Na het zoeterige “What a difference a day makes” van gisteren, zou ik dit stukje kunnen laten beginnen met Elvis Presley’s rockerige “What a Night”: inderdaad, het was een nacht vol rock & roll. Toen we om 19u in Port Stanley vertrokken, met een wind die tekenen van vermoeidheid had gegeven, bleek een “zware deining” het heft in handen te hebben genomen, en tegen de tijd dat het diner verorberd was, moesten we onze zeemansbenen vanonder tafel halen.

Het eerste deel van de nacht was lang en onaangenaam. Het schip rolde van links naar rechts, en terug (uiteraard!), op een quasiregelmatig ritme, af en toe onderbroken door een hobbelsprong naar linksvoor, of naar rechtsachter. Hoewel mijn maag van zulk gedoe al een keer meer “keert” dan van in mijn fauteuil te zitten, had ik er eigenlijk geen last van. Waar ik wel last van had was van het klappen van een deur, kast of schuif. Bij elke bokkensprong – om het kwartier of zo? – schrok ik dus half wakker.

Om het uur werd het me teveel en stond ik op om de lawaaimaker te vinden. Het is niet evident om – in de nacht, alléén – al de deuren in het oog te houden, over de oorzaak van het geklop na te denken en tegelijkertijd te wachten op de volgende, onaangekondigde bokkensprong. De kleerkast, die een magnetisch slot heeft, kon het niet zijn, want die had ik al vroeg vast ge-velcrood. Een schuif van de nachttafel had ik geblokkeerd met een “Welkomboekje van de Kapitein”, en die van de schrijftafel had ik met mijn rubberen schouderrekker vastgesjord. Om half vier was ik al drie keer verdwaasd en nukkig wakker gemaakt, en toen ging het licht branden, in mijn bovenkamer wel te verstaan!

Ze zeggen dat geld niet gelukkig maakt. Ik kan dat opnieuw ten volle beamen. Opeens wist ik het, het was de brandkastdeur! In mijn slaap had de klank me plots bekend in de oren geklonken: een doffe “bonk, bonk”. Het kastje is zo een typisch hotelgeval met nummerslot. Ze staat in de kleerkast vast gemonteerd, zodat ik ze bij mijn vorige inspectierondes niet had opgemerkt. Mijn onderbewuste had echter goed gehoord, het metalen deurtje had lustig hangen klapperen. Om mij op iets te wreken, en er was toch niks speciaals te doen vandaag, ben ik blijven liggen tot negen uur. Nah!

Het is nu vijf uur in de middag en de dikke, lange en hoge (3meter) golven de ganse dag zijn gebleven. Een dichte advectiemist heeft intussen de horizon ingepalmd, zodat alle oriëntatie letterlijk zoek is. Het geeft het gevoel van constant op een “kakkewalk” of een “montainrus” te zitten. Dat zijn woorden uit mijn prille jeugd die men op de kermis van (respectievelijk) Antwerpen en Brussel kon horen. Vandaag zouden ze het een “roller coaster” of een roetsjbaan noemen. “Kakkewalk” heeft geen fecale connotaties, maar verwijst wellicht naar “cakewalk”, waarbij men zich het zompig en ongecontroleerd stappen op een sponzige en verende ondergrond moet voorstellen. “Montainrus”, daarentegen, heb ik door een Brusselaar eens horen uitleggen als “Montagne Russe”, maar ik geloof dat het meer te maken heeft met “Mountain Rush”. Dat was de naam van één van de eerste “roller coasters” in de USA, allemaal lang geleden.

Meer valt er over vandaag echt niet te zeggen. Ik heb trouwens stellig de indruk dat ik al te veel heb gezegd. Vanavond is er sterrenwacht, onder begeleiding van één van de dekofficieren — als het weer het toelaat! Wie weet? Morgen bij zonsopgang (om 5u) arriveren we bij Elephant Island, berucht wegens de heldendaden van Shackleton bij zijn laatnegentiende-eeuwse ontdekkingsreizen. Vanaf dan kunnen we albatrossen in ons spoor verwachten.

Prinsendam, vrijdag 11 februari 2011

Het wachten duurt lang, en de radiostilte maakt het niet makkelijker

P.S. Foto’s zijn er niet en communicatie ook niet. Uitgesteld is niet verloren!