We hebben nu al drie dagen ruwe zeeën voorgeschoteld gekregen, vooral vanwege de zware deining die uit het noordoosten opstuwt, zegt de kapitein elke dag opnieuw, met af en toe ook stijve briesen als toemaatje. Op mijn balkon ligt er een zouttapijt. De oorzaak daarvan is het schuim dat, door de wind als korrelige mist wordt opgepakt, meegedragen en tegen het schip gesmakt, waarbij de druppels pardoes op het dek of balkon sterven. De alomtegenwoordige zon doet vervolgens haar werk: op geen tijd is dat druppeltje verbrand en wat overblijft is “de as van de druppel”: een zoute smurrie, een vuil loog – op de reling, op de grond, op de stoelen…

Welkom in de tropen! Want daar ben ik intussen aange-‘land’. Dat land kwam, wat mij betreft, op tijd, want vannacht was het weeral goed prijs. Spanten die kreunen, kastdeuren die klappen en de wind die almaar rond romp en ramen suist: dat was de derde nacht op rij, en mijn maag vond het niet echt leuk, ook al bleef ze beleefd “binnen de perken”. Wat vaste voet was welkom.

Alvorens we daarvan konden genieten moesten we in de roeiboten. Immers, op Duivelseiland is er geen haven, geen pier, gewoon een klein ponton. Ach, het waren de reddingsboten, die dienst deden als veerponten. In een kalme zee voelt het aan als een rupsrit op de kermis, met af en toe een onverwachte opwipper of doorzakker. Gelukkig was het slechts een paar kilometer.

Les Iles du Salut, gekoloniseerd in 1640 en tot strafkolonie omgedoopt na 1789. Het betekende “saluut” aan de “Salut”. Liberté egalité en fraternité: er zijn hier redelijk wat fraters van hun vrijheid (en leven) beroofd, zonder gelijke!! Een twintigtal kilometer uit de kust van Guyana, recht tegenover Cayenne, vind je deze drie petieterige eilanden, vol weelderig leven. In de ochtendzon leken ze uitsluitend uit “Charme, calme et volupté” te bestaan, Tahiti op een boogscheur van huis (met een korreltje … zout!?).

Behalve een peloton jonge Franse Légionnaires, een bescheiden hotel-restaurant, en een ESA detachement, vinden we hier enkele doodse ruïnes en veel aards leven. Over de eersten valt weinig te vertellen. De Fransen slagen er in, zoals van gewoonte, om slordig om te gaan met toeristische informatie. Nu ja, als er geen douches of toiletten meer overblijven, maakt het niet uit of een gebouw “Dortoir 1er Peloton avec Sanitaire” dan wel gewoon “Quartier des Condamnés” genoemd wordt. Toen ik in een museumpje een foto van een Commandant uit de 19e eeuw zag, vroeg ik me af welk mens, welke persoon hier toegekomen was, en welke persoon na zijn diensttijd vertrokken is. Het is Breendonk niet, of wat?

Het aardse leven in dit natuurparadijs was boeiender. Die alomvattende groene weelde, laag, hoog en heel hoog groeiend en dikwijls vruchten dragend. Zo zijn er de hemelrakende palmbomen, met kersverse kokosnoten rond hun hoge nekken, en vergane kokosbasten aan hun veraste voeten. En hapklare mangostruiken, en ander voor ons zogenaamd “uitheems fruit” dat hier pertinent inheems is! Tot slot heb ik mijn eerste wilde aap gezien: guitige kleine aapjes, op hun hoede maar niet schuw, rond takken kringelend en aan vriendjes frummelend. Mijn Amerikaanse co-voyageurs noemen het “green apes”. Dat zal wel een vereenvoudiging zijn, denk ik zo.

Inmiddels zijn we weer onderweg. Ik heb gemerkt dat het landschap in de tropen, ook al is het zo eentonig en nietszeggend als een kalme oceaan, gedurende de dag gestaag verandert. Vanmorgen om 7u was de kustlijn duidelijk zichtbaar: een donkere maar duidelijke dikke donkergroene streep die een azuurblauwe zee van een witblauwe hemel scheidde. Zelfs de lanceertorens van Kourou – het geboortedorp van Ariane, op een 40-tal kilometer hiervandaan, staken hun stalen vingers in de lucht. In de namiddag was dat beeld echter veranderd in een stomend caldarium waarin de kustlijn leek als een uitgegomde dikke potloodlijn op een vaalgrijs blad tekenpapier. “Featureless” zou ik als titel kiezen. Welkom aan de Evenaar!

Prinsendam, dinsdag 11 januari 2011, 19u

Een etmaaltje verwijderd van de monding van de Amazone