Het is geen tocht voor mietjes, van Antarctica naar Kaap Hoorn. Het werd evenmin een spurtje zoals er in de (plaatselijke) media aangekondigd was.

De kapitein gaf aan dat we geluk hadden: de Drake Passage toont zich van zijn betere zijde, en voegde er schalks aan toe dat hij deze clemente condities nog niet vaak had meegemaakt. Het is maar hoe je ertegenaan kijkt en wat je verwachtingen zijn. Wat dat laatste betreft was de informatie betreffende de duur van het traject wel totale onzin: er stond geafficheerd dat we vanochtend om 8u Kaap Hoorn zouden bereiken. Om meer dan achthonderd kilometer af te leggen in zestien uur kwamen we, naar mijn bescheiden maar terechte mening, wat motoren en schroeven te kort, de tegenwind buiten beschouwing gelaten. Bleek vanmorgen dat vele mensen verrast waren … ze stonden om half acht al met hun fototoestel in aanslag op het voorplecht voor een “hoornig” kiekje! Binnen afzienbare tijd hoeven we niet meer tot 1 april te wachten, dan is het elke dag raak! Maar goed, men mag van de organisatie wel verwachten dat ze dit soort van informatie juist afficheren.

In dat verband is het me opgevallen dat, terwijl de service van het boordpersoneel van een buitengewone kwaliteit is, zwoel qua vriendelijkheid als nauwkeurigheid, lijkt de kwaliteit van het management een paar knoopjes minder te zijn. Misschien zijn de economische tijden nog steeds “te goed” en hangt de arrogantie van het makkelijke succes wat in de lucht. Dit is geen directe of specifieke kritiek die uitsluitend of voornamelijk is gericht op officieren aan boord van dit schip. Het vertolkt een gevoelen, namelijk dat de soms platte commercialiteit omgekeerd evenredig lijkt met wat ik “het ethos van het bedrijf” zou willen noemen, een ethos waarbij de klant enkel het voorwerp van de business is.

Het andere element aan zo een overtocht is “hoe je ertegenaan kijkt”. Welnu, als je denkt een makkelijke prooi voor zeeziekte te zijn, dan wordt je het op dit traject heel waarschijnlijk wel, zeer zeker als het zweven dubbel zolang duurt als aanvankelijk gedacht. Zoals gezegd, vindt de kapitein de condities vandaag een geschenk van God. Om dat even te kaderen: wind 50 km/h, uit het Noordwesten, golven van 2 à 3 meter, uitstekend zicht en een deining tot 6 meter (uit de Stille Oceaan waar de wind over meer dan tien duizend kilometer vrij spel heeft – de “furious fifties”).

Het venijn zit hem in de staart: de deining. Het varieert een beetje, maar ergens tussen de dertig seconden en de minuut (soms zelfs iets langer) ontmoet je “de grote lange golf”, waarbij het schip vooraan links opgetild wordt, en over de volle lengte “bokt”. Als je aan het stappen bent, kan je op een dergelijk moment best een zeemansbeentje bijsteken. Ik hoef wellicht niet te beklemtonen dat het af en toe écht raak is: als de gewone golf en de deining elkaar versterken (3+5=8), kun je er best voor zorgen dat de slokdarmsphinkter zijn taak naar behoren vervult. Dat alles om te zeggen dat er nogal wat mensen een kleurtje hebben, en dat de buffetten rijkelijk gevuld blijven..

Wat ik juist beschreven heb, dat zijn dus, in de ervaring van onze skipper, clemente condities. Hij heeft hier al heel andere dingen meegemaakt, onder meer dat men op volle kracht vooruit, toch ter plaatst trappelt. Met dat in het achterhoofd krijgen de verhalen die ik, voor mijn vertrek, heb gehoord over de exploratieschepen van 7 à 10 duizend ton, die vanuit Ushuaia of Punta Arenas met dertig passagiers naar Antarctica varen, een ander cachet. Ik begrijp nu best dat “iedereen een paar dagen groen uitslaat” en ook “hoeveel heb je er, los van het geld, voor over om Antarctica te bezoeken?” Als ik een laatste quote van de kapitein mag aanhalen: zeilboten, die zich, voor het avontuur, langs de kaap willen wagen (ipv via de Straat van Magellaan te reizen) kunnen er, in slechte omstandigheden, meer dan een maand over doen om Hoorn te “ronden”. Vanavond, tussen zeven en acht, zullen we die kaap voorbij varen. Fotografen present aan bakboord aub!

Omdat dit sowieso een komkommertraject is, kan ik kort uitwijden over mijn persoonlijke aanpak van zeeziekte, waarvoor ik, met dank aan een traditionele Antwerpse gifmengster, speciale suppo’s had gekregen (die komen er normaliter nooit terug uit, zo werd me verzekerd). In feite was ik in de tweede of derde nacht, toen we van de Bahamas naar Barbados vaarden, niet echt in mijn sas; vooral mijn maag had het wat lastiger dan gewoonlijk. Tussen haakjes, in tegenstelling tot de kunsten van mijn vader op dat vlak, is kotsen voor mij een uiterst zeldzame ervaring, en altijd een fysieke en psychische marteling geweest. Ook daarom heb ik me die nacht voorgenomen om te proberen het probleem “geestelijk” op te lossen.

De redenering erachter –voor zover die op dat ogenblik bewust was – stoelde op de assumptie dat er een kortsluiting was tussen twee hersenmappen, namelijk diegene die wordt aangemaakt op basis van de fysische en fysiologische gegevens die rechtstreeks uit het lichaam in onze primaire hersenen terechtkomen langs de ene kant, en diegene die we, ergens in onze (zogenaamd slimmere) cortex aanmaken over hoe we denken of ons voorstellen dat alles zich voordoet. Ge ziet het al: een wat zotterig, onsamenhangend verhaal, maar de praktijk was simpel: voél de golven en de beweging, kijk naar het plafond en wéét dat het meewiegt (zodat je denkt dat je je in een bewegend referentiekader bevindt) en laat verder alles “gewoon gebeuren”.

Meer serieuze praat kan ik er niet over kwijt behalve dat het gewerkt heeft, en nog werkt – zelfs als ik in de neus van het schip, zeer donker en niet luchtig, naar een projectie zit te kijken waarbij ineens alles, zonder voorafgaande waarschuwing, met een zwiep wordt opgetild om met een paar dubbele schokken terug op het water te vallen. Enfin, op die manier moet ik de suppo’s niet testen (want daar heb ik bijna een even grote hekel aan als aan kotsen).

Dat alles gezegd en verklaard zijnde, hebben we de tweede A achter ons gelaten. Ik realiseer me dat dit blitz bezoek alleen maar “een flits” was, niet meer, maar ook niet minder. Persoonlijk vind ik Antarctica in de eerste plaats blaken van onherbergzaamheid en dreiging: de idylle (bij zonneschijn en windstil) die het uitstraalt is verleidelijk en verleidend, maar ik ben vertrokken met de idee dat de gehele omgeving dodelijk is bij de kleinste onaandachtzaamheid. Uiteraard is die opinie niet uitsluitend gebaseerd op de zestig uur die ik in Antarctica – en dan alleen rond de slurf, het Graham Schiereiland – heb doorgebracht, maar ook door de verhalen en lezingen van twee ervaren poolreizigers aan boord, en door de impressies van de jeugdige en begeesterde Amerikaanse onderzoekers.

Ondertussen wacht ik (geduldig?) op de albatros die zou moeten “wieltje zuigen” aan onze achtersteven, en op de dolfijnen die meezwemmen in ons witblauwe zog en op de walvissen die overal in de ronde bovenkomen om lucht te happen, en om iets anders op te spuiten! Enkele andere “te verwachten monumenten” heb ik geklasseerd onder “voor een volgende keer”, zoals de tijgerrobben en de walrussen. Wat die laatsten betreft is er altijd een kans dat er morgen in Ushuaia, of overmorgen in Punta Arenas, aan wal russen staan.

Prinsendam, dinsdag 15 februari 2011

Op weg naar rustiger waters