De vibratie begon iets na vijven, ’s morgens wel te verstaan. We hebben ondertussen begrepen dat vibratie (van het schip!) niet kan vermeden worden in ondiepe wateren. Omdat Belèm een 40km van de zee ligt, op de samenvloeiing van de Tocatins rivier met de Amazone, moesten we nog maar eens over de zanddijk (een “Barre”) die de Amazone uitspuwt bij zijn monding. Uit pure miserie stond ik op om 5u45. ‘t Was nog donker en eenzaam.

De “satellietverbinding” voor internet was nog niet hersteld. De reden bleek een sneeuwstorm in New Jersey te zijn! Prutsers zijn het. Bijgevolg leek tv kijken me de enige nuttige bezigheid: de Australian Open, rechtstreeks.. Na enige tijd stopten het gerammel en geschud en lichtte, hier en daar, doorheen spleetjes in laaghangende onweerswolken, wat zwartgroen land op. Dat voorbeeld werd snel gevolgd door mijn gsm: opnieuw beschaving in de nabijheid??

Het schip wierp het anker uit een tweetal kilometer weg van de oever en nog 20km ten Noorden van Belèm, in Quajarapè, of iets in dien aard. Vandaag gebruikten we onze eigen sloepen niet maar werden we opgepikt door een zogenaamde “kooiboot”: een gewone Braziliaanse rivierboot, met overal krammen voor de hangmatten. Speciaal voor ons hadden ze echter plastic stoelen geïnstalleerd. “Speciaal voor ons” is een overdrijving want enkele stoelen waren niet berekend op Amerikaanse zwaargewichten en de vier poten schoven gewoon uit elkaar, wat enigszins onderdrukte fijne lachjes rond de lippen van de jonge Braziliaanse “matrozen” te voorschijn bracht.

Aanmeren in Quajarapè was een belevenis op zich. Ik ga ze niet beschrijven. Ik heb nog nooit zoveel boten zo hard en zo dikwijls tegen mekaar zien botsen, dringen en duwen om aan het landingspont te geraken. Omdat wij veruit de grootste en zwaarste boot waren hebben we, na een goed half uur boksen, de strijd op punten gewonnen – de anderen zijn dus niet gezonken.

Het was meer dan een uur rijden naar Belèm, lokaal Belèèèjn genoemd. Met zijn anderhalf miljoen inwoners is het de grootste indiaanse stad van Brazilië. Aan de andere oever, naast Belèm, in het midden van de Amazonedelta, ligt het grootste riviereiland ter wereld. Het heeft met België redelijk wat gemeen: dertigduizend vierkante kilometer groot en bijna tien miljoen inwoners, waarvan meer dan 98% waterbuffels. Hoeveel gemeenschappen, regio’s, provincies en steden en gemeenten er zijn werd niet meegedeeld. Er worden wel meer dan vijf talen gesproken.

Met een zekere genoegdoening kan ik melden dat ik inmiddels al de nog ontbrekende dieren van het regenwoud heb gezien. Ik zou wat graag hun namen oplijsten maar kon ze écht niet onthouden. Exotische vogels, gluiperige krokodillen, vatsige schildpadden, vieze knaagdieren en, jawel …één slapende tapir en twee zenuwachtige jaguars. Gelukkig voor ons zaten die allemaal, ongetwijfeld eerder ongelukkig, “achter tralies” in de Botanische Tuinen van Belèm.

Het memorabelste van Belèm is de markt “Ver-o-Peso”, vlak aan de dokken, een paar kilometer lang en meer dan 500 meter breed. Na een aarzelend begin (noten, wat fruit, wat inheemse snoep), stap je pardoes in een inferno à la Dante. De idee van inferno wordt trouwens versterkt door het feit dat het een “overdekte” markt is – je bent opgesloten in een beklemmende holte. Vuile plastieke kappen, vergelijkbaar qua vorm met geluifelde tenten van Arabische feestvierders in de woestijn, staan over de ganse oppervlakte. Onder die kappen krioelt het van mensen en beesten, te midden van hopen voedsel, al dan niet bereid. Bovenop die kappen schuifelen ontelbare vette gieren rond, met wat magere duiven op eerbiedige afstand. Breughel zou hier zonder enige twijfel nog wat meesterwerken hebben kunnen schilderen.

Als de aarde een paradijs is, is deze markt die, naarmate de tijd verstrijkt tot mesthoop vergaat, een integraal aardsparadijselijk schouwspel. Te midden van vlees, vis, groenten, en “impromptu restaurants” bruist het van oerleven, een leven waar de mensen letterlijk “in” staan, zonder erover na te denken – daarvoor is er geen plaats, geen tijd en wellicht ook geen goesting. Het “hier en nu” absorbeert alles en iedereen.

Een Amerikaanse toerist stelde dat “a little more sanitation” toch wel wenselijk was. Ik vroeg hem waarmee hij zou beginnen? Hij schudde enkel zijn hoofd, van links naar rechts. Op dat moment dacht ik, via één grote logische boog, aan een frigo. Ik zag de frigo echter niet zozeer als bewaarplaats voor voedsel. Het leek me eerder de plek waar de Amerikaan, als symbool voor het westen, zijn leven had in opgeborgen, om het zolang mogelijk te kunnen bewaren.

Prinsendam, zondag 23 januari 2011

Op zee, onderweg naar Fortaleza