Blog Image

AAA - triple & cube

Amazonas Antarctica Acongagua

Diary of a Grand Voyage

Kaap Hoorn

nederlands Posted on 2011-02-16 04:02:07

Het is geen tocht voor mietjes, van Antarctica naar Kaap Hoorn. Het werd evenmin een spurtje zoals er in de (plaatselijke) media aangekondigd was.

De kapitein gaf aan dat we geluk hadden: de Drake Passage toont zich van zijn betere zijde, en voegde er schalks aan toe dat hij deze clemente condities nog niet vaak had meegemaakt. Het is maar hoe je ertegenaan kijkt en wat je verwachtingen zijn. Wat dat laatste betreft was de informatie betreffende de duur van het traject wel totale onzin: er stond geafficheerd dat we vanochtend om 8u Kaap Hoorn zouden bereiken. Om meer dan achthonderd kilometer af te leggen in zestien uur kwamen we, naar mijn bescheiden maar terechte mening, wat motoren en schroeven te kort, de tegenwind buiten beschouwing gelaten. Bleek vanmorgen dat vele mensen verrast waren … ze stonden om half acht al met hun fototoestel in aanslag op het voorplecht voor een “hoornig” kiekje! Binnen afzienbare tijd hoeven we niet meer tot 1 april te wachten, dan is het elke dag raak! Maar goed, men mag van de organisatie wel verwachten dat ze dit soort van informatie juist afficheren.

In dat verband is het me opgevallen dat, terwijl de service van het boordpersoneel van een buitengewone kwaliteit is, zwoel qua vriendelijkheid als nauwkeurigheid, lijkt de kwaliteit van het management een paar knoopjes minder te zijn. Misschien zijn de economische tijden nog steeds “te goed” en hangt de arrogantie van het makkelijke succes wat in de lucht. Dit is geen directe of specifieke kritiek die uitsluitend of voornamelijk is gericht op officieren aan boord van dit schip. Het vertolkt een gevoelen, namelijk dat de soms platte commercialiteit omgekeerd evenredig lijkt met wat ik “het ethos van het bedrijf” zou willen noemen, een ethos waarbij de klant enkel het voorwerp van de business is.

Het andere element aan zo een overtocht is “hoe je ertegenaan kijkt”. Welnu, als je denkt een makkelijke prooi voor zeeziekte te zijn, dan wordt je het op dit traject heel waarschijnlijk wel, zeer zeker als het zweven dubbel zolang duurt als aanvankelijk gedacht. Zoals gezegd, vindt de kapitein de condities vandaag een geschenk van God. Om dat even te kaderen: wind 50 km/h, uit het Noordwesten, golven van 2 à 3 meter, uitstekend zicht en een deining tot 6 meter (uit de Stille Oceaan waar de wind over meer dan tien duizend kilometer vrij spel heeft – de “furious fifties”).

Het venijn zit hem in de staart: de deining. Het varieert een beetje, maar ergens tussen de dertig seconden en de minuut (soms zelfs iets langer) ontmoet je “de grote lange golf”, waarbij het schip vooraan links opgetild wordt, en over de volle lengte “bokt”. Als je aan het stappen bent, kan je op een dergelijk moment best een zeemansbeentje bijsteken. Ik hoef wellicht niet te beklemtonen dat het af en toe écht raak is: als de gewone golf en de deining elkaar versterken (3+5=8), kun je er best voor zorgen dat de slokdarmsphinkter zijn taak naar behoren vervult. Dat alles om te zeggen dat er nogal wat mensen een kleurtje hebben, en dat de buffetten rijkelijk gevuld blijven..

Wat ik juist beschreven heb, dat zijn dus, in de ervaring van onze skipper, clemente condities. Hij heeft hier al heel andere dingen meegemaakt, onder meer dat men op volle kracht vooruit, toch ter plaatst trappelt. Met dat in het achterhoofd krijgen de verhalen die ik, voor mijn vertrek, heb gehoord over de exploratieschepen van 7 à 10 duizend ton, die vanuit Ushuaia of Punta Arenas met dertig passagiers naar Antarctica varen, een ander cachet. Ik begrijp nu best dat “iedereen een paar dagen groen uitslaat” en ook “hoeveel heb je er, los van het geld, voor over om Antarctica te bezoeken?” Als ik een laatste quote van de kapitein mag aanhalen: zeilboten, die zich, voor het avontuur, langs de kaap willen wagen (ipv via de Straat van Magellaan te reizen) kunnen er, in slechte omstandigheden, meer dan een maand over doen om Hoorn te “ronden”. Vanavond, tussen zeven en acht, zullen we die kaap voorbij varen. Fotografen present aan bakboord aub!

Omdat dit sowieso een komkommertraject is, kan ik kort uitwijden over mijn persoonlijke aanpak van zeeziekte, waarvoor ik, met dank aan een traditionele Antwerpse gifmengster, speciale suppo’s had gekregen (die komen er normaliter nooit terug uit, zo werd me verzekerd). In feite was ik in de tweede of derde nacht, toen we van de Bahamas naar Barbados vaarden, niet echt in mijn sas; vooral mijn maag had het wat lastiger dan gewoonlijk. Tussen haakjes, in tegenstelling tot de kunsten van mijn vader op dat vlak, is kotsen voor mij een uiterst zeldzame ervaring, en altijd een fysieke en psychische marteling geweest. Ook daarom heb ik me die nacht voorgenomen om te proberen het probleem “geestelijk” op te lossen.

De redenering erachter –voor zover die op dat ogenblik bewust was – stoelde op de assumptie dat er een kortsluiting was tussen twee hersenmappen, namelijk diegene die wordt aangemaakt op basis van de fysische en fysiologische gegevens die rechtstreeks uit het lichaam in onze primaire hersenen terechtkomen langs de ene kant, en diegene die we, ergens in onze (zogenaamd slimmere) cortex aanmaken over hoe we denken of ons voorstellen dat alles zich voordoet. Ge ziet het al: een wat zotterig, onsamenhangend verhaal, maar de praktijk was simpel: voél de golven en de beweging, kijk naar het plafond en wéét dat het meewiegt (zodat je denkt dat je je in een bewegend referentiekader bevindt) en laat verder alles “gewoon gebeuren”.

Meer serieuze praat kan ik er niet over kwijt behalve dat het gewerkt heeft, en nog werkt – zelfs als ik in de neus van het schip, zeer donker en niet luchtig, naar een projectie zit te kijken waarbij ineens alles, zonder voorafgaande waarschuwing, met een zwiep wordt opgetild om met een paar dubbele schokken terug op het water te vallen. Enfin, op die manier moet ik de suppo’s niet testen (want daar heb ik bijna een even grote hekel aan als aan kotsen).

Dat alles gezegd en verklaard zijnde, hebben we de tweede A achter ons gelaten. Ik realiseer me dat dit blitz bezoek alleen maar “een flits” was, niet meer, maar ook niet minder. Persoonlijk vind ik Antarctica in de eerste plaats blaken van onherbergzaamheid en dreiging: de idylle (bij zonneschijn en windstil) die het uitstraalt is verleidelijk en verleidend, maar ik ben vertrokken met de idee dat de gehele omgeving dodelijk is bij de kleinste onaandachtzaamheid. Uiteraard is die opinie niet uitsluitend gebaseerd op de zestig uur die ik in Antarctica – en dan alleen rond de slurf, het Graham Schiereiland – heb doorgebracht, maar ook door de verhalen en lezingen van twee ervaren poolreizigers aan boord, en door de impressies van de jeugdige en begeesterde Amerikaanse onderzoekers.

Ondertussen wacht ik (geduldig?) op de albatros die zou moeten “wieltje zuigen” aan onze achtersteven, en op de dolfijnen die meezwemmen in ons witblauwe zog en op de walvissen die overal in de ronde bovenkomen om lucht te happen, en om iets anders op te spuiten! Enkele andere “te verwachten monumenten” heb ik geklasseerd onder “voor een volgende keer”, zoals de tijgerrobben en de walrussen. Wat die laatsten betreft is er altijd een kans dat er morgen in Ushuaia, of overmorgen in Punta Arenas, aan wal russen staan.

Prinsendam, dinsdag 15 februari 2011

Op weg naar rustiger waters



Lemaire & Neumayer

nederlands Posted on 2011-02-15 02:14:54

Het is haast onmogelijk om de blog niet te beginnen met nog een ode aan de aangrijpende indrukwekkendheid van dit “unspoiled continent”, de echte “last frontier”, waar, naar verluidt, alles geregeld is om het in dezelfde zuivere staat te houden. In het grote verdrag staat zelfs dat niemand mag roken op de dekken van de bezoekende schepen! (Ik vraag me soms af waarom verdragen heel dikwijls zo dik zijn; dit licht alvast een tipje van de sluier op!)

Gelukkig kan ik op de methodes van Spinoza terugvallen om deze blog niet met “Antarctica” te beginnen – en eigenlijk toch wel! Dat is straf, denken jullie, maar dat was Spinoza ook, straf. Ik begin dus met gisteren. Gisteren is immers geëindigd met datgene waarmee we vandaag naadloos zijn begonnen: een diabolische storm. Natuurlijk zal de getrouwe lezer zich herinneren dat de wind en de sneeuw gisteren altijd om de hoek lagen te loeren (letterlijk en figuurlijk zelfs). Ik kan bevestigen dat de aardse furiën, vanaf een uur of zes, met open vizier én met grof geschut hebben aangevallen. De verdedigers vielen al snel als vliegen … Velen werd met opengesperde mond langs grachten en gaten gesignaleerd!

Inderdaad, tegen acht uur was de helft van de passagiers “niet goed”. Met welke overgave de rest uit dit maagdelijke vertigo avontuur is ontsnapt, daar kan ik zelfs niet naar beginnen raden. Vanmorgen was de ontbijtzaal opmerkelijk luchtig). Rond negen uur ’gisteravond waren de golven tussen de vier en de zes meter, met windstoten van 130 km/h. Als je, vanuit de eetzaal, die bonkende, gedrogeerde zee, op het dek en tegen de ruiten kamikazestreken ziet uithalen, heb je snel de neiging om je soep ineens uit te slurpen. Gelukkig had de kapitein in de late namiddag, zoals ik had aangegeven, beslist om de “straten” te verlaten en te kiezen voor de open, ijsloze oceaan. Het huilende onding heeft geraasd tot een uur of twee. Daarna ben ik van lieverlee in slaap gesukkeld. Het was een hele ervaring, ik ben geslaagd – minstens met vrucht.

Spinoza heeft, als ik het wat ongenuanceerd poneer, God en Natuur (evenals Ziel en Lichaam)verenigd door te stellen dat ze één en dezelfde zijn. Welnu, “diabolische storm” en “Antarctica” horen eigenlijk evenzeer bij mekaar. Antarctica is niet enkel blauw ijs en pakken sneeuw, kruipende vrieskou en snijdende wind, giganteske gletsjers en grillige ijsbergen; het is ook uiterst extreem weer, zowel in zijn veranderlijkheid als in zijn uitersten. Trouwens, vandaag hebben we ook een potje meteopoespas opgediend gekregen. En toen we deze namiddag terug noordwaarts kliefden, meldde de brug dat het Valentijnsbal, voorzien voor later vanavond, indien niet “in het water”, dan wel “in de golven” zou kunnen vallen.

Vanochtend om zes uur wreef ik de karige zandkorrels uit mijn ogen; we waren in de nabijheid van Palmer Station (in Antwerpen Zuid zeg maar) waar we Amerikaanse geleerden zouden ontmoeten die daar onderzoekswerk verrichten. De ochtendstond had geen goud in de mond, maar de zee was rustig geworden en de wolken hadden zich grijs, doch hoog teruggetrokken. Het weer zou gedurende de dag constant verbeteren (tot we de aftocht bliezen).

Om acht uur was er een presentatie gepland over wat de bezoekende heren (in de minderheid) en de dames zoal uitrichten op Palmer Station. De vijfendertig zomerse bewoners (slechts zestien in de winter) onderzoeken de voedselketting: van zeeroofdieren, over vogels (inclusief pinguïns) tot de kleinste planten en … speciale virussen die de planten helpen overleven! Ik heb ook begrepen dat de “Icefish” een vis is met wit in plaats van rood bloed (heeft geen hemoglobine en “wisselt stof anders dan anderen”).

Qua ontspanning spelen ze Nintendo, met de kaarten en … bowling, met pinguïns als kegels – over de ballen hebben ze niet gesproken! Tussen haakjes, de grootste basis op Antarctica is een Amerikaanse, in McMurdo Sound, waar “s zomers duizend honderd mensen huizen. Als laatste wetertje: tweemaal per jaar wordt de derde Amerikaanse basis, op de pool zelf, bevoorraadt met rupscamions: een tocht van 1000 mijl die 30 à 40 dagen duurt, zonder stoppen (behalve als het absoluut moet: nieuwe crevassen of onoverkomelijke blizzzards).

Al die kennis had ik om acht uur als immaterieel ontbijt genuttigd. Dat was juist op tijd voor het bezoek aan het “Lemaire Kanaal”. Voor wie het nog niet wist (zoals ikzelf), was Lemaire een Belgische ontdekkingsreiziger in Kongo. Zijn goeie vriend, Adrien de Gerlache, heeft hem geëerd door dit enge kanaal tussen het vasteland en een eiland naar hem te noemen. Het kanaal is een lange trechter, omgeven door mooie rotsformaties (met gletsjers, en pinguïns, en robben, …), met een snelle stroming van zuid naar noord, waarin redelijk wat dreigend-ogende ijsbergen tegen 8km/h naar hun vrijheid varen. Het engste stukje hebben we “voor een andere keer” gelaten, want het werd geblokkeerd door een stelletje onverschrokken macho’s met scherpe messen rondom hun middel.

Terwijl de zon volop begon te schijnen zijn we een Britse basis in het Neumayer Kanaal(of Baai) gaan bezoeken. Daar waren nog enkele honderden pinguïns te bewonderen maar het gros van de nieuwe lichting was reeds te water. De achterblijverkers werden door een hoop luie zeeleeuwen in de gaten gehouden. De pure geografie van dit gebied, en van de ganse kust, is werkelijk betoverend. En wat uiteindelijk niet uit te leggen, nog fotografisch te vertalen valt, is het ganse kader van driehonderdzestig graden waarin al de elementen altijd allemaal vertegenwoordigd zijn, tevens met voortdurend wisselende meteorologische fenomenen.

De derde en laatste dag in Antarctica was, al bij al, een aangenaam toeven, dat voorbij is gevlogen aan recordsnelheid. Er is wel nog veel werk aan de winkel. Immers, nu ik meer afweet van kleurentemperatuur (Remember Rio!?) – een variabele die er in dit gebeid een zottekensspel van maakt, richt ik mijn fotografie een beetje anders in. Het resultaat is oogstrelend (voorlopig enkel mijn gewillig oog!) maar vraagt veel “huiswerk” achteraf.

Vanavond heb ik uiteraard de heiige van de verliefden gevierd: voor de allereerste keer heb ik in mijn kamer gedineerd: Caesar Salad en Seared Salmon, plus een fles champagne, met twee glazen zodat ik alternatief aan het glas van mij en aan dat van Carine zal hebben kunnen gesipt hebben. De kelner keek wat vreemd toen hij me alleen en opgekleed zag staan, maar met twee dollar zakgeld zal hij geen vreemde verhalen gaan vertellen zeker? Bij nader toezien heb ik ook gemerkt dat ik mijn champagne “stopsel” heb meegebracht. Is dàt wel een voordeel? Santé.

Prinsendam, maandag 14 februari 2011

Van Antwerpen naar Hoorn – wij blijven in eigen buurt



Brabant en Anvers

nederlands Posted on 2011-02-14 03:04:49

Mensen die Frank of Sabine moeten gehoord hebben alvorens te gaan slapen, omdat ze tenminste een idee willen hebben omtrent het weer van morgen, blijven best uit Antarctica weg. Een simpele geest zal terecht opmerken: “ Natuurlijk, want Frank en Sabine kan je op de Zuidpool niet pakken”. Ook waar, maar dat zou m.i. nog georganiseerd kunnen worden. Het onoverkomelijke probleem is echter dat het weer in Antarctica per definitie onvoorspelbaar is. Zelfs van het éne uur op het andere is het o-n-v-o-o-r-s-p-e-l-b-a-a-r, vergelijkbaar met het hooggebergte maar nog wat instabieler.

Vandaag hebben we alles al gehad: om 6 uur bewolkt, droog en niet al te koud, om 8 uur mistig en kil, om 9 uur gingen de wolken wat hoger hangen. Dat was in de Cuverville Bay, met massa’s massieve gletsjers en Adélie pinguïns. Terwijl we die baai verlieten, stak er plots hevige wind op – in de “Straat van Gerlache”. Na een uurtje ging die even snel liggen en ons bezoek aan Paradise Bay verliep voorspoedig, de zon brak zelfs bijna … door de wolken. De baai was getooid met ruige rotsen met witgedrapeerde halssnoeren, suïcidale gletsjers, Gettoo pinguïns, robben en … mensen, zowel in twee “basissen” als op twee schepen (het soort waarin je snel ziek wordt). En daarna, terug in de straat genaamd naar de grote Antwerpse poolreiziger, brak de hel los. Na een kwartiertje mat men windstoten van 120km/h, en vlagen opgejaagde motsneeuw witten het zicht, gedragen door ziedend water

Omdat we vandaag niet op de “open zee” varen maar in zogenaamde straten en kanalen krijg je een andere indruk van ijsbergen. Het lijkt soms alsof je er niet echt rond kan varen. Wat dat betreft kan je ze trouwens toch niet allemaal vermijden en hoor je regelmatig de klap van een botsing weerklinken. Ik neem aan dat de kapitein zijn slachtoffers uitkiest, en niet omgekeerd. Af en toe – meer dan me lief is – beginnen ook de “boosters” te grommen, om een zwaai naar links of rechts te stimuleren, wellicht nadat de sonar een gevaarlijk “ijspaviljoen” heeft opgemerkt. Misschien zijn het niet altijd de “boosters” die dat lawaai produceren; ik kan me voorstellen dat ijs malen tussen de schroeven een gelijkaardig geluid maakt, als er maar geen pinguïns tussen hangen!?

Sonar maakt het verschil tussen Prinsendam en Titanic, tussen leven en sterven zeg maar. Ik heb me laten vertellen dat de sonar zelfs de richting en snelheid van omringende ijsschotsen en dito bergen berekent. Toen de wind vanmiddag honderduit rond mijn balkondeur huilde, ontwaarde ik aan stuurboord (dat is waar ik woon!) een grillige ijsberg (met zijn drietal meter hoog en tien breed niet direct een groot gevaar?). Het was een kristallen beeldhouwwerk in de vorm van een schommelpaard, met dik hoofd, smalle doorgezakte rug en breed gat, op zo een honderdtal meter afstand. Ik zag hem letterlijk draaien in de wind – bij de manen en de staart gegrepen, bij wijze van spreken – én tegelijk van richting en snelheid veranderen. Voor je gemoedsrust ben je zedelijk verplicht om ervan uit te gaan dat ze op de brug, met al hun gesofistikeerde technologie, goed weten waar ze mee bezig zijn, zoniet moet je permanent een cardioloog bij de hand hebben.

Het tegenvallend weer heeft er niets mee van doen, maar toch is dit een Belgische triomfdag! Op het schip is dat een goed bewaard geheim, vooral omdat de meeste passagiers niet erg beslagen zijn in aardrijkskunde, zeker niet in de franstalige administratieve aardrijkskunde van het Belgenland. Zelfs voor de Hollanders zal het allemaal niet evident zijn, want “Anvers” zegt enkel iets aan diegenen die écht wat Frans kennen. Eén op duizend, peetteitre.

Adrien de Gerlache, een Antwerpenaar uit een rijke familie (vanzelfsprekend, gezien zijn welluidende voor- en achternaam), heeft hier op het einde van de 19de eeuw belangrijk ontdekkingswerk verricht. Langsheen de ganse slurf van Antarctica (zogenaamd Graham Land) zijn de voornaamste passages en eilanden door Gerlache benoemd, hetzij naar Belgische provincies en steden, hetzij naar belangrijke, verongelukte of verdwenen compagnon-avonturiers. Zo ben ik dus vandaag langsheen Brabant Island en Anvers Island, die beiden de westelijke grens van de Gerlache Strait uitmaken, gevaren. Flandres Bay hebben we – letterlijk! – links laten liggen.

De hele namiddag is uiteindelijk in storm en wind en rook opgegaan. In feite zijn we uit de Gerlache straat als een dief in de nacht vertrokken. Gelukkig liggen er vele eilanden in de weg, zodat de golven niet de kans kregen om zich te organiseren! De storm heeft drie uur aan één stuk geraasd. Mijn kamer is intussen terug wat aan het opwarmen, zodat mijn hersenpan ook terug wat sneller werkt. Morgen zullen we alles weer klaar zien!

Nu – 19u52 – sneeuwt het redelijk vlijtig en de eolische goden laten zich evenmin onbetuigd. Het laatste nieuws van de brug was dat we in open water de nacht zouden doorbrengen en morgen bij het krieken van de dag – zonsopgang is om 5u12 – de exploratie zullen verder zetten. De walvissen die we vandaag niet hebben gezien, hebben toegezegd voor morgen, maar ik ga vanavond alvast naar een Antarctica film kijken, kwestie van wat zekerheid in te bouwen.

De groeten vanuit “Anvers” (65°S / 64°W)

Prinsendam, zondag 13 februari 2011

Komt de zon morgen bij Valentijn een kijkje nemen?

P.S. Voor diegenen die geïnteresseerd zijn om op Google Earth de basissen, die we vandaag hebben bezocht, op te zoeken, dat zijn: Brown 64°53’ S en 62°53’ W (Argentijns,) alsook Videla op 64° 49’ S en 62°52’ W (Chileens).



Groot IJs en Groter IJs

nederlands Posted on 2011-02-13 03:02:52

Na een sprintje van duizend kilometer lagen we om 5u vanmorgen pal voor de slurf van Elephant Island. Het is niet erg als die naam niet bekend in de oren klinkt Het verlaten en onherbergzaam oord ontleent zijn roem aan de heldendaden van Ernest Shackleton, een collega poolverkenner uit de tijd van Antwerpenaar Adrien de Gerlache. In 1915-16 raakte hun schip vastgevroren. Hij liet twintig man achter, vaarde met vijf man in een reddingsboot naar South Georgia en keerde, uiteraard na vele ontberingen, terug om de achtergelaten bemanning te redden. (De foto toont, rechts aan de rots, waar “de mannen” vijf maand hebben overleefd, van de visvangst en, wellicht, wat schietgebeden).

Bekend of niet, de ontmoeting was het vroege opstaan meer dan waard. Dat was te danken aan het schitterende poollandschap en dus vooral aan … het weer. Blijkbaar ligt dit eiland negentig procent van de tijd in de mist. Vandaag was de zon evenwel van de partij, in het prille begin wat aarzelend – ook mooi voor foto’s – maar gedurende de zuidelijke passage hebben we kunnen kieken dat het een lust was: bergen, baaien, ijsbergen, hanggletsjers en platte soortgenoten die zich over een breedte van tien kilometer in zee storten.

Na een uurtje was het terug rennen geblazen want om 13u hadden we afspraak bij het “Antartctic Sound”, aan de neus van de slurf van Antarctica zelf. Om de tijd te doden, en om mijn lichaam te verlevendigen, ben ik om acht uur gaan fitnessen. Het zal niemand verbazen dat het zwembad dicht en leeg was, maar in de plaats van allerlei loze zwemmers kreeg ik walvissen te zien. Achter het schip werd volop opgekomen, gespoten, (adem gehapt, veronderstel ik) en terug onder gedoken: een leuk schouwspel. Zo gaat de tijd op een crosstrainer snel voorbij.

In het enthousiasme van de vroege morgen was de bijtende kou een beetje aan mij voorbijgegaan, maar de wraak van de vriesman was zoet. De wind stond pal op mijn balkon, en het dubbele glas bleek weinig te helpen aangezien de wind gewoon door de talloze spleten blies. Volgens “de brug” was het 4°C maar volgens mijn kippenvel zaten we daar ver onder! Als kers op de ijstaart kregen we ook nog dichte mist.

Maar zie … rond de middag zag ik, letterlijk poolshoogte nemend, serieuze ijsklompen voorbijdrijven. We waren bijna op de afspraak toegekomen. En nog straffer, de mist trok op en de zon kwam er helemaal door. Het is moeilijk te beschrijven wat er zich in en rond dat staalkoude water afspeelt: de oevers en klippen, de ijsbergen, de vogels, de waterkiekens, de stilte ook.

Ik neem aan dat het schip over zeer goede sonar apparatuur beschikt want aanvankelijk gingen we tegen dertig kilometer per uur door het ijsbergveld. Als ik ijsberg zeg, bedoel ik minstens 40 meter hoog en 200 meter breed – minstens, want sommigen zijn zéér véél breder, pure mastodonten. De eerste paar mijl is het een beetje verontrustend want soms lijkt het een dodenkerkhof met enorme zerken overal waar je kijkt – een ijseren gordijn, zeg maar – maar de huiveringwekkende sprong naar een kerkhof van doders is, in gedachten, snel gemaakt.

Op de kleinere drijvende brokken zitten veelal pinguïns, solo’s en groepies, meestal jonge dieren die juist hebben leren zwemmen (want de mama’s en papa’s moeten nog wat vervellen aan de wal). Op de oevers zitten duizenden van die witzwarte vogels. Op deze plek broeden de Adélie pinguïns. Tussen haakjes, bij pinguïns kun je altijd weten op ze naar je toekomen of van je weggaan: in het laatste geval is alles zwart, in het eerste is alles wit. Meestal liggen de zeeleeuwen of robben op dezelfde oevers te luieren, tot ze honger krijgen. Als ze zich even concentreren dan is die honger snel gestild, zegt onze expert. En de roofvogels cirkelen tot er een frigootje uitschuift of van een rots valt. Oog om oog – over tanden weet ik eigenlijk niet zoveel.

Wij zijn helemaal tot Esperanza Bay gevaren; op het einde leek het een mijnenveld met alle maten en gewichten van ijsklompen. In deze “Baai van de Hoop” bevindt zich een Argentijnse permanente basis. Mensen, pinguïns, robben en dies meer lopen daar gewoon een beetje door mekaar, met de vaten benzine en diesel wat verderop, en de rode huizen en de school ertussenin. Op die basis wonen enkel gezinnen, met kinderen. Voor de “petite histoire”: de eerste mens van Antarctica is hier geboren op 7 januari 1978. Hij woont er nog steeds. De zon heeft geschenen tot we rechtsomkeer moesten maken, rond vier uur in de namiddag.

Rond zonsondergang wou de skipper bij Deception Island aankomen. Het is voorlopig bij de “Ontgoocheling” gebleven. We waren al aan de soep en de patatten toen het eiland in zicht kwam, maar het zicht was reeds een tijdje aan het slechter worden, zodat we enkel een donkere, gekromde muur zagen opdoemen. Wij kruisen de vingers dat het weer morgen terug mee zit zodat we in deze (oude) krater kunnen rondvaren … zonder ijsbergen (neem ik aan). Maar dat lees je morgen, als internet werkt.

Prinsendam, zaterdag 12 februari 2011

Met draaiende motor voor anker bij de ingang van “Deception Island”



Antarctic Atlantic

nederlands Posted on 2011-02-12 02:31:03

Na het zoeterige “What a difference a day makes” van gisteren, zou ik dit stukje kunnen laten beginnen met Elvis Presley’s rockerige “What a Night”: inderdaad, het was een nacht vol rock & roll. Toen we om 19u in Port Stanley vertrokken, met een wind die tekenen van vermoeidheid had gegeven, bleek een “zware deining” het heft in handen te hebben genomen, en tegen de tijd dat het diner verorberd was, moesten we onze zeemansbenen vanonder tafel halen.

Het eerste deel van de nacht was lang en onaangenaam. Het schip rolde van links naar rechts, en terug (uiteraard!), op een quasiregelmatig ritme, af en toe onderbroken door een hobbelsprong naar linksvoor, of naar rechtsachter. Hoewel mijn maag van zulk gedoe al een keer meer “keert” dan van in mijn fauteuil te zitten, had ik er eigenlijk geen last van. Waar ik wel last van had was van het klappen van een deur, kast of schuif. Bij elke bokkensprong – om het kwartier of zo? – schrok ik dus half wakker.

Om het uur werd het me teveel en stond ik op om de lawaaimaker te vinden. Het is niet evident om – in de nacht, alléén – al de deuren in het oog te houden, over de oorzaak van het geklop na te denken en tegelijkertijd te wachten op de volgende, onaangekondigde bokkensprong. De kleerkast, die een magnetisch slot heeft, kon het niet zijn, want die had ik al vroeg vast ge-velcrood. Een schuif van de nachttafel had ik geblokkeerd met een “Welkomboekje van de Kapitein”, en die van de schrijftafel had ik met mijn rubberen schouderrekker vastgesjord. Om half vier was ik al drie keer verdwaasd en nukkig wakker gemaakt, en toen ging het licht branden, in mijn bovenkamer wel te verstaan!

Ze zeggen dat geld niet gelukkig maakt. Ik kan dat opnieuw ten volle beamen. Opeens wist ik het, het was de brandkastdeur! In mijn slaap had de klank me plots bekend in de oren geklonken: een doffe “bonk, bonk”. Het kastje is zo een typisch hotelgeval met nummerslot. Ze staat in de kleerkast vast gemonteerd, zodat ik ze bij mijn vorige inspectierondes niet had opgemerkt. Mijn onderbewuste had echter goed gehoord, het metalen deurtje had lustig hangen klapperen. Om mij op iets te wreken, en er was toch niks speciaals te doen vandaag, ben ik blijven liggen tot negen uur. Nah!

Het is nu vijf uur in de middag en de dikke, lange en hoge (3meter) golven de ganse dag zijn gebleven. Een dichte advectiemist heeft intussen de horizon ingepalmd, zodat alle oriëntatie letterlijk zoek is. Het geeft het gevoel van constant op een “kakkewalk” of een “montainrus” te zitten. Dat zijn woorden uit mijn prille jeugd die men op de kermis van (respectievelijk) Antwerpen en Brussel kon horen. Vandaag zouden ze het een “roller coaster” of een roetsjbaan noemen. “Kakkewalk” heeft geen fecale connotaties, maar verwijst wellicht naar “cakewalk”, waarbij men zich het zompig en ongecontroleerd stappen op een sponzige en verende ondergrond moet voorstellen. “Montainrus”, daarentegen, heb ik door een Brusselaar eens horen uitleggen als “Montagne Russe”, maar ik geloof dat het meer te maken heeft met “Mountain Rush”. Dat was de naam van één van de eerste “roller coasters” in de USA, allemaal lang geleden.

Meer valt er over vandaag echt niet te zeggen. Ik heb trouwens stellig de indruk dat ik al te veel heb gezegd. Vanavond is er sterrenwacht, onder begeleiding van één van de dekofficieren — als het weer het toelaat! Wie weet? Morgen bij zonsopgang (om 5u) arriveren we bij Elephant Island, berucht wegens de heldendaden van Shackleton bij zijn laatnegentiende-eeuwse ontdekkingsreizen. Vanaf dan kunnen we albatrossen in ons spoor verwachten.

Prinsendam, vrijdag 11 februari 2011

Het wachten duurt lang, en de radiostilte maakt het niet makkelijker

P.S. Foto’s zijn er niet en communicatie ook niet. Uitgesteld is niet verloren!



Falklands, maar niet voor iedereen

nederlands Posted on 2011-02-12 02:25:55

What a difference a day makes. Deze dag begon in een koude soep. In het top restaurant (nvdr: dit is het hoogste restaurant, op dek nr. 11, en zegt niks over gastronomie), waar het het nogal tochtig kan zijn, liepen de meeste kelners met muts en overjasje. Aangezien ze allemaal Filipino’s en Indonesiërs zijn, fungeren ze ook als thermometer. Ik heb dan maar mijn lange broek, een truitje met lange mouwen én een mijn enige “interlock” onderhemdje aangetrokken.

Niet alleen was het koud, er stond ook veel wind. Volgens de “Cruise Director” – dat is de kapitein van de ontspanning – waren er geen andere zeekapiteins in staat om dit schip in deze wateren onder deze omstandigheden voor anker te krijgen. Wij lagen een vijftal kilometer uit de kust en konden de contouren van Port Stanley, redelijk kleurloos, ontwaren: een smalle strook huizen, een laag of vijf hoog op een steile helling, helemaal rond de baai gegordeld. De “tender operatie” werd aangekondigd als “uitdagend” [challenging] zodat iedereen werd uitgenodigd om geduld te hebben. Aangezien tijd hier geen probleem vormt, is geduld meestal voorradig.

Waarom iemand ooit voor deze eilanden – geen olie, geen mineralen, geen landbouw – heeft willen vechten, dat mag Joost weten. De Falklands, omzeggens even groot als Vlaanderen en bijna drie duizend inwoners, zijn in feite slechts een hoop rotsen die per ongeluk boven de oceaan uitsteken. Een aantal pinguïns heben dat ook gemerkt; zij huizen er in de zomer om te paren, te broeden en, zo nodig, te vervellen. Dat is het ganse verhaal. Daarvoor zijn in 1982 nog eens een dozijn Engelsen en een paar honderd Argentijnen gestorven. We noemen het “gesneuveld”, alsof dat de dood van die jonge gasten waardevoller maakt.

Maar goed, wij waren hier voor de pinguïns. Er logeren vier soorten op de Falklands: Koning, Magellaan, Gentoo en Rotspinguïns. Blijkbaar hadden de Magellaan pinguïns dit jaar geen grondlasten betaald en zijn ze dus afwezig. Mijn tocht ging naar de Gentoo’s en de King’s. IJsland’s binnenland heeft wat weg van de Falklands maar is véél beschaafder. Hier zijn de “pistes” gewoon sporen waarvoor je Indianen nodig hebt om ze te lezen. Met twee Land Rover Defenders kropen we over berg en dal, langs wat parelwitte stranden (en helder, turkoois water), en doorheen weiden vol met onkruid (dat allemaal een indrukwekkende naam heeft).

Na vijftien minuten varen en dertig minuten schokkeren waren we er: in de kolonie, Sparrow Cove genaamd. Een groot, groen begrast atrium, tussen twee heuvelruggen, deinde er, zachtjes zakkend, uit naar zee. Het laatste paar kilometer langs de oceaankant waren gekoloniseerd door duizenden pinguïns. Het paren en broeden was begonnen in september. De meeste baby pinguïns liepen al vlijtig rond, sommigen als zwemklare exemplaren, anderen moesten nog wat ei-dons van hun rug en buik laten “wegwindvliegen”. Er lagen ook vele karkassen, in alle staten (variërend van juist dood gegaan tot bijna kaalgevreten) overal verspreid. Blijkbaar hebben de pinguïns Darwin gelezen: ze leggen meestal twee eieren maar beslissen snel na het uitbroeden welke telg de sterkste is, en ze laten de zwakste voor dood achter, letterlijk en figuurlijk.

De twee maand oude jongen zijn guitige bengeltjes, en zeer nieuwsgierig. Onze groep telde twaalf man, en de Gentoo’s kwamen in drommen naar ons toe, kwakend, keuvelend en snuffelend. In de komende weken gingen hun mama’s en papa’s hen nog leren zwemmen en dan … stonden ze op eigen poten. Elk gaat dan, in groep weliswaar, zijn eigen weg. Het is niet direct het model van een verzorgingsmaatschappij.

Toen ik terug in de haven arriveerde, lagen er twee tenders aangemeerd. Dat was wat vreemd want die dingen moeten “shuttelen”. Bleek dat de ganse “shuttle operatie”, tot nader order gestaakt was. De wind blies inmiddels hard uit het noorden tegen “55 knots”. Dat is, in onze munt, 55×1.853 (=99) kilometer per uur. Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om anderhalf uur door de hoofdstad te laveren. De” stad” is een dorp van twee duizend inwoners: één hotel, één postkantoor mét filatelie afdeling, één bank, twee kerken, één kerkhof … Lang verhaal, en eentonig. Ook nog een legioen van vijftienhonderd Britse soldaten.

Na mijn folkloristische kennismaking – de wind was een beetje in kracht verminderd – had men beslist om het vervoer naar het schip nog eens te proberen. [Eens terug bij de moeder – want daar ben ik tenslotte wel geraakt, vernam ik dat men vanaf 13 uur reeds de uitgaande tenders, uit voorzorg, had geschrapt. Het geduld van sommigen was niet beloond geworden!]. Met tachtig man zaten we in dat doosje, zonder kiel. Specialisten suggereerden dat die blikken dozen zonder kiel wel eens konden omkiepen!

Mijn reputatie als zeiler en als ruiter is onbesproken. Dat is voornamelijk te danken aan het feit dat ik nog niet op een zeilboot, noch op een paard betrapt ben geweest. Zonder overdrijving mag ik melden dat ik vanmiddag in beide disciplines gedoopt ben. De tocht met de “tender” terug naar de Prinsendam was wellicht niet écht gevaarlijk, maar zeker avontuurlijk: een bokkende colt. Bij elke windstoot, of als we wat schuin op de golven lagen, gutste het water binnen langs elke opening. Op dat moment zie je dan ook dat er veel meer gaten in die boot zijn dan je ooit voor mogelijk had gehouden! Einde goed al goed …

Intussen is iedereen terug behouden aan boord geraakt en staan de stevenen pal zuid gericht. Morgen overbruggen we het liquide hiaat tussen de harde rots van de Malvinas en het vaste water van Antarctica. Dat liquide hiaat heeft een reputatie hoog te houden. Deze oversteek is niet even gevreesd als de terugtocht naar Kaap Hoorn, maar scoort eveneens hoog in de Goebbels-lijsten. Ik houd alles vast, vooral mijn hart!

Prinsendam, donderdag 10 februari 2011

Bijna in Antarctische wateren – maar toch al opgezweept! (de wateren)



In Duikvlucht naar de Falklands

nederlands Posted on 2011-02-10 03:28:55

Tik, tik, tik. Het is acht uur. Het weerbericht voor Prinsendam Eiland. Temperatuur 16°C, stijve bries 6, golven tot 3meter. De luchtdruk bedraagt 1018mb. Het is bewolkt tot betrokken, met af en toe regen en mist. Zicht varieert, van 10 kilometer bij opklaringen tot 500m in de neerslagzones.

Welkom op 45°S en 56°W, in niemandsland – in feite is het niemandswater. De dag kondigde zich nochtans schitterend aan, vanmorgen om half vijf. Omdat mijn wakkere aanwezigheid gewenst was bij pitstopactiviteiten, was ik vroeg te been – met de bedoeling om zo snel mogelijk terug horizontaal te gaan. Dat was buiten de waard (ige sterren) gerekend.

Waardig? Majestueus was de hemel, tot aan de horizon afstekend tegen de aardedonkere zee. Zelfs met een klare en werkende geest is de zuidelijke sterrenhemel voor mij nog steeds een gesloten boek, maar het is niet omdat men de letters niet kan lezen dat het geen schitterende foto’s kunnen zijn. (Zo werd Playboy vroeger immers ook “aan de man” gebracht, hoewel ikzelf enkel geïnteresseerd was in de artikels). Dit nachtelijk uitspansel was een poëtisch schilderij, met gratis Melkweg wolken inbegrepen. Vanaf nu zal ik moeten plannen om wat beter voorbereid omhoog te kijken, waarbij “goed wakker” en “verrekijker” twee attributen zijn die niet mogen ontbreken. Ik zal vandaag alvast mijn voorafgedrukte (goed begonnen is half gewonnen!) sterrenkaart voor Port Stanley eens bekijken zodat ik wat zinnige dingen kan melden bij mijn volgende kijkgelegenheid!

Het was een productieve dag, zelfs Conatus is er beter van geworden. De weersvoorspellers, waar ze ook mogen zitten, zijn in het wat lagere Zuiden even betrouwbaar als in het wat hogere Noorden. De namiddag was, voor de gemiddelde oceaantoerist, een meteorologische droomwereld. Gewoon schitterend weer, en varen als op een glad meer. De stijve bries was, als bij wonder, tot een zuchtje verworden. Wij stevenden op maximum snelheid (iets minder dan 40km/h) af naar de Falklands. Buiten, in de zon, steeg er een zacht geplens van gespleten water op uit de wiegende golfjes, waarop je alle soorten van muziek kon neuriën (op een trage vier vierdemaat wel te verstaan). Aangezien het lange liedjes werden was ik deels roodverbrand voor ik er erg in had.

Dat verhitte vel zal in de komende dagen alleszins wat rust krijgen. Voor morgen voorspellen de lokale Frank&Sabine een middagtemperatuur van 11°C, bewolkt en kans op mistbanken. Ik heb, in zichtbare tegenstelling tot sommige medepassagiers, mijn winterkleding nog niet uit mijn valies opgediept. ’t Is toch niet de bedoeling dat we de pinguïns de schrik op het lijf jagen! We zien het wel, morgenvroeg, in Port Stanley.

Prinsendam, woensdag 9 februari 2011

De i-satelliet lijkt even betrouwbaar te worden als elektriciteit in Afghanistan

P.S. Van ervaringsdeskundigen heb ik begrepen dat de communicatie in de volgende vijf dagen problematisch kan worden. Ook dat zien we dan wel, overmorgen ….



Een dagje laatzomerse Noordzee

nederlands Posted on 2011-02-09 03:35:40

Op het ogenblik dat enkele omgevingsfactoren voor een levend lichaam terug “normaal” worden, reageert het direct. Zo ook het mijne: vannacht was het, eindelijk, echt koel geworden en de wind woei die aangename koelte naar binnen. Dus heb ik, eindelijk, nog eens acht uur geslapen. Het zeewater had zich ook in een ander kleedje gestoken, het bruin-modderig spul van de Rio de la Plata inwisselend voor een grijsgroen pakje, met witte franjes wel te verstaan.

Uiteraard valt er niet al te veel te vertellen over deze luie “dag op zee”. In de voormiddag bleef het grijs, maar in de namiddag kwamen er flarden van blauwe lucht, en warme zon. In mijn short op het balkon was het net een dagje aan de Noordzee: 20°C, aangenaam – uit de wind, met wat blauwe golven die zich redelijk gedeisd hielden. Voor de doorwinterde Belg ontbrak er enkel een breed, lichtglooiend strand. Dat het écht Belgische omstandigheden waren, bleek om een uur of vijf: dunne, schrale, middelhoge wolken dreven binnen (of wij dreven onder hen, wie zal het zeggen?) en de temperatuur zakte met een vijftal graden – tijd om naar binnen te gaan!

Voor het overige was het “nihil nove sub sole”, behalve wat veranderingen aan onze tafel. De gemiddelde leeftijd is op één avond met 7 jaar omhoog gegaan. Omdat de dochter van een Canadese dame, die ons in Manaus vervoegd had, in Buenos Aires is vertrokken, kregen we een nieuwe tafelgezel cadeau. Een New Yorker, met een groot b.kk.s natuurlijk, niettegenstaande hij 81 jaar oud is. Ach, hij valt wel mee; het bakkes refereert vooral naar het typische (maar niet makkelijk wennende) NY’se “in your face” gedrag. Zo wou hij bijvoorbeeld direct weten wat ieder aan tafel als achtergrond had (beroep, ervaring, nationaliteit, kinderen, …). Aangezien hij een juffrouw van 39 vervangt, wordt er gemiddeld zeven jaar “ervaring” toegevoegd.

Inmiddels is de mama van de jongere dame wel ernstig ziek en, sinds gisteren, niet meer op het avondeten. Hoewel we haar slechts dertig dagen kennen is “de tafel” bezorgd over, en in de weer voor deze frêle, doch lieve madame uit Vancouver. Vanmorgen maakte ze 39.5°C koorts en vertoonde ze duidelijke symptomen van dehydratie. Vanavond is “onze tweede jongste”, een vrouwelijke Amerikaanse kolonel-op-rust, poolshoogte gaan nemen; bleek dat de toestand absoluut niet verbeterd was, maar eveneens dat de medische staf van het schip helemaal niet langs was geweest! Onbegrijpelijk vind ik dat. Enfin, we hebben dan een delegatie naar de “front desk” gestuurd – hogergenoemde kolonel samen met onze chirurg-op-rust – om ervoor te zorgen dat de zieke serieus verzorgd zou worden.

Daarbij ga ik het laten voor vandaag. Als sfeerschepper van “La Boca” heb ik een winkelgeveltje ingesloten, gewoon voor de kleur want binnenkort is het voornamelijk nog zwart, wit en grijs.

Prinsendam, dinsdag 8 februari 2011

Antarctica nadert met rasse …..?



Ciao Buenos Aires

nederlands Posted on 2011-02-08 12:54:24

Zo gaat dat hier: ciao, en niet “Hasta la vista” of “Vaya con Díos”. Italië leeft in deze stad. Ten andere kan je er de Italianen meteen uitpikken als ze Spaans spreken: hun neusholte en hun keelgat zijn voor het Argentijns te eng geschapen. Ondertussen is de ganse Middellandse Zee afgezakt naar deze contreien; de laatste golf waren Roemenen, maar al de anderen, inclusief Libanezen en Armeniërs, zijn eveneens stevig vertegenwoordigd. Van multiculturalisme hebben ze hier geen kaas gegeten – misschien zelfs nooit begrepen, maar wat ze wel hebben bereikt is de vrede tussen de gemeenschappen te bevorderen. Iedereen spreekt gewoon Argentijns, een levende taal, en een taal van levenden.

Vele uren voor we vandaag aan het vaarwel toekwamen, kwam de zon, opnieuw, uit haar bed na mij, met het verschil dat haar gordijnen de ganse dag dicht bleven en die van mij niet. Die gordijnen maakten niet veel verschil, want het waren uitsluitend de containers die mijn ochtendglorie blind aanstaarden. Tussen haakjes, aan diegenen die zich een idyllische voorstelling maken van een cruiseschip in een grote (industriële) haven, zeg ik onomwonden: vergeet het! Wij liggen gewoon aan een vuil, lawaaierig, stinkend dok waar bussen overdag af en aan rijden om ons, laverend tussen lam metaal, kreunende kranen en veelkleurig vuil naar een spiksplinternieuwe passagiersterminal te brengen. De terminal mag er zijn: gratis internet, ruim opgevat en mooi geschilderd, met vriendelijke douane en voldoende zuurstof – zuurstof in één woord!

Aan de andere kant van die terminal wachtten vanmorgen, om acht uur, de fietsen. Dat is geen vergissing: fietsen doorheen Buenos Aires was de uitdaging van de dag. Tussen haakjes, de fietsen op zich waren al een uitdaging. Als ik er een sexy merk zou moeten opplakken zou ik “DelDente” kiezen. In het Vlaams wordt dat “Aftands”, maar dat klinkt niet zo goed. Omdat ze twee werkende remmen hadden, en ook een “pion libre”, waren ze adequaat, tenminste voor een Flandrien. Enkele Amerikanen waren een andere mening toegedaan. De bel kwam meestal niet boven het straatlawaai uit maar als je altijd zorgt dat de automobilisten je ZIEN, hieven ze je niet te HOREN. Dat was nog iets waar de Amerikanen – meer begaan met sterven dan met leven – geen oren naar hadden.

De tocht was vol verrassingen. Buenos Aires heeft, zoals dat hoort, vele gezichten en ik zou er een drietal ontdekken die gisteren helemaal onzichtbaar waren gebleven. De route leidde naar het zuiden, langs de Rio de la Plata, de Zilverrivier. In het voorbijgaan weze opgemerkt dat de originele ontdekkers (Mendoza & Co.) zich deerlijk vergist hebben: er is nooit zilver gevonden. Trouwens, de rivier is even modderig bruin als de Amazone, wegens het sediment dat van gelijkaardige bergen en via gelijkaardige wouden getransporteerd wordt, net als bij de grote broer. Ander detail is dat we het water van de Rio de la Plata niet hebben gezien, enkel de moerassen waaruit het goor uitziende goedje reeds weggetrokken was.

Drie totaal verschillende buurten verdwenen onder onze wielen. Eerst was er Porto Madero. Een oude stadswijk die momenteel helemaal gerenoveerd wordt, vergelijkbaar met wat in oude Belgische stadswijken, in Antwerpen, Gent en Leuven bijvoorbeeld, gebeurd. Een mengeling van mooie residentiële laagbouw met commerciële benedenverdiepingen (vooral restaurants, bars en luxe winkels), langs de oude havendokken. “Gewone Argentijnen” – zelfs gewone “Porteños”, de naam voor autochtone Buenos Aire-janen, kunnen dit niet betalen. Het is wel mooi en aangenaam toeven – ook bij de brug die, hoe kon het anders, een vooroverleunende man uitbeeldt die zijn armen (de stalen hangkabels) uitsteekt naar de in een boog (over zijn knie?) liggende dame: officieel noemt dit de “Puente de la Mujer”, maar iedereen noemt ze de Tangobrug!

Van daaruit laveerden we naar “La Boca”, in het Zuiden. Op deze plek is Buenos Aires in 1536 gesticht, door bovengenoemde Mendoza. De beroemdste boreling van La Boca is … juist, Maradonna. Met het centrum van de stad is er geen vergelijking mogelijk: dit is een arme, maar uiterlijk ook uitbundige buurt. Omdat het niet overal “ongevaarlijk” was, heb ik enkel in de “betere” straten rond gestapt. Het doet denken aan de Jordaan in Amsterdam, misschien aan de oude Marollen in Brussel. Als ik in het centrum al zeer goed mijn oren moet spitsen om te horen wat ze zeggen, is dat in deze buurt onbegonnen werk. Zelfs het nummer van de trui van Messi (djèisjjj) vraagt wat verbeeldingsvermogen. Maar ze willen het allemaal wel vijf keer opnieuw herhalen, met de glimlach.

Voor de voetbalvrienden wil ik er toch aan toevoegen dat ik ook het stadion van Boca Juniors (waar Maradonna speelde) heb bezocht. Het zal mijn spel in de komende maand zeker niet slecht beïnvloeden. Ten andere, in de ganse “La Boca” buurt staat het stadion en/of de spelers op elke gevel geschilderd. Kultuur met een grote K, evenzeer als Tchaikowsky of Baudelaire, of, voor de puristen, evenmin als Rubens en Sint Niklaas. Hier is de tango geboren, bij de vele haantjes die moesten vechten voor de weinige poelekens!

Van “La Boca” hobbelden we naar San Telmo, eveneens eeuwen oud. Dit was via een lange kinderkoppekensstraat, bergop. Wat de Kloosterstraat van Geraardsbergen heeft aan steilheid miste deze klim zeker, maar wat deze Avenida had aan langsscherende bussen en taxi’s mist de Kloosterstraat eveneens. Voor de meerderheid van mijn medereizigers was dit, zo bleek achteraf, een hallucinant stukje! Natuurlijk, in plaats van dicht bij het midden van de straat te rijden – wat macho, maar duidelijk in de weg van de aanstormende auto’s! – reden ze extreem rechts, wat de Porteños in de waan liet dat ze er langs konden scheren: bijwijlen een spektakelstukje met wat gevloek en minstens één naar adem happende dame. Het centrale plein met de obligate buurtkerk is de lokale versie van de Brussels Zavel: artistiek, gezellig, schaduwrijk, en bemiddeld. Buenos Aires heeft inderdaad vele gezichten.

Na meer dan drie uur fietsen was de cirkel (een ovaal in dit geval) rond. En na een dikverdiende spaghetti-pomodori heb ik me “afgekapt”. Die siësta heeft geduurd van één tot vier. Misschien had ik dat nog wat langer getrokken, ware het niet dat de universele luidsprekers iedereen opriepen voor een “Abandon Ship” training. Op die dril moest ik terug onder “reddingssloep nr. 3” postvatten, samen met een kleine honderd passagiers. De kapitein probeerde nogmaals uit te leggen – vanop de brug natuurlijk! – dat we allemaal makkelijk in die boten zouden geraken, maar voegde eraan toe dat de situatie zich waarschijnlijk niet zou voordoen. Met al dat ijs weet je echter maar nooit …!

Vannacht kan mijn deur terug open blijven, en de stille, gezonde lucht naar binnen stromen. En morgen is het een dag “At Sea”, de eerste van twee exemplaren. Uitslapen misschien?

Prinsendam, zondag 6 februari 2011

De tweede A komt er aan, als de weergoden meewillen!



Buenos Días Buenos Aires

nederlands Posted on 2011-02-07 03:30:39

Zelfs voor een doorwinterde Nerviër was het fris deze morgen. Het is de eerste keer dat het binnen warmer is dan buiten. Er woei een onaangename zuidenwind (waar het koud is op dit halfrond) en in korte mouwen, en korte pijpen, ontbijten op het achterplecht leidde bijna tot klappertanden. Dat heeft het voordeel dat je automatisch beter kauwt, wat mijn maag extra werk bespaarde, en wat zondagse rust bezorgde. De één zijn brood is …

Fitness om zeven uur ’s morgens is niet mijn eerste keuze, maar als je toch wakker bent en daarenboven de rest van de dag een druk programma hebt, dan geeft het een aangenaam gevoel, vooral als het voorbij is!

Als Rio een wereldstad is om zijn natuurlijke pracht, dan valt Buenos Aires dezelfde eer te beurt wegens zijn architecturale klasse. Waar “men” het geld verdiend heeft om de ontelbare schitterende gebouwen, monumenten en tuinen neer te poten, en te blijven onderhouden en opsmukken, kan ik niet beginnen raden. Zelfs een metro ligt er hier sinds 1913. Het land zelf is in de laatste veertig jaar een paar keer quasi-failliet gegaan (en wankelt financieel opnieuw), maar er zijn blijkbaar genoeg investeerders om het patrimonium te verfraaien en om moderne staalglazen wolkenkrabbers de blauwe hemel in te jagen.

Een paar anekdotes van de dag waren wel merkwaardig. De stichter van Buenos Aires had 102 kinderen. Als je succesvol een stad wil lanceren is dat een grote stap voorwaarts! Op de Plaza de Mayo, bij het presidentieel paleis, staan al veertig jaar lang moeders (en hun afstammelingen) met protest plakkaten in verband met de “desaparecidos” van het militair bewind. Iets minder lang, maar toch niet slecht, hangt er een continu bemand spandoek met de boodschap “de Malvinas behoren tot Argentinië. Vergeet onze gesneuvelden niet”. Tot slot, gaf de gids ons mee dat “hondenpoep op straat één van de grote problemen was in de stad”. Twee Amerikaanse reisgenoten hebben dat vervolgens daad-werkelijk bevestigd, tot groot ongenoegen van de andere passagiers in de bus.

Vanavond stond er tango op het programma. Alvorens daarover uit te wijden, even meegeven dat tango géén Argentijnse traditie is. Tango is een dans van Buenos Aires, en van Montevideo. De rest van het land heeft verscheidene en totaal andere folkloristische tradities. Ter informatie, na het genieten van de wervelende show kan ik bevestigen dat ik de tango waarschijnlijk onder de knie heb, maar zeer zeker onder de “kn…oessel”! Hoe dan ook, boven de knie bak ik er niks van! De snelheid en nauwkeurigheid waarmee de tien dansers stap-, beenzwaai-, sleep- en glijbewegeningen uitvoeren is onvoorstelbaar (en, zonder flits, op de gevoelige plaat niet wast te leggen.) Een sensueel genot voor oog en oor.

Want .. dit alles was met livemuziek, gebracht door een vijfkoppig orkest (bas, gitaar, viool, piano en bandoleón), dat begeesterend musiceerde. Vooral de “bandolero” schudde schitterende notenschilderijen uit zijn zakaccordeon – een instrument dat wij een Boheemse trekker zouden noemen. Trouwens in vele opzichten hebben tango, flamenco en gipsy muziek, een stuk melancholie gemeen. Willen ontsnappen aan armoede kleurt de toonladders in gelijkaardige tinten.

In de USA wordt op dit moment hun wereldkampioenschap voetbal gespeeld: de Superbowl. Met nog vijftien (effectieve) minuten te spelen, ga ik hier achter de blog een punt zetten!

Prinsendam, zondag 6 februari 2011

Morgen begint de tweede helft van deze Voyage!



Veni, vidi, … parti

nederlands Posted on 2011-02-06 02:22:55

Totnogtoe ben ik er niet in geslaagd om doorheen een “landing” te slapen. Het zou vanmorgen niet anders zijn. Toen het geluid van de motoren wat van toon veranderde, was ik klaarwakker. Het was iets voor zessen en de donkerte werd enkel onderbroken door een dikke rechte streep licht aan stuurboord. Montevideo! Met nadruk op de vídeo ….

…. want de “monte” kon ik niet onderscheiden. Dat had meer te maken met zijn molshoop allures dan met het zand in mijn ogen. Volgens de romantische traditie zou een matroos op het schip van Magellaan, in 1520, uitgeroepen hebben: “Monte vidi eu” – ik zie de berg. Volgens historici zit de romantiek vervat in oude cartografische gewoontes. De stad werd gesticht in het begin van de 17de eeuw, vlakbij een berg. Deze berg was de zesde in de rij, als je de heuveltjes begint te tellen bij het begin van het estuarium van de Rio de la Plata, van oost naar west: MONTE VI DEO. De “VI” staat voor zes, en “DEO” voor “Del Este al Oeste”.

Zes keer groter dan België met drie keer minder inwoners – quasi allemaal van Europese afkomst – betekent gewoon dat het land leeg is. In Montevideo zelf leeft ongeveer 40% van de bevolking. Het is alvast geen stad om, zoals de Michelin het zou zeggen, een omweg te maken. Als er al een ster wordt gegeven is het gewoon omdat er wat “hoofdstedelijke gebouwen” staan, zoals o.m. het buitenissige parlementsgebouw; in Montevideo worden die aangevuld door een aantal merkwaardige “tempels” die honderd jaar oud zijn, zoals de opera en het “Estadio Centenario”, de voetbaltempel waar Uruguay in 1930 de eerste FIFA wereldtitel binnenhaalde.

Het echte centrum is een paar vierkante kilometer groot, en doet aan een provinciale grootstad denken, à la Bilbao, Oporto of, met een beetje goede wil, Bordeaux. Buiten dit kleine rijk- en druk-aandoende stadsdeel is het een beetje wenen met de pet op. De mooie gebouwen uit het begin van de 20ste eeuw zijn vervallen en niet onderhouden, en ertussen, schamel en verdoken, staan vierkante huisjes, laag en scheef, waar de stroop niet van de muren loopt. Buiten de stad zelf worden de huisjes nog kleiner, de straten stoffiger en de mensen krommer.

En dan kom je in … de wijde, eentonige natuur, hier en daar onderbroken door wat koeien, en dubbel zoveel schapen. Omdat ik een gewaarschuwd man was, had ik, het dubbele waard zijnde, mijn voorzorgen genomen en een bezoek aan een lokaal wijngoed gepland. Onder de hete zomerzon waren de druiven gulzig aan het rijpen; vorige week was voor de eersten (chardonnay) de pluk begonnen. De gids/oenologe vertelde gretig over de acht variëteiten die ze hadden aangeplant. Als puntje bij paaltje kwam was 80% van het areaal in feite bestemd voor lokale druiven: de “tanat” en de “marsalin”, in Europa totaal onbekend.

Zo een bezoek is niet compleet zonder proeverij. Die proeverij, mede dank zij het lekkere gebraden vlees, mocht er zijn. De beste wijn was middelmatig en wit (chardonnay-viognier) maar de toemaatjes waren van hoge kwaliteit, zoals te zien is op de foto. Het was de bedoeling dat we het onderscheid zouden leren ontdekken tussen de Uruguese en de Argentijnse tango. Dat is niet echt gelukt want iedereen was te zeer afgeleid door andere bewegingen dan die van de voeten!

Inmiddels varen we op de Rio de la Plata. Er staat een harde wind en het estuarium heeft een wit kuifje. Aangezien het zeer ondiep is – elk kwartier klinkt het alsof de schroeven door de modder ploeteren – valt de hoogte van de golven mee. Vannacht krijgen we van de tijdgoden weer en uurtje terug; in Buenos Aires zijn we terug vier achter op Brussel. Ik vrees dat we dat uurtje volgende week, onderweg naar de Falklands, snel zullen moeten prijsgeven.

Prinsendam, zaterdag 5 februari 2011

Westwaarts, naar de “goede luchten”!



Vaarwel Brazil

nederlands Posted on 2011-02-05 03:06:23

Eigenlijk hoor of zie ik geen nieuws uit België. De hedendaagse websites van tv en kranten zijn zo overladen met allerlei “zware brokken” dat een internetverbinding via satelliet er niet echt voor geschikt is. Gisteren heb ik toch eens geduldig gewacht tot alle prullaria gedownload waren. Ik heb gelezen dat Reynders “de hem door de koning opgedragen taak aanvaardt, eraan toevoegend, dat dit zonder enige twijfel de allermoeilijkste taak is die van hem ooit gevraagd werd en dat hij zijn uiterste best zal doen om ze tot een goed einde te brengen”.

Had ik dat niet gelezen in juli, september en november, uiteraard met een ietwat verschillende naam? Ik moest meteen denken aan Frank Vandenbroucke, niet aan die slimme van de miljoenenbrand, maar wel aan de coureur van de vijf comebacks! Aangezien er in België niets nieuws gebeurt, kunnen ze waarschijnlijk volle 50% van de nieuwsmakers, ook wel eens onaandachtzaam journalisten genoemd, ontslaan, want ik kan me niet voorstellen welke hypotheses die gasten nu nog uit hun hansworstenmachines gedraaid krijgen.

Na zo een doordachte inleiding moet het voor iedereen duidelijk zijn dat de voorbije nacht rustig is geweest. Poseidon heeft zijn wilde paarden, of zijn wulpse nimfen (?), helemaal in bedwang gehouden. Ach, de zee is vandaag nog geen spiegel, maar aan Goebbels heeft niemand meer gedacht. De zon is zelfs beginnen schijnen en dan begin je direct terug te zweten, zij het wegens totaal verschillende redenen.

Om twee uur zijn we de (denkbeeldige) grens met Uruguay overgestoken. Na meer dan drie weken doorkruising en rondvaart, zeg ik niet “Vaarwel Brazil”, maar “Tot weerziens!”. Brazilië bekoort, verrast en nodigt uit: het land, de mensen en, ja, de stuwkracht die uitgaat van het geheel. In dit “land” zitten ontelbare landen verscholen, tenminste op basis van hoe wij “land” interpreteren: Amazonas, Parà, Macapà, Bahía, Minais Gerais, Sao Paolo, Rio de Janeiro, en de anderen, hebben allemaal hun eigenheid, zowel qua natuur als qua bevolking.

Het ganse Amazonegebied is economisch gezien het minst welvarend maar de mensen leven er dicht bij de natuur en lijken geen onmiddellijke nood te hebben aan westerse rijkdom. Zijn geografische kenmerken – onmetelijk groot, beaderd met grote rivieren en dicht bebost – bemoeilijken het invoeren van vele eenvoudige voorzieningen enorm. “Licht voor ieder” is slechts een eerste stap; elektriciteit valt relatief makkelijk te transporteren. Maar hoe krijgt iedereen beter water, hoe een gedegen opleiding mèt aangepaste werkgelegenheid, hoe betere medisch zorgen? Waar men ook kijkt, overal zijn er uitdagingen. Toch leken de lokale mensen – indianen, zwarten, blanken, gemixten – blij met hun “lot”, en staan ze niet ongeduldig of knarsetandend te dringen om meer geld en meer luxe. Het Amazonegebied is, in alle opzichtend, een “pakkend” land.

Het noordoosten, de ganse bult tussen de Amazonemonding en Salvador, heeft wellicht de grootste problemen om voldoende welvaart te creëren. Buiten de prachtige stranden en een weinig handel met het relatief dorre binnenland (de zgn. sertaõ is semi-woestijn), heeft dit land ook weinig te bieden. Tegelijkertijd valt het op dat de bevolkingsdichtheid, en dito aangroei, er navenant is. Malthus is hier blijkbaar, in tegenstelling tot de Nijlvallei, op bekeringstocht geweest. Ik kon me trouwens niet van de indruk ontdoen dat het er wat onveilig was, zowel in de stad als op de stranden. Overal hingen er veel groepjes mannen rond, groepjes die meer oog hadden voor de omgeving dan voor mekaar.

Hoewel Salvador de Bahìa technisch gezien nog tot het noordoosten wordt gerekend, was het een wereld van verschil. Naar mijn aanvoelen is het de enige “Stad met Cultuur” (in westerse termen) die ik bezocht heb. Naast een kosmopolitische sfeer, heeft Salvador een verleden dat in het heden meeleeft. Het gaat niet alleen om de prachtige koloniale villa’s en paleizen, maar tevens om de integratie van oude volkswijken en, misschien belangrijker, de tastbare aanwezigheid van een smeltkroes van rassen, culturen en klassen. Salvador heeft een stijlvolle identiteit en bruist van alle soorten van leven.

En tenslotte Rio de Janeiro. Het zal niet verbazen dat ik Rio klasseer onder de “kosmopolitische wereldsteden”. Hoewel de stad qua architectuur helemaal niet kan optornen tegen andere sterren op de aardbol – ze is wat dat betreft m.i. straatarm – , mag ze al de andere kenmerken tot de hare rekenen, waarbij ze qua natuurlijke ligging veel hoger scoort mate dan de collega’s. Wat aan Rio, in de eerste plaats een “relax” stad en geen centrum van naarstige industrie, opvalt is de dynamiek van het totaalbeeld. De mensen zijn bezig, zijn behulpzaam, zijn vriendelijk, zijn ondernemend, zijn actief (ook op het strand!), zijn blij gezind. Geld is hier helemaal geen bijzaak, maar het lijkt ook geen absolute hoofdzaak. Niet leven om te werken, maar werken om te leven, is hier geen verre droom maar daadwerkelijk motto. De bouw van de Sambavloot is belangrijker dan een vette bijverdienste als taxichauffeur. Natuurlijk is dit alles een indruk van het “normale Rio”, en niet van de favela’s, waar armoede en geweld troef blijven. Ook daarin verschilt Rio niet van de collega’s kosmopolissen.

Voilà, de BRIC – Brazilië, Rusland, India, China – zijn de aanstormende (nieuwe) economische tijgers. Hoewel een land van 8 miljoen vierkante kilometer met 200 miljoen inwoners in principe alle kanten op kan, durf ik er veel onder verwedden dat het met Brazilië goed zal gaan, al was het maar omdat de mensen vertrouwen hebben in hun eigen kunnen en in hun toekomst, en die positieve instelling dragen ze overduidelijk uit, in elke regio, in elke stad en in elk dorp.

Dat is het verhaal, niet van de dag, maar van de maand. Tijd om, met een boek en een pet, wat van de zon te genieten! Morgen wordt het Montevideo.

Prinsendam, vrijdag 4 februari 2011

“Ik zie de berg”, nog net niet



« PreviousNext »