Op een zeevarend schip zijn er vele geluiden waarvan je, naast uw eigen wekker, kan wakker worden. Los van een “Verlaat het schip” alarm dacht ik ze allemaal al eens ondergaan te hebben. Dat was een voorbarige conclusie: de misthoorn, die had me nog nooit gewekt. Bij de beruchte “sail-in” van Rio had ik die wel reeds gehoord (van dichtbij zelfs, boven op het hoogste dek), maar toen was ik al goed wakker!

Het is hier een vreemde bedoening aan de Atacama woestijn: over zee hangt er dikwijls dichte mist en enkele honderden kilometer oostelijker regent het overvloedig, maar daartussen valt er, buiten de El Niño jaren (om de elf jaar), twee millimeter water per jaar. Tegen acht uur vanmorgen was de mist weggebrand en lag de (wereld)beroemde “Candelaria” voor onze neus op een duin te bakken. Deze “kandelaar” is in 500 vC door de toenmalige bewoners, de Paracas, uitgegraven over een lengte van vijfhonderd meter, te beginnen vanaf meer dan honderd meter hoog tot zeeniveau. Het is in de stijl van Nasca en niemand weet hoe, wat of waarvoor het is gemaakt. Tekens in het zand.

De haven waar we terecht kwamen is een gat in de woestijn. In de haven gebeuren twee dingen: bulkschepen lossen maïs en ze nemen strooizout terug mee naar Canada en de USA. Omdat het hier bijna dagelijks zeer hard waait, komt er veel zeewater en –schuim terecht op de duinen, het water verdampt, het zout blijft liggen en wordt er regelmatig afgeschraapt om stante pede te worden verscheept.

Vandaag stonden er twee bezoeken op het programma, Tambo Colorado en een “hacienda”, waar ook ambachtelijk geweven werd. Tambo Colorado is de oudste nog-staande Inca vestiging in Zuid-Amerika. Om er te geraken heb je een stuk woestijn en woestenij te doorkruisen, waar drie jaar geleden een aardbeving heeft plaats gevonden van 7.8 op de Richterschaal.

En in alle dorpjes waar we doorreden was dat nog duidelijk te zien. Niet alleen waren er van de verwoesting veel meer dan alleen maar sporen, ook de vuiligheid van de laatste jaren lag op straat en langs de wegen. Vele mensen zijn blijkbaar weggetrokken, waardoor er veel onopgeruimde leegstand is. Wat wel rechtstaat is echter schamel, en dat is in vele gevallen een rijkelijke beschrijving. Naakte armoede loert hier niet om de hoek, het staat in koeien van letters langs de straten geschreven – schrijnend.

Tambo Colorado heeft ook te lijden gehad van de beving: er zijn wat scheuren in de muren maar al bij al is het met deze gebouwen van de Inca’s beter vergaan dan met de modernere optrekjes in de provincie Pisco. Het werd een beetje voorgesteld als Pompeï, ruines met muurschilderingen, en de Andes in de achtergrond. Mijns inziens waren het dakloze ruïnes met hier en daar wat Incarood en okergeel aan de muren.

Het grote plein met het offeraltaar werd interactief opgeluisterd door de vertelkunst van de gids-archeoloog. Zijn betoog kwam erop neer dat het voor de maagdelijke dochters van edelen en bevelhebbers, een eer was om te mogen sterven voor de Opper-Inca. Trouwens, door op achttien hun intrek te nemen in het paleis, steeg deze meisjes hun levensverwachting, want vele gewone mensen stierven voor hun vijfentwintigste. Je moet maar chance hebben in ’t leven.

Na de middag arriveerden we in de hacienda, zo groot als Kapelle-op-den-Bos voor de fusie, 500 hectare. Naast de artisanale weverij, was het puur landbouw: druiven, asperges en citrusvruchten (de laatste twee uitsluitend voor Europa en de USA). Peru en Chili betwisten onder mekaar de Oscar voor de beste Pisco Sour, en dus was Peruviaanse Pisco de welkomstdrank in de tuinen van de grootgrondbezitter. Tegelijkertijd speelde er een orkestje wat Afrikaanse muziek.

Na een tiental minuten was er een dans optreden van een zestal jonge dames, voornamelijk zwarten. De heer des huizes legde uit dat er vroeger (voor 1850) vele slaven in Peru werkten en dat er in deze streek nog veel zwarten woonden. Gedurende de lunch werd onze tafel vereerd met het gezelschap van de gastvrouw. Ze hadden dit domein op twintig jaar herschapen van woestijn in een groene long, en haar man zou er graag meer tijd doorbrengen. Echter was hij door de week in Lima, want hij was ook Minister van Financiën. Spijtig toch wel.

Na de lunch kwamen de danseressen terug voor een encore. Dat werd besloten met een “danseressen nodigen uit” verlengstuk waarbij ik, als jeugdig deelnemer, uiteraard werd gevraagd. Ik weet niet welke dans mijn partner uitvoerde, doch zelf heb ik het bij Chubby Checker bewegingen gehouden (zonder pijnlijke en krakende rumba bewegingen). Dat gaf een goed resultaat want iedereen applaudisseerde. Het strafste is dat de cineast mee was op deze excursie en dat mijn seance is opgenomen. Mijn korte broek en rood-wit-gestreepte polo zullen zeker opvallen, maar met mijn zwarte sportsokjes hebben het uitzicht zeker verbrod.

Na bijna acht uur “uitstap”, in heet weer (36°C in de schaduw en de Inca nederzetting lag in de blakke zon!), was ik blij om terug “thuis” te zijn. Inmiddels is het elf uur, de mist komt opzetten (dat belooft) en morgen is het vroeg dag, in Lima.

Prinsendam, zondag 27 februari 2011

Lima, waren dat ook geen speelgoedtreinen?