Het is haast onmogelijk om de blog niet te beginnen met nog een ode aan de aangrijpende indrukwekkendheid van dit “unspoiled continent”, de echte “last frontier”, waar, naar verluidt, alles geregeld is om het in dezelfde zuivere staat te houden. In het grote verdrag staat zelfs dat niemand mag roken op de dekken van de bezoekende schepen! (Ik vraag me soms af waarom verdragen heel dikwijls zo dik zijn; dit licht alvast een tipje van de sluier op!)

Gelukkig kan ik op de methodes van Spinoza terugvallen om deze blog niet met “Antarctica” te beginnen – en eigenlijk toch wel! Dat is straf, denken jullie, maar dat was Spinoza ook, straf. Ik begin dus met gisteren. Gisteren is immers geëindigd met datgene waarmee we vandaag naadloos zijn begonnen: een diabolische storm. Natuurlijk zal de getrouwe lezer zich herinneren dat de wind en de sneeuw gisteren altijd om de hoek lagen te loeren (letterlijk en figuurlijk zelfs). Ik kan bevestigen dat de aardse furiën, vanaf een uur of zes, met open vizier én met grof geschut hebben aangevallen. De verdedigers vielen al snel als vliegen … Velen werd met opengesperde mond langs grachten en gaten gesignaleerd!

Inderdaad, tegen acht uur was de helft van de passagiers “niet goed”. Met welke overgave de rest uit dit maagdelijke vertigo avontuur is ontsnapt, daar kan ik zelfs niet naar beginnen raden. Vanmorgen was de ontbijtzaal opmerkelijk luchtig). Rond negen uur ’gisteravond waren de golven tussen de vier en de zes meter, met windstoten van 130 km/h. Als je, vanuit de eetzaal, die bonkende, gedrogeerde zee, op het dek en tegen de ruiten kamikazestreken ziet uithalen, heb je snel de neiging om je soep ineens uit te slurpen. Gelukkig had de kapitein in de late namiddag, zoals ik had aangegeven, beslist om de “straten” te verlaten en te kiezen voor de open, ijsloze oceaan. Het huilende onding heeft geraasd tot een uur of twee. Daarna ben ik van lieverlee in slaap gesukkeld. Het was een hele ervaring, ik ben geslaagd – minstens met vrucht.

Spinoza heeft, als ik het wat ongenuanceerd poneer, God en Natuur (evenals Ziel en Lichaam)verenigd door te stellen dat ze één en dezelfde zijn. Welnu, “diabolische storm” en “Antarctica” horen eigenlijk evenzeer bij mekaar. Antarctica is niet enkel blauw ijs en pakken sneeuw, kruipende vrieskou en snijdende wind, giganteske gletsjers en grillige ijsbergen; het is ook uiterst extreem weer, zowel in zijn veranderlijkheid als in zijn uitersten. Trouwens, vandaag hebben we ook een potje meteopoespas opgediend gekregen. En toen we deze namiddag terug noordwaarts kliefden, meldde de brug dat het Valentijnsbal, voorzien voor later vanavond, indien niet “in het water”, dan wel “in de golven” zou kunnen vallen.

Vanochtend om zes uur wreef ik de karige zandkorrels uit mijn ogen; we waren in de nabijheid van Palmer Station (in Antwerpen Zuid zeg maar) waar we Amerikaanse geleerden zouden ontmoeten die daar onderzoekswerk verrichten. De ochtendstond had geen goud in de mond, maar de zee was rustig geworden en de wolken hadden zich grijs, doch hoog teruggetrokken. Het weer zou gedurende de dag constant verbeteren (tot we de aftocht bliezen).

Om acht uur was er een presentatie gepland over wat de bezoekende heren (in de minderheid) en de dames zoal uitrichten op Palmer Station. De vijfendertig zomerse bewoners (slechts zestien in de winter) onderzoeken de voedselketting: van zeeroofdieren, over vogels (inclusief pinguïns) tot de kleinste planten en … speciale virussen die de planten helpen overleven! Ik heb ook begrepen dat de “Icefish” een vis is met wit in plaats van rood bloed (heeft geen hemoglobine en “wisselt stof anders dan anderen”).

Qua ontspanning spelen ze Nintendo, met de kaarten en … bowling, met pinguïns als kegels – over de ballen hebben ze niet gesproken! Tussen haakjes, de grootste basis op Antarctica is een Amerikaanse, in McMurdo Sound, waar “s zomers duizend honderd mensen huizen. Als laatste wetertje: tweemaal per jaar wordt de derde Amerikaanse basis, op de pool zelf, bevoorraadt met rupscamions: een tocht van 1000 mijl die 30 à 40 dagen duurt, zonder stoppen (behalve als het absoluut moet: nieuwe crevassen of onoverkomelijke blizzzards).

Al die kennis had ik om acht uur als immaterieel ontbijt genuttigd. Dat was juist op tijd voor het bezoek aan het “Lemaire Kanaal”. Voor wie het nog niet wist (zoals ikzelf), was Lemaire een Belgische ontdekkingsreiziger in Kongo. Zijn goeie vriend, Adrien de Gerlache, heeft hem geëerd door dit enge kanaal tussen het vasteland en een eiland naar hem te noemen. Het kanaal is een lange trechter, omgeven door mooie rotsformaties (met gletsjers, en pinguïns, en robben, …), met een snelle stroming van zuid naar noord, waarin redelijk wat dreigend-ogende ijsbergen tegen 8km/h naar hun vrijheid varen. Het engste stukje hebben we “voor een andere keer” gelaten, want het werd geblokkeerd door een stelletje onverschrokken macho’s met scherpe messen rondom hun middel.

Terwijl de zon volop begon te schijnen zijn we een Britse basis in het Neumayer Kanaal(of Baai) gaan bezoeken. Daar waren nog enkele honderden pinguïns te bewonderen maar het gros van de nieuwe lichting was reeds te water. De achterblijverkers werden door een hoop luie zeeleeuwen in de gaten gehouden. De pure geografie van dit gebied, en van de ganse kust, is werkelijk betoverend. En wat uiteindelijk niet uit te leggen, nog fotografisch te vertalen valt, is het ganse kader van driehonderdzestig graden waarin al de elementen altijd allemaal vertegenwoordigd zijn, tevens met voortdurend wisselende meteorologische fenomenen.

De derde en laatste dag in Antarctica was, al bij al, een aangenaam toeven, dat voorbij is gevlogen aan recordsnelheid. Er is wel nog veel werk aan de winkel. Immers, nu ik meer afweet van kleurentemperatuur (Remember Rio!?) – een variabele die er in dit gebeid een zottekensspel van maakt, richt ik mijn fotografie een beetje anders in. Het resultaat is oogstrelend (voorlopig enkel mijn gewillig oog!) maar vraagt veel “huiswerk” achteraf.

Vanavond heb ik uiteraard de heiige van de verliefden gevierd: voor de allereerste keer heb ik in mijn kamer gedineerd: Caesar Salad en Seared Salmon, plus een fles champagne, met twee glazen zodat ik alternatief aan het glas van mij en aan dat van Carine zal hebben kunnen gesipt hebben. De kelner keek wat vreemd toen hij me alleen en opgekleed zag staan, maar met twee dollar zakgeld zal hij geen vreemde verhalen gaan vertellen zeker? Bij nader toezien heb ik ook gemerkt dat ik mijn champagne “stopsel” heb meegebracht. Is dàt wel een voordeel? Santé.

Prinsendam, maandag 14 februari 2011

Van Antwerpen naar Hoorn – wij blijven in eigen buurt