Bewolkt en fris. Grijs en droog. Het is maar goed dat ik gisteren niet meer over de meren heb geschreven, want over vandaag valt er absoluut niks te zeggen.

Na onze minder geslaagde doortocht van de fjorden, lagen we gisteren voor anker in Puerto Montt. Je kon vanaf het schip met een goede verrekijker zomaar in de huizen binnenkijken. En dat was meegenomen, voor voyeurs tenminste, zoniet had je beter de kijker in de tas gelaten: er was niks merkwaardigs te zien in Puerto Montt, de laatste haven aan de zuidelijke westkust en een lokaal centrum, met dertig duizend redbare zielen, dacht ik.

Het toeristisch belang van de stad schuilt in “de meren”, die ten Noorden ervan liggen. Vooral voor het 900 vierkante kilometergrote Lago Llanquihue (een naam die ik niet kan onthouden) en het Nationaal Park Peréz Rosales (heel wat simpeler!) dat erachteraan plakt, is het een haast natuurlijke uitvalsbasis.

In feite is deze landing, los van Patagonië – dezelfde staat maar een ander land, mijn eerste voet aan wal in het echte Chili. Wat verbazing wekt is de huidskleur van de mensen: er is hier nog weinig indiaans bloed in omloop! En ook het bruine, zeg maar Spaanse, type is niet veralgemeend. Straffer, er lopen hier “rossekoppen” rond, en niet geverfd maar echt, want de sproeten ontbreken evenmin. In de boekjes staat, en onze gids die, in alle opzichten, als twee druppels water op een jeugdige Di Rupo sprak en leek, vertelde dat vooral Duitsers in deze streek zijn neergestreken, aangedikt door wat Slaven (hoofdletter is zo bedoeld!) en andere “oude” Europeanen. Die uitgesproken huidskleurvariatie doet wel raar aan, in Zuid-Amerika.

Het tweede dat opvalt is dat de meeste mensen verstaanbaar Spaans spreken. Dat was al duidelijk merkbaar in Punta Arenas met dien verstande dat er redelijk wat “Patagonees” om de hoek kwam kijken. Nar hun eigen zeggen waren het lokale indiaanse verbasteringen. Het derde waar je niet naast kan kijken is dat er zichtbaar mensen wonen hoewel, en ik heb dat gisteren al even aangestipt, naar Belgische of zelfs Europese normen, bitter weinig – maar veel meer dan in de voorbije twee duizend kilometer.

Ook voor de Prinsendam was Puerto Montt slechts een doorgeefluik: een stadsbezoek was zelfs geen excursie waard. De winkelverslaafden konden in het nabijgelegen “meer”-plaatsje, Puerto Varos (waar veel Duits bloed resideert), rondk(w)ak(k)elen. De meerderheid van de passagiers was deels geboekt voor de “landschapsnatuur” van meren en vulkanen, en deels voor de “bionatuur” op het eiland Chiloé.

En zo kom ik bij “opvallendheid” #4 en #5. Om met vier te beginnen: de wegen zijn slecht en weinig in aantal. Vergeleken met dit “toeristische” stukje Chili is, bijvoorbeeld, Noord Portugal van de tachtiger jaren, een paradijs. Zo nam onze busreis van een goede zestig kilometer tot het Allerheiligenmeer, de entree tot en een hoogtepunt van het Nationaal Park, tweeënhalf uur in beslag. Het voordeel is dat je de magnifieke Volcàn Isorno (2400m hoog), zonder tijdsdruk, met de ogen helemaal kan uitkleden, én terug aankleden. De twee uur retour per bus is er dan wel effe teveel aan!

De natuur blijft overal verbluffend mooi. Niet enkel de speciale berglandschappen en de emeraldgroene meren (velen ook van vulkanische oorsprong), maar, nummer vijf in de reeks van opvallendheden, ook de onaangetaste, onmetelijke – vlakke, schuine, dalende, stijgende, hoogbegroeide en laagbegroeide – zeeën van tintenrijk groen verdienen een eervolle vermelding. De reisgidsen vergelijken deze streek met het “Wilde Westen” in de States – toen het nog onontgonnen was! (Ik had bijna geschreven “onbeschaafd” maar weet niet of dat in de US inmiddels al veranderd is. Nvdr: vandaag stond in de New York Times dat men in Texas een wetsvoorstel heeft ingediende waardoor professoren en studenten toegestaan wordt om op de universiteitscampus een verborgen wapen te dragen).

Zelf heb ik het Lago Todos los Santos op een aangename, doch groepsonvriendelijke manier ervaren. De boot waarin ze ons wilden “sandwichen of sardineren”, leek me niet enkel (te) klein maar was bovendien quasi-compleet omvensterd, met dik blauw plexiglas. Op de Noordzee kan je zo de zee in het blauw fotograferen, maar in een freelgekleurde omgeving als deze meer-met-vlkaan combinatie is dat om te kotsen! Ik heb onze di Rupo look-alike vriendelijk duidelijk gemaakt dat ik, in de lommerte van een hoge boom, wel zou wachten op hun terugkeer. Maar zie, ze waren pas afgeduwd of een jonge, indiaans-getinte Chileen kwam naar me toe en stelde voor dat hij me in zijn open boot zou rondvaren. We kwamen tot een akkoord voor een half uur en 8000 pesos (€12). Het geld was wel besteed; naast de unieke foto-ops, kreeg ik ook nog wat opinies over de “color local”, uit de mond van een doodgewone, eerlijke sloeber. En als hij de motor stillegde, kon je de ganse wereld horen ademen … misschien hielden zelfs de wilde zalm en forel eventjes halt!

Omdat een lange terugrit in één ruk wat tegen de borst zou stoten, had men een lunchje gepland in een hotel restaurant op een idyllisch plekje, aan de rand van het meer waarvan ik de naam niet kan onthouden, met uniek zicht op de Isorno vulkaan. Naast de Pisco – cfr volledige uitleg gisteren – kregen we er, natuurlijk, verse garnaal, verse zalm en … Apfelstrudel, het typische, lokale dessert. (Trouwens gemaakt van oranje-appels)

Vandaag is, zoals verwacht, een rustdag geworden, hoewel ik aan de conditie ben blijven werken. Er was een nieuwe weegschaal in de fitness. Het ziet er goed uit, mijn gewicht; nu nog mijn ademhaling op een vol te houden, hoger ritme krijgen ….

Prinsendam, maandag 21 februari 2011

Ergens in de Pacifique