of de superrijke oligarchie daar ook verblijft, heb ik niet kunnen uitmaken. Dit zijn de districten San Isidro en Mirafores, dat door de Stille Oceaan wordt geflankeerd. De mooiste hotels, de exclusiefste winkels en aantrekkelijke appartementen met zeezicht (drie slaapkamers is een goede tweehonderd duizend Euro), die vind je daar allemaal. Het is aangenaam, en veilig toeven, met minder wapens op straat, in deze gemeenten.

Wat daarachter grootst of kleinst is, kon ik evenmin te weten komen. Ik denk dat het grootste deel van Lima door de gewone armen bewoond wordt. Of zij, in aantal, groter zijn dan de armeren, dat blijft een open vraag. Deze laatsten hokken, net zoals in Rio, langs de heuvelflanken in favela’s, vooral in het noorden en het zuiden van de stad. Ik zou niet weten wie ze heeft geteld en daarenboven blijft hun aantal groeien, van “nature” en wegens “immigratie”.

De gewone werkende mensen – een echte middenklasse ontbreekt – wonen hier duidelijk in betere omstandigheden dan op het platteland (in Pisco). Het viel wel op dat sommige straten ’s nachts met een ijzeren hek worden afgesloten; ik neem aan dat het gebeurt om de “riverains” te beschermen (zoals in de USA nogal een het geval is om de rijken te beschermen).

Een verrassende wereld allemaal, unfortunately.

Prinsendam, maandag 28 februari 2011

Terug naar Incaland



Next »