Het lijkt erop alsof mijn vijfde zintuig, het gevoel, er enorm op vooruitgegaan is. Sommigen zullen dat zeker toejuichen! Anderen, de zwijgende meerderheid, zullen zich afvragen hoe supergevoelig ik dan wel moet geworden zijn. Welnu, héél gevoelig. Vannacht zouden we met stille trom vertrekken, om vier uur. Zeer rustig aan, beloofde de kapitein, want in en rond het Panama Kanaal is er nooit haast, tenminste als je op tijd bent. En dat weren we zeker.

En toch, en toch heeft dat trage, diepe en zachte gezoem van de motoren me gewekt. Om twintig na vijf kon ik het niet meer houden, dat jezelf altijd opnieuw wijsmaken dat je kunt en moet inslapen. Hoewel de lucht nog heel donker was, leek in mijn cabine tegelijk plots het licht aan te gaan, waarop ik buiten stapte. Op dat eigenste ogenblik passeerden we onder de “Bridge of the Americas”, het min of meer officiële begin van het kanaal, en daarnaast, bijna in het zenit, een zilveren Saturnus als stille getuige.

Over het kanaal ga ik niks vertellen wat je niet in Wikipedia kan lezen. De tocht doorheen het eerste stuk is indrukwekkend, vooral omdat er een aantal dingen zijn waaraan ik me niet had verwacht. Zelf kanaaljongen zijnde, zelf over de sasdeuren gelopen hebbende (in het vierde studiejaar,vandaar de archaïsche stijl), zelf te hebben gezien van hoe hoog naar hoe diep de boten zonken (in het oude sas van Kapelle een meter of twaalf denk ik) en behorend tot het ras van de ’s werelds grote sluizenbouwers (de Belgen), had ik zo de idee dat ik het allemaal wel al eens gezien zou gehad hebben.

Nederigheid siert de mens. Om te beginnen had ik nog nooit zoveel locomotieven op een rij gezien (op 2×2=4 rijen in feite). Dat die mastodonten vanop de kade de schepen voorttrokken en ze tegelijk met nauwkeurig manoeuvreren in het midden van de sluis hielden, door middel van een (computerondersteund?) trekkabelsysteem, was ook nieuw. Het meest verbazend vond ik dat die locomotieven – zij rijden op een tandradspoor, enkele meters verwijderend van de rand – nog nooit door een schip in het water waren gesleurd. Ongetwijfeld is daar hogere wiskunde of sterke lijm mee gemoeid, ook al dateert die van 1900.

Ik had evenmin ooit gezien hoe schepen van negentigduizend ton, en een veertigtal meter breed, in sluizen werden geleid met langs beide kanten een voetje overschot. Ik heb wel begrepen dat er soms eentje de muur kust, maar zelfs dat maakt er de krachttoer niet minder om. Tussen haakjes, het grootste schip dat door het kanaal kan is een panamax schip. Dat is nogal logisch, want daarom noemt het juist Pana-MAX. Voor de post-panamax schepen, die voorlopig nog rond Kaap Hoorn fietsen (zoals wij voor ons plezier hebben gedaan), worden er aan weerskanten van het kanaal nieuwe trajecten gebouwd, met nieuwe sluizen, die in 2015 zouden klaar zijn. Als ik het goed heb, werkt België daar zelfs aan mee.

Ik heb er niet mee gespot, nadat ik ze had gespot: de krokodillen waren eveneens van de partij, tenminste op het stuk voor het Gatun Meer. En het zijn geen kleine alligatortjes die langs de kant, tegen de rotsen, op de loer liggen. Het Gatun Meer is een verhaaltje op zich. Bij de constructie van het kanaal was dit het grootste kunstmatige meer van de wereld. Het is ontstaan nadat, via de zogenaamde “Culebra” doorsteek (hét engineering en explosie stuntwerk van de bouw), het water van de Pacific kon doorstromen tot in de bestaande bedding van de Rio Chagres (via wier bovenloop we gisteren bij de Embera Indianen zijn aanbeland). De indiaanse rivierbewoners werden “verhuisd” en die oude bedding is daarna een meer van vierhonderd vierkante kilometer geworden.

Eigenlijk is dit gebied overstroomd regenwoud geworden, en de eilanden zijn de hogere heuvels van voorheen. Het grootste van deze eilanden heeft, dixit de expert op de brug, meer boomspecies dan gans West-Europa samen. Dat is iets wat mij niet is opgevallen (sic). Wat me wel aansprak was dat de tocht over het meer een beetje een Amazonegevoel gaf: overal water en groene bomen, en altijd vogels. Het grote verschil was de kleur: in het Gatun Meer waren het variaties op groen, terwijl de Amazone variaties op bruin creëerde. Een flashback die op dit moment al geschiedenis is geworden.

Naast deze observaties zit ik nog met een hoop vragen. Bijvoorbeeld: ik heb de schepen enkel van Zuid naar Noord zien varen, ook al was elk van de drie sluizencomplexen een dubbele sluis, zodat één op kon gaan en één af. We zijn niemand tegengekomen, elkeen schoof gedwee in de zelfde richting naar zee. Een ander voorbeeld: hoe gaan kleine schepen en scheepjes door dit kanaal? Eénmaal per week? Waar ik ook mijn blik wendde, ik zag enkel grote schepen “on the move” (waarbij de Prinsendam met zijn kleine veertigduizend ton eerder een kleintje leek). En als je een zeilboot of een motorjachtje hebt, hoe word je dan beschermd tegen de wiegende massa’s naast je? Het zal allemaal wel opgelost zijn zeker? Tenslotte vraag ik me af hoe het met de mevrouw is die ze, in de eerste trap van de laatste sluizen van boord hebben gehaald en in een ambulance hebben weggebracht. Daarvoor heeft de sluis trouwens een klein half uur stil gelegen. Stilliggen kan dus ook!

In de Caribische Zee staat een verfrissende Atlantische wind. Het is gedaan met de zware warmte van dat evenaarsgebied langs de verkeerde kant van thuis! Ik ruik de Noordzee.

Prinsendam, maandag 7 maart 2011

De resterende dagen zijn op één hand te tellen