Blog Image

AAA - triple & cube

Amazonas Antarctica Acongagua

Diary of a Grand Voyage

Robinson Crusoe Achter(bij)na

nederlands Posted on 2011-02-23 02:35:45

Op het dagmenu staat één van de eilanden van de Juan Fernandez archipel, met name het Robinson Crusoe Eiland. Teneinde alle mogelijke verwarring in de kiem te smoren, ga ik eerst even in de avontuurlijke geschiedenis duiken. Fernandez, een Spanjaard, heeft deze eilanden ontdekt in 1574, en dat is niet echt belangrijk want tot 1704 was dit eiland onbewoond. Daarna heeft er vier jaar en vier maand een Engelsman gewoond: een Alexander, met achternaam Selkirk.

Omdat hij geen vertrouwen had in de zeewaardigheid van de kapitein en van het schip waarop hij naar Peru reisde, was hij op eigen verzoek aan wal gezet. (Het schip verging drie maand later voor de Peruviaanse kust). Alexander nam zijn intrek in een grot, en zocht zich een uitkijkpost – waar hij met zijn lange witte broek kon zwaaien. In 1708 heeft een voorbijganger dat uiteindelijk gemerkt! Beide verblijfplaatsen zijn nog in hun quasi-originele staat aanwezig want … allebei uit graniet. De eerste kolonisten landden pas in 1877 landden, onder leidingvan een Zwitser.

Robinson Crusoe is nooit op dit eiland geweest. Hij heeft ook alleen maar in de fabeltjeswereld geleefd. Immers, het is Daniel Defoe, tijdgenoot van Newton, Leibniz en Spinoza, die in 1710 een avonturenroman geschreven, een roman waarvan men aanneemt dat hij het overlevingsverhaal van Selkirk als basis heeft genomen. En daarom werd dit eiland in 1977 herdoopt tot Robinson Crusoe eiland. Tegelijkertijd werd het een UNESCO erfgoed.

Het was nog donker toen we voor anker gingen in “Cumberland Bay” (waar nog een Duitse kruiser roest, de Dresden, die in 1915 gekelderd is). De hoofdstad San Juan Bautista lag binnen zwemafstand, zo diep was de beschutte baai. Alle zeshonderd eilanders wonen hier. Volgens de documentatie zijn ze verre van arm; de omringende wateren zijn bekend voor hun uitstekende (spindler) kreeft. Rosbesproetelde stervelingen kom je hier niet tegen, eerder donkerogige met donkerder haar, en vriendelijk. Gemeten aan de aantallen “mensenvrienden” die “op straat” rondlopen, houden ze wel van rosse honden!

Vanaf acht uur konden we met de shuttle naar land. Het eerste vertrek voor de vroege vogels (altijd dezelfden) werd een half uur uitgesteld omdat onze timmermannen het landingsdek eerst moesten herstellen, om het veilig te maken. Het voordeel daarvan was dat alle donkerte was verdwenen – weggewaaid – toen we aan wal arriveerden. Toen ik gisteravond wat plannen had gemaakt, dacht ik een kilometer of tien rond het eiland te stappen, à la Duivelseiland, al lang geleden. Van dichtbij leek dat echter geen goed idee: daar stonden steile bergen, en ze begonnen onmiddellijk! (cfr foto)

Van de nood een deugd gemaakt, besloot ik om een “Alexander achterna” trektochtje voor mijn rekening te nemen. Dit was een uitstekende gelegenheid om mijn cardiovasculair programma te starten. Op een bordje stond: Alexander Selkirk Mirador – 2700m. Ik zag direct dat dit niet de hoogte was, dus moest het de lengte zijn. (Later bleek de hoogte “één Botrange” te zijn, beginnend vanaf zeeniveau). Na de eerste vijfhonderd meter had ik de leiding genomen van een ingebeeld peloton. Na nog eens vijfhonderd meter was ik nat in het zweet (hoewel het niet warm was, een graad of zestien). Het eerste stukje “regenwoud” lag achter mij en de steilte nam wat af. Na nog vijfhonderd meter kwam de uitkijkpost, een zadel vanwaar Selkirk het ganse eiland kon overzien (cfr foto), terug in zicht!

Ik was bijna een uur onderweg. En het begon te regenen. De tweede bosstrook, met totaal verschillende en kleinere bomen, lag voor mij – omhoog. Tot aan de meet schatte ik het hoogteverschil zeker op 400 meter. De moed zonk me in de schoenen, terwijl mijn dun, schamel, plastic regenjasje flapperde in de aantrekkende wind. Ik besloot te wachten op de achtervolgers; alleen verder gaan op de glibberige paden leek me wat riskant. Je weet maar nooit, en het schip wacht niet, en de telefoon werkt niet, en, buiten een paar vogeltjes, is er absoluut niemand in de omgeving.

Excuses genoeg om op te geven, dacht ik kritisch. Na tien minuten maakte ik rechtsomkeer; behalve een oude grijze rakker met een kwiekere zwarte madame ben ik op de terugweg niemand meer tegengekomen. Trouwens, die terugweg was “tricky”, en mijn knieën en kuiten zijn nog aan het recupereren. Met mijn hart gaat het goed, hoewel het een beetje bloedt: ik had graag daarboven gestaan, zoals Alexander.

Robinson Crusoe eiland is, als je toch in de buurt bent, een bezoek zeker waard. Op zes uur heeft de zon vijf keer geschenen en heeft het vijf maal geregend. Dat zorgt wellicht voor de wondermooie schakeringen van groen tegen de steile wanden. De rotsen doorspekken al dat groen met variëteiten van geel: van witgele zandkleur, over oker naar oranjegeel, tot donker graniet.

Alvorens we naar Valparaíso koers zetten, hebben we kijkje genomen bij de grot van Robinson/Alexander. Zij is nog intact, ook na de tsunami van vorig jaar! Vanaf het schip kwam het me voor dat je daar vandaag zou kunnen vertoeven en leven zoals Crusoe: zonder telefoon, zonder auto (in het dorp zijn er ook bitterweinig), levend van de wilde vruchten en fruit. Om elke dag naar die uitkijkpost te stappen mag je in elk geval geen kilo’s teveel hebben!

Prinsendam, dinsdag 22 februari 2011

Op weg naar de Acongagua



Allerheiligenmeer

nederlands Posted on 2011-02-22 03:29:01

Bewolkt en fris. Grijs en droog. Het is maar goed dat ik gisteren niet meer over de meren heb geschreven, want over vandaag valt er absoluut niks te zeggen.

Na onze minder geslaagde doortocht van de fjorden, lagen we gisteren voor anker in Puerto Montt. Je kon vanaf het schip met een goede verrekijker zomaar in de huizen binnenkijken. En dat was meegenomen, voor voyeurs tenminste, zoniet had je beter de kijker in de tas gelaten: er was niks merkwaardigs te zien in Puerto Montt, de laatste haven aan de zuidelijke westkust en een lokaal centrum, met dertig duizend redbare zielen, dacht ik.

Het toeristisch belang van de stad schuilt in “de meren”, die ten Noorden ervan liggen. Vooral voor het 900 vierkante kilometergrote Lago Llanquihue (een naam die ik niet kan onthouden) en het Nationaal Park Peréz Rosales (heel wat simpeler!) dat erachteraan plakt, is het een haast natuurlijke uitvalsbasis.

In feite is deze landing, los van Patagonië – dezelfde staat maar een ander land, mijn eerste voet aan wal in het echte Chili. Wat verbazing wekt is de huidskleur van de mensen: er is hier nog weinig indiaans bloed in omloop! En ook het bruine, zeg maar Spaanse, type is niet veralgemeend. Straffer, er lopen hier “rossekoppen” rond, en niet geverfd maar echt, want de sproeten ontbreken evenmin. In de boekjes staat, en onze gids die, in alle opzichten, als twee druppels water op een jeugdige Di Rupo sprak en leek, vertelde dat vooral Duitsers in deze streek zijn neergestreken, aangedikt door wat Slaven (hoofdletter is zo bedoeld!) en andere “oude” Europeanen. Die uitgesproken huidskleurvariatie doet wel raar aan, in Zuid-Amerika.

Het tweede dat opvalt is dat de meeste mensen verstaanbaar Spaans spreken. Dat was al duidelijk merkbaar in Punta Arenas met dien verstande dat er redelijk wat “Patagonees” om de hoek kwam kijken. Nar hun eigen zeggen waren het lokale indiaanse verbasteringen. Het derde waar je niet naast kan kijken is dat er zichtbaar mensen wonen hoewel, en ik heb dat gisteren al even aangestipt, naar Belgische of zelfs Europese normen, bitter weinig – maar veel meer dan in de voorbije twee duizend kilometer.

Ook voor de Prinsendam was Puerto Montt slechts een doorgeefluik: een stadsbezoek was zelfs geen excursie waard. De winkelverslaafden konden in het nabijgelegen “meer”-plaatsje, Puerto Varos (waar veel Duits bloed resideert), rondk(w)ak(k)elen. De meerderheid van de passagiers was deels geboekt voor de “landschapsnatuur” van meren en vulkanen, en deels voor de “bionatuur” op het eiland Chiloé.

En zo kom ik bij “opvallendheid” #4 en #5. Om met vier te beginnen: de wegen zijn slecht en weinig in aantal. Vergeleken met dit “toeristische” stukje Chili is, bijvoorbeeld, Noord Portugal van de tachtiger jaren, een paradijs. Zo nam onze busreis van een goede zestig kilometer tot het Allerheiligenmeer, de entree tot en een hoogtepunt van het Nationaal Park, tweeënhalf uur in beslag. Het voordeel is dat je de magnifieke Volcàn Isorno (2400m hoog), zonder tijdsdruk, met de ogen helemaal kan uitkleden, én terug aankleden. De twee uur retour per bus is er dan wel effe teveel aan!

De natuur blijft overal verbluffend mooi. Niet enkel de speciale berglandschappen en de emeraldgroene meren (velen ook van vulkanische oorsprong), maar, nummer vijf in de reeks van opvallendheden, ook de onaangetaste, onmetelijke – vlakke, schuine, dalende, stijgende, hoogbegroeide en laagbegroeide – zeeën van tintenrijk groen verdienen een eervolle vermelding. De reisgidsen vergelijken deze streek met het “Wilde Westen” in de States – toen het nog onontgonnen was! (Ik had bijna geschreven “onbeschaafd” maar weet niet of dat in de US inmiddels al veranderd is. Nvdr: vandaag stond in de New York Times dat men in Texas een wetsvoorstel heeft ingediende waardoor professoren en studenten toegestaan wordt om op de universiteitscampus een verborgen wapen te dragen).

Zelf heb ik het Lago Todos los Santos op een aangename, doch groepsonvriendelijke manier ervaren. De boot waarin ze ons wilden “sandwichen of sardineren”, leek me niet enkel (te) klein maar was bovendien quasi-compleet omvensterd, met dik blauw plexiglas. Op de Noordzee kan je zo de zee in het blauw fotograferen, maar in een freelgekleurde omgeving als deze meer-met-vlkaan combinatie is dat om te kotsen! Ik heb onze di Rupo look-alike vriendelijk duidelijk gemaakt dat ik, in de lommerte van een hoge boom, wel zou wachten op hun terugkeer. Maar zie, ze waren pas afgeduwd of een jonge, indiaans-getinte Chileen kwam naar me toe en stelde voor dat hij me in zijn open boot zou rondvaren. We kwamen tot een akkoord voor een half uur en 8000 pesos (€12). Het geld was wel besteed; naast de unieke foto-ops, kreeg ik ook nog wat opinies over de “color local”, uit de mond van een doodgewone, eerlijke sloeber. En als hij de motor stillegde, kon je de ganse wereld horen ademen … misschien hielden zelfs de wilde zalm en forel eventjes halt!

Omdat een lange terugrit in één ruk wat tegen de borst zou stoten, had men een lunchje gepland in een hotel restaurant op een idyllisch plekje, aan de rand van het meer waarvan ik de naam niet kan onthouden, met uniek zicht op de Isorno vulkaan. Naast de Pisco – cfr volledige uitleg gisteren – kregen we er, natuurlijk, verse garnaal, verse zalm en … Apfelstrudel, het typische, lokale dessert. (Trouwens gemaakt van oranje-appels)

Vandaag is, zoals verwacht, een rustdag geworden, hoewel ik aan de conditie ben blijven werken. Er was een nieuwe weegschaal in de fitness. Het ziet er goed uit, mijn gewicht; nu nog mijn ademhaling op een vol te houden, hoger ritme krijgen ….

Prinsendam, maandag 21 februari 2011

Ergens in de Pacifique



Fjords, Ragged Peaks & Glaciers

english Posted on 2011-02-22 03:23:21

The weather Gods took a day off, and so did the engines. That is the answer to the question that I left dangling, almost three days ago. After all, we had been well served “down south” (it translates for all my suspected readers, in their subconscious world vision, into “up north”).

Actually, and also because the Fjords did not create shareable joy and excitation, it deserves a minute or so to dwell on that subconscious world. If I am not mistaken, I have already indicated earlier on that each one of us has been raised with world maps that put us in the center of the earth. Consequently US printed maps are shocking to most Europeans because they are used to see Europe in the middle, and inversely. And all Northerners are shaking their heads when they are confronted with a projection that gives a closer rendition of true continental size: Africa bigger than Euope? Come on!.

By the same token, but less conspicuous, because it is somewhat out of the daily sphere is the rendition of North at the top, and South at the bottom of a chart that shows the earth’s circumsolar path. To be sure, astronomically or cosmologically there is no reason to have any preference. We have selected (subconsciously no doubt) to have North on top because the astronomers were Northerners and “top” is, presumably under the influence of Darwinian selection, always perceived as “better” than bottom.

Although I have been on the Southern hemisphere before, I have never had the opportunity to spend quality time (!) in it. Let me emphasize that a sun that turns backward in the sky, takes some getting used to. Indeed, the fact that you have to find it in the North at high noon is a little bit awkward. Luckily, it still rises in the East, and sets in the West… The exercise of imagining and thinking through Mercator maps that have the Southern Hemisphere at the top would be quite disorienting! Also, the psychological implications for the apparent “feelings of domination” in the Northern hemisphere would be worth researching – useful exercises in human relativity.

I will not digress into those inviting questions because they relate to other Grand Voyages, not to this one. I must say though that I was a little but surprised to find, after Ushuaia and Punta Arenas, that the sun was rising on MY side (of the ship), whereas I still expected it to set on my side. Subconscious knowledge needs double-checking at every turn, especially every 180° turn!

The Chilean Fjords are beautiful – lush, green, sculpted, wild, “encantador”. At least, that is what they say – and much more. That is also why I had decided to skip the alternative for an overland tour across the Andes, visiting the world famous National Park and the Torres del Paine.

The cruise through the fjords, along the southern ice fields, would be comparable to the “Darwin Cordillera” visit, along the Beagle Channel in Patagonia, but much bigger, much greener, much longer, … in a nutshell: the entire Grand Voyage Works! It was not.

Although we had left the metallic winds from Antarctic origins behind us – they were replaced by normal fifty degree, cool and moist laden westerly’s – the Weather Gods had left us behind as well! Shortly after leaving the Magellan Straits and turning north into the narrower waterways (the Smith Canal), the outlook worsened. Low hanging clouds and clammy rain had shrouded the upcoming spectacle behind a foggy curtain that would not lift all day long. It was a dreary day. That is why we exited the fjords in mid-afternoon, via the Golfo Trinidad, so that we could make better speed in the open ocean and take it easy the following morning.

Believe it or not, I was up again at six-something and … the promise of a glorious day announced itself on the eastern shores, thirty miles away. A naked, irregularly toothed, granite comb, hundreds of miles long, was bending – or so it seemed – the rays of the rising sun. Luck had joined us again, were it not for an inkling of trouble as the ship, during my early breakfast, slowed to a virtual standstill. Never mind, we soon continued our journey, followed by whales, albatross and many other flying creatures that I can admire but not name. Our path even got crossed by a few playful dolphin families.

It was one o’clock, when the captain announced that we had problems! Indeed, for a number of hours the ship had struggled with the cooling water intake as krill had accumulated in the water filters. We had come to a point where going into the narrow channels, with engines and boosters that could not produce maximum power on demand, was unsafe. Thus did we need to stop the engines to get everything cleaned out, before being able to continue. He could not estimate the time it would take, but we would not continue until it was all clean.

Obviously, the prospect for more fjords suffered another blow, because it was obvious that this was not an affair of a few hours. Surely, it was disappointing news. Then again, with yesterday a wash out, I had already concluded that I would have to come back and make it a round trip: overland and oversea, with enough spare time to wait out the weather. On the other hand, this unplanned “day at sea” was a gorgeous day. Lots of caressing sunshine, a warm oceanic freshness, an ongoing marine spectacle (although our “dancing with whales” must have contributed to the krilly setback), and … a white wine, a mojito, and a book (of course, what else?)

By seven, all that needed to be checked and repaired was checked and repaired, and the skipper announced our imminent re-departure. Instead of the planned “easy going, meandering route” (through the Darwin Canal) we needed to make up time and we would venture into the fjords a little bit more to the North. I cannot compare the route with the other alternatives, but sailing this last segment of the day, through the (wider) fjords, proved to be a gentle reminder of what we probably had missed. With the sun slow-diving into the open ocean behind us, we were witnesses to a water-and-light show, with the odd snow-covered mountain or volcano in the background. It was a pleasure for the senses.

Even though there was some compensation sailing through the last fjords in the dying light, I would have preferred the normal route (the so-called Magellan) through the fjords, past the ice fields and the glaciers of the famed “Campo de Hielo Sur” but we cannot instruct Nature to please us as we wish, luckily, for otherwise the ostentatious arrogance of 21st century (western) man (and woman – no discrimination here!) would culminate in speedy self destruction.

All in all, this was the last leg, the epilogue, of the second A and, notwithstanding the absence of the final and grandest string of glaciers, it has been an exhilarating adventure, the sensual (and where it concerns Antarctica also psychological) impact of which, one can only grasp if one has experienced it!

Prinsendam, Day 48 – Monday Feb 21st, 2011

After more than six weeks, I slowly but surely start to feel like a Robinson Crusoe



Merenland – Meer is niet genoeg

nederlands Posted on 2011-02-21 03:19:05

Niemand zal mij met de nek aankijken als ik het vandaag redelijk kort houd, immers het was een lange dag – negen uur onderweg – en morgen komt er een “zeedag”. Bijgevolg lijkt het me logisch dat, gegeven dat ik eigenlijk nog moet beginnen schrijven, terwijl ik al gezellig met een Spinoza boek in mijn bed zou moeten liggen zweten en dromen, ik morgen wat uitwijd over vandaag. Capisce?

Crux, om alle twijfel over de sterren weg te nemen, heb ik afgevinkt. Alfa, beta, gamma, delta en eta hebben zich zonder blozen in hun naakte (rode, oranje, zilveren en blauwe) schoonheid getoond. Gisteravond hebben de Hemelse Managers hun best gedaan om er een merkwaardig schouwspel van te maken. De lucht was droog, de hemel hing helemaal vol lichtjes en zelfs de quasivolle maan, die in een verblindend kleed de show wou stelen, kon het milliardengefonkel niet blussen …

En zie, vanmorgen was de hemeltoestand zoals we hem hadden achtergelaten: wolkeloos. Achter het schip dreef een kudde schapenwolkjes, gezapig, want ze leken niet gehaast om ons in te halen. Het (relatieve) drama van de Chileense Fjorden was daarmee verwerkt.

De Koning is dood, leve de Koning. Viva de Chileense Meren! Bravo, bravo!!

Voor zover ik heb gezien en gehoord, woont hier gemiddeld één persoon per vierkante kilometer, en dat is minstens tienmaal meer dan rond de fjorden, en misschien wel hondermaal meer. In het Merenland, kan je nog rustig foto’s nemen zonder dat mensen voortdurend in de weg lopen. We zitten hier nog steeds 1000km ten zuiden van Santiago – twaalf uur rijden. En Santiago zelf ligt minstens twee duizend kilometer weg van de wereld. Verlaten is het, maar niet desolaat.

Om tien uur was ik onderweg, naar de vulkanen en de daarbij horende meren. We hebben met het geluk heraangeknoopt. De gids vertelde ons dat er in Puerto Montt twee en een half maal meer regen valt dan in Brussel, en dat het er evenveel dagen regent, meer dan één op twee. Gisteren hadden ze een nieuw “alltime” warmte record gevestigd: 30°C. Ook dat compartiment deed het vandaag beter – voor de toeristen – slechts 26°C.

Het verhaal over de vulkanen is voor morgen maar ik wil mijn “collega’s sociale drinkers” toch mijn Pisco ervaring niet onthouden. Let wel, het is “pisco”, uit te spreken zonder hapering en zonder nadruk op een bepaalde lettergreep. In dat verband vermeld ik dat een “toiletbeurt” hier 200 pesos kost, dat is 30 Eurocent. In een land waar het gemiddeld inkomen één derde is van België zijn dat dure plassen. Ten andere, zowel laden als lossen is hier duur in de restaurants!

Terug naar Pisco. Dat is dus geen Incastad, zoals Cuzco – of zo, maar wel een Incadrànk!! Ik ken niks van sterke drank – “long” noch “short” – maar als de “Hotel Manager” van het schip (tweede in rang, én daarenboven Antwerpenaar) speciaal daarover, ongevraagd en naar al de passagiers, een brief schrijft, dan leg ik die niet achteloos naast me neer. In de brief legt “Firmin” (zo heet de man – bijna iedereen noemt hem echter Fir Minn) uit dat we met Pisco moeten oppassen, alvorens we er ons in “onderdompelen” (“immerse yourself”, zo stond het er).

De letterlijkheid even vasthoudend, noteer ik: “Quite frankly, ALL of the ingredients can present a health risk if not handled properly, but the real stand out is egg white”. Als je dat alles leest, hoe kan je dan weerstaan aan “proeven”? We zijn toch allemaal een beetje avonturier? Beter de koe snel bij de horens nemen: vanmiddag heb ik geproefd – als aperitief, vóór de Chileense zalm, zodat die, in alcohol zwemmend, de gezondheid niet zou schaden! Als goede huisvaders hadden we er ons wel van vergewist – no joke! – dat het etablissement in kwestie niet alleen verse, maar tevens levendige kippen had. (Zoals blijkt uit de foto hadden ze ook een oude stoommachine van Duitse makelij).

Pisco is een potente en verfrissende drank, en als de eieren OK zijn, dan kan je er snel “een beetje snol” van worden, zoals één van de oudere, gulzige reisgenoten heeft gedemonstreerd! Voor diegenen die het willen proberen, hierbij het originele recept, gratis (!):

8 delen Pisco, uit Chili of Peru (ofwel straffe en kwaliteitsvolle Grappa, 100° Proof)

4 delen Limoensap

3 delen Siroop (bv. mango, groene chili, gember & honig, avocado, mint, ananas,of …)

1 rauw Eiwit (“rauw” is het risico)

Goed schudden met ijs, en strainen in een glas, met een stukje fruit als versiering (bv. limoen).

Santé!

Prinsendam, zondag 20 februari 2011

Maandag … rustige inhaaldag op de Pacifique!



Welke Chileense Fjorden??

nederlands Posted on 2011-02-20 03:02:00

Nee, toch niet: we hebben geen Chileense fjorden gezien, behalve de laatste paar uur voor zonsondergang. Ach, dat waren gewoon fjorden – mooi overigens, en vreedzaam – maar niet écht de Chileense fjorden. Misschien moeten we wat geld terugvragen? Voor zover ik me herinner staat er overal “mits toelating, voor zover de omstandigheden het toelaten en … de kapitein beslist’.

En zo had onze kapitein vanmiddag beslist dat er grotere prioriteiten waren dan de Chileense fjorden, bijvoorbeeld de koeling van de dieselmotoren. Ge kunt de man geen ongelijk geven want wat is een schip zonder motoren? Een vogel voor de kat, een speelbal voor de golven!

Vanmorgen bij het ontbijt – het was slechts half zeven, en de dag kwam in de lucht – was het al raar dat we maar heel stillekens vooruitgingen, in de open zee. De getande kust van Chili lichtte voorzichtig op, net ouderwetse, benen, versleten kam. Wel een zeer lange, want waar je ook keek in het Oosten, je zag enkel de “Cordillera”.

Laat in de nacht was de wind (eindelijk) gaan liggen en de hemel toonde zich ’s morgens aanstonds van zijn stralend blauwe kant. De ochtendstond had veel goud in de mond, maar het schip had geen vlam in de pijp. Dat ging omzeggens onopgemerkt voorbij want overal rondom ons kwamen walvissen water spuiten (en adem happen, veronderstel ik), terwijl hopen albatrossen (en andere vreemde vogels) langs de golven scheerden, rond die grote monsters. Mooi om aan te kijken, vanop mijn balkon, met een witte klak, gebruinde en bruinende torso, afgetrainde benen, gespierde schouders, en dies meer … Een zalige morgen. (Hierbij een foto van mijn “cross trainer”, achter het glazen raam)

Om één uur kraakte de wat aarzelende stem van de gezagvoerder doorheen de “ integrale intercom” (waarvan je ook in je cabine wakker word, maar dat is de bedoeling) om aan te kondigen dat, met het Kanaal van Darwin pal voor ons (de weg naar de fjorden voor vandaag), we toch niet verder konden want … de waterfilters voor de koeling waren totaal verstopt. Zij zouden de motoren helemaal moeten stilleggen, ronddobberen en wachten – terwijl de techniekers in de machinekamer zich te pletter wroeten om het “krill” weg te krijgen.

“Krill” (in het Nederlands mij onbekend) is garnalerig en kreefterig plankton dat in de oceanen, vooral bij de zgn. continentale “shelf”, veel voorkomt. Dat is ook waar walvissen verzot op zijn. Zo werd het duidelijk waarom er zoveel walvissen naar boven kwamen … ze hadden zich ook vol gefret met “krill”. Dat poets- en spoelwerk heeft geduurd tot half zeven vanavond. De kapitein meldde dat alles OK was, en voegde eraan toe dat de machinisten reeds sinds één uur vannacht ononderbroken bezig waren geweest om de smurrige puree te verwijderen.

En toen … toen stoomden we verder, hoger – op mijn landkaart wel te verstaan. Omdat het reeds laat was hebben we ook het Darwin Channel niet genomen, maar wel ééntje meer naar het Noorden. Tja, het maakt wellicht allemaal niet heel veel uit, het is hier een wirwar van kanalen (fjorden), eilandjes, golfjes en dies meer. Uiteindelijk werd het, met de schitterende zonsondergang, nog een sensueel feest. Een Duitse madame vond het: “unwirklich”.

Inmiddels is het gisteren ook volle maan geweest, en is Luna (of Selena voor de puristen) eveneens, sinds negen uur, in volle pracht vruchtbaar aan het rijzen. Het is nu half elf en de sterren beginnen te fonkelen. Ik zal voor de eerste keer in mijn leven “Crux” – het Zuiderkruis – kunnen bekijken want, niettegenstaande allerlei pogingen sinds Belèm, is het me – wegens wolken, kou, luiheid of onkunde, nog niet gelukt. Maar vanavond staat het er, dat kruis! En, enkel voor de liefhebbers, α-Centauri, de ster die het dichtste bij het zonnestelsel staat, prijkt er vlak naast. Ik zal seffens nog even gaan smullen!

Daarmee houd ik het vandaag figuurlijk, zij het niet letterlijk, voor bekeken!

Prinsendam, zaterdag 19 februari 2011

Uitgekuist staat netjes; en vanavond heb geen garnaal gegeten, je weet maar nooit …!



Chileense Fjorden??

nederlands Posted on 2011-02-19 03:12:36

Dat zou best kunnen, maar wie heeft ze gezien? Zonder de graden zuid en west, zou het onmogelijk zijn om een bevestigend antwoord te geven. Opgepast, ik heb al acht foto’s genomen – acht. Maar het zal een uitzonderlijke combinatie van fotolaborant en geograaf zijn die daaruit de “Chileense Fjorden” kan reconstrueren..

Misschien had ik gisteren over de lichtekooien en hun geluk beter gezwegen. Langs de andere kant, vraag ik me af of ik niet een beetje blij moet zijn … Ook van overdadige natuurconsumptie kan je indigestie krijgen, of vergis ik me? Trouwens, los van het gevoelen van overdaad, heb ik vandaag toch wel de kans gegrepen om “bij te geraken” en … straffer zelfs, zonder nieuwe foto’s is er ook geen extra werk op mijn plank komen te liggen.

Je kan opwerpen dat het veel tijdrovender is om over “niets” te bloggen, dan over “iets wondermoois”. Mijns inziens heb ik hier in tien regels bewezen dat het niet noodzakelijk waar is. Uiteraard kan ik niet weten wie er hierna nog gaat verder lezen!? Ik beloof alvast om er mooie beeldjes in te stoppen (van gisteren, uiteraard).

Het liep vandaag al vroeg mis. Vannacht om een uur of vier werd ik gewekt door een schril gefluit. Neen, ik had niet juist een gedroomde, open doelkans gemist, het was gewoon een felle wind die mijn deurspleet had gevonden. Om zeven uur had de wind gezelschap gekregen van alles wat je liever wil mijden: koude regen, laaghangende wolken en overal wollige grijzigheid. Vooral als je “uitkijkt” naar een panoramische tocht doorheen sprookjesfjorden, dan zijn dat nefaste attributen.

Hoewel de wolken sinds de middag hun water van wat hoger laten vallen, en de wind met meer plaats wat trager blaast (!?), is het nog steeds wenen met de pet op, en dat geldt ook voor foto’s nemen. Gevolg: weinige foto’s, want ik heb maar één camerapet en ze is niet waterdicht. Het is inmiddels zes uur in de namiddag. Enkele minuten geleden kreeg ik een seintje van mijn maag dat er wat veranderd was. En ja, bij nader toezien – plus het raadplegen van het Captain’s Log”, heeft ze gelijk, mijn maag: de kapitein houdt het blijkbaar voor “bekeken”, bij wijze van spreken.

Het is inderdaad de bedoeling om bij de Golfo Trinidad, 50°S bij 75°W, de waters van de Stille Oceaan op te zoeken. Op deze breedte is dat geen klein bier: dit is de “arrivée” van de “roaring forties” en “furious fifties”, en allerminst “pacific”, in de strikte betekenis van het woord. Vanaf de brug voorspelde men vanmiddag “vier meter”. Ik heb ondertussen geleerd dat die golfhoogte terstond in de hersenen een lichtje doet branden: de zgn. “swell”, of deining, is onmiskenbaar. Morgenmiddag duiken we dan terug in de fjorden. Als aan de weersvoorspelling geloof mag worden gehecht, wordt het zonnig, met enkele buien. Waar hebben we dat nog gehoord?

Met dat alles zijn de zuidelijk gletsjers opgeborgen – voor een andere keer, want uitgesteld is niet gesmolten. Het lijkt me wel wat, een trip vanuit Ushuaia naar Santiago, ter zee, ter land, ter lucht, te voet, te paard (?), per 4×4, per bus, en per boot; vooral per boot! En wijn aan de meet!!

Prinsendam, vrijdag 18 februari 2011

Via een Pacific Waltz naar een nieuwe morgen



Patagonia

english Posted on 2011-02-19 03:08:46

Patagón means Big Foot. It is a name given by the Spanish, and not by the indigenous Indians. We seem to call every aboriginee in the Americas an Indian, as long as he does not live on the poles (then it is either an Eskimo or a penguin). If you ask me, perhaps, I tend to see Tierra del Fuego as the foot, with the toes, and the continent as a big fat leg.

Before we got there though, we had to make a big jump from the bottom up, from Anvers Island. The information panels on the ship showed us arriving at Cape Horn by Tuesday morning at eight. In my humble opinion that had to hogwash. To cover the 500 miles in eighteen hours we lacked engine power and extra propellers, not counting adverse conditions. In the Facebook and iPad era, thinking is no longer in fashion, such that, apart from the sloppiness of the cruise management, some were standing on the bow at seven thirty to get a good shot of Cape Hoorn, unfortunately still twelve hours away … Pretty soon we don’t need to have an April Fool’s Day anymore: we will celebrate it every day!

After all the rough seas in Antarctica, the Drake Passage was, if not a pleasant reprieve, a bit less punishing; but just a bit. The captain suggested that we were lucky: in his experience the conditions were “pretty good”. The sun was definitely shining and the horizon existed, visibly so. The clemency of the ocean was relative though, for the waves were about seven feet but the swell from the Pacific – the furious fifties – was estimated to be upwards of sixteen feet. Arithmetic – here I go again! – teaches us that the maximum waves will be twenty four feet, or more. And they were! Actually, every so often, spread anywhere between thirty and ninety seconds apart, we were hit by a “big long wave”: it pummels and lifts the ship from portside bow such that it shudders across its full length. Seaman’s legs were called for if you wanted to move about. We made it to Cape Horn by 1900hrs and, contrary to its usual garments – fog and rain – it was basking in the fading sunshine! Just splendid.

Ushuaia woke up under an open sky. And we were presented a picture postcard panorama with all the required ingredients. Less than an hour after docking, I was on my way to the Lumberjack Trail, an old logging route through the wilderness, in a 4×4. I can affirm that the all-terrain vehicle was an absolute necessity; never before have I been in a situation where all the features of a sturdy jeep have been tested as thoroughly as in this “raid”. In Tierra del Fuego, that is what you need to have, if you want to sight beavers and red foxes … and to gain access to the crisp beauty of the highest alps and valleys.

Our guide made this tour an indelible success, thanks to his in-depth knowledge of nature, his passionate talking, his excellent English and his remarkable driving skills. One of the interesting stories that he told us, concerns the beavers, which are not indigenous to the island. About fifty years ago, English fur dealers started breading Canadian beavers in captivity. However, because of the climate, these animals “adapted”, and the thickness of their hives decreased by more than half. Uneconomical, the business was abandoned and the beavers … set free. Initially they were kept in check by the red foxes, but these got almost hunted to extinction (also for hives). The beaver community flourished!

To stop their expansion – their dams caused a lot of damage to the trees of the primary forests (predominantly “lenga”, local beech species). Therefore it was decided to import “grey foxes” from Southern Patagonia. The decision had been taken hastily and produced unintended effects. First, the biggest beavers had become too strong for the grey foxes, who are supposed to be natural beaver predators, to kill. Secondly, and overlooked but critically important, the grey foxes are plain dwellers. They did not at all like the mountainous terrain of the Southern tip! As a consequence, they “shut their shop and moved”, almost immediately, towards the North side, where they attacked the sheep in the many farms! The last episode, for now, is that the government pays beaver trappers 25 pesos (US$ 6) per tail, which is apparently too little to attract enough “bounty hunters” to tackle this serious problem, while the forests suffer more with each passing day.

The “talk of Ushuaia” concerned not beavers though, but rather octopus. I should say the “Octopus”. Indeed, this gorgeous deep-blue yacht was moored in the harbor, opposite from the Prinsendam. Our guide told us that it belonged to Paul Allen, adding, you know, “the Paul Allen from Microsoft”. It is still supposed to sail for Antarctica one of these days, or weeks, they say. Apparently, two weeks ago, Paul Allen and Cameron Diaz had landed (with a private plane) at the international airport, about ten kilometers out of town. While I have not seen any traffic jams anywhere around Ushuaia, a helicopter – part of the yacht’s regular operations – was readied to take off from the Octopus’ helipad, situated on the stern. Seconds after lift-off, in very strong winds, the helicopter stalled, crashed into the water, and sank. The pilot was saved and the machine was hoisted out of the water by a big crane the day afterwards. Paul & Cameron got on board by means of another helicopter, which had hastily been chartered. How they passed their time afterwards had not been communicated … to the locals.

With that unexpected touristic “encore” – Octopus is a pearl; it permanently sports also a helicopter and a mini submarine (visible in the back of the helipad) – we set sail for the continent, through the Beagle Channel, and past the Cordillera Darwin. The weather gods were protecting us, and Mother Nature complied by dishing up exquisite panoramas, filled with granite peaks, steely glaciers, waterfalls, forest, peat moss, little inlets and fjords … Darwin and Fitz Roy must have marveled, for hundred and sixty years ago, it undoubtedly must have more brilliant still. Our cruise-by was commented by an expert, so that I was busy for four hours, running in and out of my cabin, taking many pictures, all part of the “Oooh” and ”Woow” and “Geee” species, or genus, as the case may be. I need not explain that it was breath taking, both literally and figuratively.

The Patagonian adventure was supposed to get an extension on the mainland, in Punta Arenas. That would be the start of our ten day visit to the most extreme “length-over-width” country on earth. The early encounter, at seven in the morning, was sobering. Compared to Ushuaia this port city was not a pretty sight. We could have guessed, because, apart from the southern part of “Fireland”, all of Patagonia is essential flat, and arid.

Punta Arenas was surrounded by a few gently rolling hills, the highest reaching 600m or 2000ft. In front of the hills the Straits of Magellan measures fifteen miles wide, and beyond these hills flatness reigns supreme. Rather than visiting penguin colonies, sheep farms, old colonial forts or once-booming haciendas, I had decided, uncharacteristically, to go for a walk – from the top of the highest hill, through the primary “lenga” forest to the foot of … the chairlift! And what a chairlift it was. Last time I saw a similar contraption was in 1973, in a little alpine village in Switzerland – when skiing was just a pass-time, not a business.

The chairlift did not instill a lot of confidence, not even after one of the machinists demonstrated that one (at least) had survived a ride to the top. In the end, the greatest challenge was the wind. Wind is ubiquitous in these areas, and it is a very particular flow: it smells and tastes metallic, it seemingly cuts its way through clothes, as well. On the other hand, it carries with it an intense and fresh purity. I guess that the best way to describe it is to christen it as a “platinum wind”, very cool and crisp, yet very noble.

The walk was wonderful, primarily because, as is the case with many facets of nature down here, it is unique. I have never walked through a forest like it. The tortured beech trees are showing their different wounds – bent, cut or sliced, by cold, rain and wind. The open roof – i.e. the absence of a canopy, and the varied undergrowth, give it all an inviting, sun-lit atmosphere.. “Deedeleedee”, indigenous blueberries and mushberries (fungi actually, but staple food for the aboriginal Indians) were ripe and inviting to be picked. All in all, another feast for the senses.

To conclude, and since Punta Arenas itself has little else that is worthwhile to mention, I ought to report our encounter with an old, and abandoned coal mine. Indeed, as we were descending a slippery, somewhat steep and circuitous path in the forest, we ended up at a hole, filled to the brim with black water. The ventilation duct – for that is what we had stumbled onto – was squared off: four sturdy round poles at the corners, and twee lateral planks, about 4 inches wide, one at chest height, and the other a couple of feet above the ground.

If the guide would not have told us what was in front of us – a waterlogged pit of fifty meters (one hundred and sixty feet) deep, we would not have had a clue (the old mine entrance was further down the path). No information board, warning or danger sign, nothing, apart from the silent wooden enclosure. Perhaps it shows that these places are still “wilderness”, places where you venture at your own risk. What made it all the more remarkable to me was that, on my daily extract of the New York Times, the headline read: A Life’s Value May Depend on Agency”. The article went on to explain how different agencies “calculate” the value of a human life. In 2008 that value averaged about five million dollars and today the number has increased to almost eight million, and mounting. In the South of Chili they obviously are not thinking off the same sheet. Maybe they do not think about it at all. A philosopher would wonder why.

Prinsendam, Day 44 – Thursday Feb 17th, 2011

Coming up: two days of cruising through the fjords. Will the Weather Gods continue loving us?



Punta Arenas, Patagonië

nederlands Posted on 2011-02-18 03:58:29

Patagón betekent “Grote Voet”. Voor zover mij bekend heb ik hier niemand op de tenen getrapt. Dat is niet abnormaal want ik ben van nature zeer behoedzaam met mijn eigen voeten, en daarenboven bevindt, zoals ík de landkaart bekijk, de voet-met-de-tenen zich eigenlijk in Vuurland.

Daar waren we gisteren met goed weer vertrokken, en in Punta Arenas hebben we datzelfde weer teruggevonden, iets warmer wel, tenminste als de wind buitenspel wordt gezet. In al deze contreien is die wind een heel speciaal element: hij brengt, smaak- en ruikbaar, zuivere lucht, die wel zeer droog aanvoelt (in de mond, in de neus en aan de huid), maar bezit een intrinsieke krispe kou, waardoor hij zijn afkomst niet kan loochenen.

De gids van de dag was ook opgelucht, niet zozeer door de lucht, doch eerder door het weer: bijwijlen scheen de zon, de wind woei niet hevig en de thermometer wees, om negen uur, 13°C aan. Als ik onze meteorologische meevallers van de vier laatste dagen, telkens bevestigd door een ervaringsdeskundige (hetzij een gids, een explorateur of de kapitein), bij elkaar optel, dan kan je rustig spreken van lichtekooiengeluk. Een mens zou bijna verwachten dat het morgen regent, al was het maar om geen verkeerde indrukken te wekken!

In Punta Arenas zijn enkele grote pinguïn kolonies, een aantal rijke haciënda’s van eertijdse magnaten, zeer veel schapen en dito boerderijen en, natuurlijk, oude forten van verdreven koloniale machten. Ik had beslist om vandaag – mijn honger naar meer historische, biologische en economische informatie gestild zijnde – de stoeltjeslift te nemen en, van de hoogste lokale berg (600m, met zicht op de Straat van Magellaan) te voet af te dalen.

Het moge geweten zijn: die zogenaamde Straat is een Autostrade. Hier, in Punta Arenas, is ze 25 kilometer breed: Magellaan gaf zijn naam niet aan prullekens. Honderd jaar geleden, zo vertelde de gids, vaarden hier honderd schepen per week doorheen, omgerekend 15 per dag. Dat is vandaag anders: de straat lag er zeer verlaten bij. En op de ruïnes van de vroeger druk bezette pieren zaten honderden vogels, die op meeuwen geleken, maar luier waren.

Hoewel botanica niet direct “mijn ding” is, moet ik toegeven dat de afdaling doorheen een primair bos van inheemse beukensoorten “leuk” was. De stoeltjeslift was een beetje uit de mode en “krammikkelig”. Eén van de machinisten had zelf eerst een aller-retour gemaakt om aan te tonen dat je er niet noodzakelijkerwijze hoefde uit te vallen … en ook de motor was blijven draaien. De laatste keer dat ik zulke contraptie heb gezien was in 1973 in een verloren wintersportplekje in Zwitserland. Alles bleek uiteindelijk naar behoren te werken. Waar we echter boven de bomen uitkwamen was het bibberen geblazen: enigszins wegens de vrije-val diepte maar, meer nog, vanwege de Antarctische wind. Brrr.

De afdaling was zalig: tussen de bomen, naast de kreekjes, over stenen en mossen, met de stilte van de ruisende bladeren en van de imposante vergezichten, wat zon hier en daar (en schaduw daar en hier, uiteraard). Had ik ooit een bucolisch gedicht van Ovidius van buiten hebben kunnen geleerd krijgen, dan had ik vandaag op de cadans daarvan naar beneden kunnen stappen, waardoor de poëtische waarde van deze panzintuiglijke belevenis nog meer in de verf had kunnen gezet worden. Dat zijn veel irrealissen op één hoop, maar dat neemt niet weg dat het ontwapenend, plezant en zelfs leerrijk was.

Onderweg stootten we op wild fruit, op oudemannenbaarden aan de beukentakken hangend, en ook op een mijnschacht met bijbehorende verluchtingsschacht. Over het “fruit” kan ik melden dat we “mushberries” geproefd hebben. Dat zijn gele, bolvormige fungi (zoals in “mushrooms” wellicht) die vroeger voor de Indianen van Patagonië het belangrijkste voedsel waren. Iets dikker dan dikke witbuik kersen, verworden deze schimmels tot tumorachtige knobbels aan de lokale beukenbomen, waaruit zsij op hun beurt belangrijke stoffen halen om zelf gezond te blijven!

Over gezond gesproken wil ik nog iets over de koolmijn zeggen. Op een redelijk steil, nat en dus glibberig pad, dartelden we naar beneden toen daar plots een omheining stond. Deze omheining moet men zich voorstellen als een vierkant van drie op drie meter, gemarkeerd door vier hoekpalen, waaraan langs elke zijde twee zware planken zijn bevestigd, één op 120cm en de andere op 60cm hoogte. Als je er tegenaan loopt is het stevig genoeg om als barrière te fungeren, maar als je slipt en op je rug naar benden schuift, ga je er zonder pardon onderdoor.

En wat bevindt er zich achter die planken? De schacht voor de luchtverversing van de oude (in onbruik zijnde) koolmijn, tot aan de rand gevuld met donker water. En hoe diep mag die ronde koker dan wel zijn? Vijftig meter, niet “fiftee(n)” maar “fifty”! Ik zou dit misschien niet vermeld hebben, ware het niet dat in mijn dagelijks uittreksel van de New York Times als kop te lezen stond: A Life’s Value May Depend on Agency”. Daarin wordt uitgelegd hoe verschillende ministeries de waarde van een mensenleven (moeten) berekenen. Ten tijde van Bush (2008) was dat ongeveer $5,000,000 per persoon, en vandaag wordt gerekend met $7,900,000, en stijgend (natuurlijk). In het zuiden van Chili denken ze daar duidelijk heel anders over – of helemaal niet?!

Ik kan nog uren doorgaan met interessante feiten, speculatieve projecties en provocerende uitspraken, maar ga dat niet doen. Ik wou vandaag “op tijd” in bed liggen. Aan tafel werd vanavond gezegd dat de Canadese scheepskrant op haar eerste bladzijde ook een opmerkelijk bericht bracht: België heeft sinds gisteren het record, onder de (beschaafde?) landen, van de langste tijd zonder regering te zitten. Iran is blijkbaar juist voorbijgestoken! We zijn in goed gezelschap.

Prinsendam, donderdag 18 februari 2011

Onderweg voor twee dagen “fjorden” …kan dat een werkwoord zijn?

P.S. Ik heb gemerkt dat éne Yves D. het Octopus raadsel gedeeltelijk heeft opgelost. Paul Allen was echter ook in goed gezelschap … ik licht het toe “en algunas días”!



Ushuaia, Vuurland

nederlands Posted on 2011-02-17 04:30:47

Dat deze reis niet in de eerste plaats vakantie zou zijn, was een uitgemaakte zaak voor de start. Dat ik in “het werk” zou verzuipen was niet gepland. En toch, en toch loop ik achter de feiten aan. Dagen zoals vandaag, waarbij je niet weet welke notities je eerst moet neerpennen, wanneer je twee blogs gaat geschreven krijgen, welke foto’s je moet schieten en wanneer je ze zal editen, hoe Skype vandaag zal werken (of niet), etcetera … Aan boeken lezen heb ik zelfs niet meer gedacht. Maar het was een speciale dag: Welkom in Vuurland — bij zonneschijn!!

Het liedje van wakker worden ga ik niet meer zingen: als het schip remt, word ik wakker – simpel. Het zicht, bij zonsopgang, was de moeite waard, ook al had ik nog lood in de benen. De scherp gepunte kasteelbergen van Vuurland, met wat sneeuw en ijs ertussendoor, verhieven zich majestueus boven de nederige, kleurrijke daken van de stad, met daarbij een zeilboot, een vrachtboot, een yacht, hier en daar, als ondersteunend pittoresk element. De lucht was koel en zuiver, het water helder en vlak: nergens agressie, alles peis en vree.

Om acht uur had ik al plaats genomen op de aller-achterste bank van een Land Rover Defender. We gingen langs het “ Lumberjack Trail” naar een hoge vallei, uitgeschuurd door al lang verdwenen gletsjers. Ik geef grif toe dat ik voor de eerste keer in mijn leven in een 4×4 heb gezeten waarbij al zijn “off road” eigenschappen nodig waren en aangesproken zijn. Dit oude houthakkerspad ging dwars door en woestenij van bossen, beemden, moerassen, dalen, putten en plassen, woelige rivieren en waggelende bruggen, en langs, over of door al wat men zich daarnaast nog bij een wildernis kan voorstellen.

In eerste instantie was de bedoeling om, naast de wijdse berglandschappen, wat bevers en beverdammen te bekijken, en rode vossen te ontdekken (misschien terwijl ze een bever oppeuzelden); om via een husky park, in de natuur te gaan stappen, inclusief een Argentijnse steak met rode wijn nuttigen, op een rust-uitademende, heerlijk geurende tra. Omdat onze Argentijnse gids een kei was (goed Engels, uitgebreide natuurkennis, gepassioneerd verteller en voortreffelijk chauffeur) is dit een prachtige en leerrijke uitstap geworden.

Eén van de interessante “faits divers” heeft te maken met “natuurbeheer door mensen”. Blijkbaar zijn Canadese bevers hier zestig jaar geleden door Engelsen ingevoerd, en gefokt – voor hun pels. Na enkele winters bleek de Vuurlandse winter niet hard genoeg: de beverpelsen krompen met 70%. Dus heeft men de bevers “losgelaten”. Aanvankelijk werden hun aantallen door de rode vossen in bedwang gehouden. Echter werden op deze laatsten gejaagd (ook voor de pels), met succes.

Zoveel succes had de vossenjacht dat de bevers vrij spel hebben gekregen, en er overal in het woud dammen werden gebouwd. Daardoor kwamen vele bomen onder water te staan, en stierven ze af. Dus – zo beslisten slimmeriken – hebben we nieuwe vossen nodig! Ze importeerden grijze vossen uit Patagonië. Die waren echter de bergen niet gewoon, en daarenboven waren de struiste bevers onaantastbaar geworden. De nieuwe vossen weken uit naar het Noorden van Vuurland, waar het vlak is en daar … maakten ze amok tussen de schapen. Volgens de gids wordt er momenteel serieus nagedacht over de volgende te nemen stappen. Op bevers jagen wordt alvast aangemoedigd: per beverstaart krijgt een trapper 25 pesos (=vijf euro). Dat helpt niet echt, want het is te weinig om ervan te kunnen leven … (wordt vervolgd in de komende jaren)

In de namiddag heeft de Prinsendam de steven gewend, naar het Beagle Channel, de beroemde waterweg tussen ontelbare gletsjers die indertijd door Kapitein Fitz Roy, met Darwin aan boord, werd “ingevaren”, en tegelijk, min of meer, in kaart gebracht. Ik was van plan om het grootste deel van de namiddag aan mijn foto’s en blogs te werken; ik dacht zelfs tijd te hebben, nu “de zee” kalm was, om te gaan fitnessen. Dat laatste is gelukt. Mens sana in corpore sano, vooal als het spannend wordt!

Daar heb ik trouwens ook een paar leuke anekdotes genoteerd. De eerste betreft een mevrouw, klein en rond, die met haar regenjas op de loopband aan het stappen was! Dat had ik nog nooit gezien, met een rode regenjas in een fitnesszaal?! Na een paar kilometer stappen heeft ze vast gemerkt dat het niet binnenregende, en heeft ze de jas gewoon naast zich laten vallen, zonder omkijken verder tippelend. Inmiddels was een ander amateur, nog kleiner en nog ronder, nogal schuchter binnengekomen, gekleed in gewone lange broek en wollen pull. Zij wachtte op de monitrice, want ze leek me niet direct zeer vertrouwd met fitness toestellen. Haar eerste activiteit betrof de cross trainer. Welnu, daar probeerde ze op te stappen zoals ik op een paard zou stappen, met dien verstande dat ze uit de stijgbeugels schoot, de hengsels losliet en haar voet verstuikte: einde training. Tot slot moet ik melden dat de weegschaal is verdwenen. Ik zal vanaf nu “op gevoel” moeten afvallen.

De tocht langs het Beagle kanaal was adembenemend mooi, ook bijna letterlijk. Gewoon in het zonnetje buiten zitten, waarvoor het iets te fris was, zou de ervaring nog aangenamer hebben gemaakt: één magistrale film bekijken van verblindend natuurschoon. Ach, ’t was natuurlijk allemaal hetzelfde – bergen, rotsen, gletsjers, morenes, watervallen, wouden, valleien, wolken – maar elk kader dramatisch verschillend. Op één of twee zeilboten na toert daar absoluut niemand rond: alles is rust en kalmte. Baudelaire zou er misschien nog “volupté” aan toevoegen. Gedurende volle drie uur heeft de cinema geduurd, wat deels mijn werkachterstand verklaart. Ten andere, met de honderd plus foto’s van dit traject is er nog een hoop editing werk bijgekomen. En morgen … nog meer Vuurland!

Prinsendam, woensdag 16 februari 2011

Bijna in de Straat van …. Magellaan

P.S. We zijn hier ook oude bekenden tegengekomen. Ik zal daarover schrijven in de Engelse versie van Vuurland (binnen een paar dagen). Intussen kunnen de detectives al wat speurwerk verrichten; onderstaande foto is een “clue”.



Antarctica

english Posted on 2011-02-17 04:25:36

I think it is fair to say that we were not really ready for the cold, the biting cold, pervasive and persistent. And it wasn’t even freezing, at least not during the daytime. Everyone had brought warm(er)clothes but probably many, if not all, forgot to pack also a new mindset. Overall I believe that we had been somewhat naïve about the essence of this place: it is a hostile land even though it offers fairy views.

From the Falklands we sprinted for 600 miles to arrive at five in the nascent morning at far eastern end of Elephant Island. It may not ring many bells but this island was a witness to one of the greatest polar heroics of the early explorers. Twenty-five daring guys got stranded, the boat destroyed and Ernest Shackleton, the expedition leader, used a lifeboat and five men to row to South Georgia, 500 miles away, and returned, five months later, to save the others. We were lucky as we caught the place as the sun rose, and shone on rock and ice. A few sizeable icebergs emerged from the shadows, while ice and rock created idyllic images. The viewing conditions even allowed us to see the imposing Endurance Glacier across ten mile “mouth”.

Because we had an appointment with “real big icebergs” on the inside of the Antarctic Peninsula, we turned South after an hour for the next race. The following days icebergs would always be somewhere around us, sometimes pretty looking, at other times nasty. The spouts of accompanying whales kept me busier than the icebergs, changeable weather permitting. We entered the Antarctic Sound (at the very tip of the trunk, which is called Graham Land) just after noon. Once again the weather cooperated, the sun was everywhere.

Describing the visual and auditory experience that Antarctica offers, is a challenge that I have no intention of taking on. Even though they say that one picture is worth a thousand words, a thousand pictures cannot commence to convey Antarctica, not even the little patch that I would be visiting. In the end it is this enormous variety of physical and biological creation, which hits you continuously right up in your face, that makes the Antarctic wilderness into the grandiose attraction that it really is.

In the Sound we found gigantic icebergs, many tens of square miles apiece that were broken off the Ice shelve, floating gently but purposefully out to sea, We also discovered young penguins enjoying the sun basking and deep diving around floating ice SCHOTS, while their parents are still molting on the shores. And birds, and seals, and sea lions, and hanging glaciers and land glaciers, and people – in bases, and birds, and, and …

One thing we learned about penguins is that you always know when they are coming or going. Indeed when they are coming towards you, they always look white, when they are going they turn pitch black. That colorful black and white show is very evident when the seals or sea-lions are lurking, usually looking disinterested, in the neighborhood. We ended up all the way down to Esperanza Bay, which has been settled by Argentina. Settled is the right word because the first Antarctic (human) baby was born here on the 7th of January in 1978 and this base hosts families only.

From Antarctic Sound we sped up North again to Deception Island. By the time we arrived, just before sunset, the skies had clouded up and we were left to consume only the deception. Under cover of night, we steamed up to “my” area: the Belgian archipelago. That is not really what it is called officially but Belgian cities, provinces and explorers have given their name to many island, bays and straits.

The primary causes for this surprising state of affairs were the polar expeditions of Adrien de Gerlache, a noble and rich son of the city of Antwerp, in the late 19th century. Early in the morning we passed Brabant Island and then went on to Anvers Island; Anvers is the French name for Antwerp. (Until the end of the 20th century many “rich people” in the city spoke French, rather than Flemish, at home as well as in the executive rooms).

The idea today was to actually navigate the “Gerlache Straits” and visit a few picturesque bays that were strewn along the way. The weather would do its very best to show all its colors, except for full blue! Still Culverville Bay and Paradise Bay were pearls in the gallery of natural polar sculptures, even with nebulosity setting in. Although wonderful, it must be mentioned that icebergs in the narrow straits or in glacier-walled bays, project a different posture than they do in the open sea. It is definitely crowded at times, and deciding when to turn and how to turn a big ship requires careful observation, by ice watchers on the bridge, and, I am sure, excellent sonar equipment.

By early afternoon the wind suddenly picked up and we made out to the Bismarck Strait. That is a relatively wide thoroughfare along the southern shores of Anvers Island, albeit not free of drifting ice, in all shapes and sizes. After gusting up to 60kts, mixing in some snow for good measure, the icy, bone-chilling wind died down. But by then the bridge had decided to call it a day, as far as sightseeing was concerned. That would prove to have been a wise decision.

Indeed by six, full afternoon so to speak, we got a replay. Actually it was much worse. By dinner time we had escaped to the open ocean, where the waves averaged a very uncomfortable 15 to 20 feet, but where ice was no threat. Many tables were not as occupied as on an average night. The ferocious storm, the barometer had meanwhile plunged to 960mb, would take the foot off the throttle by three in the morning, just in time to catch a little bit of sleep before hitting “the Antarctic Road” again.

Our next target was Palmer Station, where we would pick up American researchers who would present on the ship about their work at the base, and then we continued down to the famous Lemaire Channel. (Lemaire, explorer in the Congo, was a friend of Gerlache). The weather improved very much in a very short time, typical Antarctic variability. And it would stay relatively sunny, with haze and little wind, until we would leave for our return to a hospitable world.

The scenery in this channel is breath taking and, on a good day, it is passable from North to South over its entire 7 mile length. At its narrowest point it is about one mile wide, and usually clogged with ice. I was actually surprised by the size of the icebergs that came out of the whited granite hole! And, pushed by a current estimated at 4 to 5kts, they were awe inspiring. Unfortunately our captain could not discover a safe way through the ice, and we turned around, to go and visit the alternative site, named Neumayer Bay (and Channel) where a British station, surrounded by loads of Gettoo penguins (and their predators, of course). Here again, with the sun illuminating the snow covered granite spires, there was no lack of the magic images that we had encountered all over the place, visibility allowing.

Apart from discovering this “extra-ordinary virginal environment, the US delegation brought us up to speed with some of the research that they conduct. With a summer occupation of 36 persons (and 16 in winter) Palmer is the smallest of three US bases in Antarctica. McMurdo, about 300 miles away, houses 1100 staff in the summer, and is the biggest station on Antarctic “soil”. The Palmer scientists focus on biology, in particular on the food chain, from mammalians all the way to the smallest plants. They have discovered viral beings that actually help plants to survive in the freezing waters, and have actively studied the “Icefish”. That is very outlandish species, and is unique in terms of blood color: it is white, because it lacks hemoglobin. The challenge is to figure out how the entire metabolism (oxygen transport) works.

As we left Palmer to go North again, I came to realize that no pictures no explanations can convey the immensity of this continent, because, in the end, they cannot convey the simultaneousness of all the elements that make Antarctica absolutely unique. You have to come here and undergo the influences of this beautiful and hostile environment.

Prinsendam, Day 41 – Monday Feb 14th, 2011

Swell and waves will be on our side while sailing to Tierra del Fuego, Fireland!



Kaap Hoorn

nederlands Posted on 2011-02-16 04:02:07

Het is geen tocht voor mietjes, van Antarctica naar Kaap Hoorn. Het werd evenmin een spurtje zoals er in de (plaatselijke) media aangekondigd was.

De kapitein gaf aan dat we geluk hadden: de Drake Passage toont zich van zijn betere zijde, en voegde er schalks aan toe dat hij deze clemente condities nog niet vaak had meegemaakt. Het is maar hoe je ertegenaan kijkt en wat je verwachtingen zijn. Wat dat laatste betreft was de informatie betreffende de duur van het traject wel totale onzin: er stond geafficheerd dat we vanochtend om 8u Kaap Hoorn zouden bereiken. Om meer dan achthonderd kilometer af te leggen in zestien uur kwamen we, naar mijn bescheiden maar terechte mening, wat motoren en schroeven te kort, de tegenwind buiten beschouwing gelaten. Bleek vanmorgen dat vele mensen verrast waren … ze stonden om half acht al met hun fototoestel in aanslag op het voorplecht voor een “hoornig” kiekje! Binnen afzienbare tijd hoeven we niet meer tot 1 april te wachten, dan is het elke dag raak! Maar goed, men mag van de organisatie wel verwachten dat ze dit soort van informatie juist afficheren.

In dat verband is het me opgevallen dat, terwijl de service van het boordpersoneel van een buitengewone kwaliteit is, zwoel qua vriendelijkheid als nauwkeurigheid, lijkt de kwaliteit van het management een paar knoopjes minder te zijn. Misschien zijn de economische tijden nog steeds “te goed” en hangt de arrogantie van het makkelijke succes wat in de lucht. Dit is geen directe of specifieke kritiek die uitsluitend of voornamelijk is gericht op officieren aan boord van dit schip. Het vertolkt een gevoelen, namelijk dat de soms platte commercialiteit omgekeerd evenredig lijkt met wat ik “het ethos van het bedrijf” zou willen noemen, een ethos waarbij de klant enkel het voorwerp van de business is.

Het andere element aan zo een overtocht is “hoe je ertegenaan kijkt”. Welnu, als je denkt een makkelijke prooi voor zeeziekte te zijn, dan wordt je het op dit traject heel waarschijnlijk wel, zeer zeker als het zweven dubbel zolang duurt als aanvankelijk gedacht. Zoals gezegd, vindt de kapitein de condities vandaag een geschenk van God. Om dat even te kaderen: wind 50 km/h, uit het Noordwesten, golven van 2 à 3 meter, uitstekend zicht en een deining tot 6 meter (uit de Stille Oceaan waar de wind over meer dan tien duizend kilometer vrij spel heeft – de “furious fifties”).

Het venijn zit hem in de staart: de deining. Het varieert een beetje, maar ergens tussen de dertig seconden en de minuut (soms zelfs iets langer) ontmoet je “de grote lange golf”, waarbij het schip vooraan links opgetild wordt, en over de volle lengte “bokt”. Als je aan het stappen bent, kan je op een dergelijk moment best een zeemansbeentje bijsteken. Ik hoef wellicht niet te beklemtonen dat het af en toe écht raak is: als de gewone golf en de deining elkaar versterken (3+5=8), kun je er best voor zorgen dat de slokdarmsphinkter zijn taak naar behoren vervult. Dat alles om te zeggen dat er nogal wat mensen een kleurtje hebben, en dat de buffetten rijkelijk gevuld blijven..

Wat ik juist beschreven heb, dat zijn dus, in de ervaring van onze skipper, clemente condities. Hij heeft hier al heel andere dingen meegemaakt, onder meer dat men op volle kracht vooruit, toch ter plaatst trappelt. Met dat in het achterhoofd krijgen de verhalen die ik, voor mijn vertrek, heb gehoord over de exploratieschepen van 7 à 10 duizend ton, die vanuit Ushuaia of Punta Arenas met dertig passagiers naar Antarctica varen, een ander cachet. Ik begrijp nu best dat “iedereen een paar dagen groen uitslaat” en ook “hoeveel heb je er, los van het geld, voor over om Antarctica te bezoeken?” Als ik een laatste quote van de kapitein mag aanhalen: zeilboten, die zich, voor het avontuur, langs de kaap willen wagen (ipv via de Straat van Magellaan te reizen) kunnen er, in slechte omstandigheden, meer dan een maand over doen om Hoorn te “ronden”. Vanavond, tussen zeven en acht, zullen we die kaap voorbij varen. Fotografen present aan bakboord aub!

Omdat dit sowieso een komkommertraject is, kan ik kort uitwijden over mijn persoonlijke aanpak van zeeziekte, waarvoor ik, met dank aan een traditionele Antwerpse gifmengster, speciale suppo’s had gekregen (die komen er normaliter nooit terug uit, zo werd me verzekerd). In feite was ik in de tweede of derde nacht, toen we van de Bahamas naar Barbados vaarden, niet echt in mijn sas; vooral mijn maag had het wat lastiger dan gewoonlijk. Tussen haakjes, in tegenstelling tot de kunsten van mijn vader op dat vlak, is kotsen voor mij een uiterst zeldzame ervaring, en altijd een fysieke en psychische marteling geweest. Ook daarom heb ik me die nacht voorgenomen om te proberen het probleem “geestelijk” op te lossen.

De redenering erachter –voor zover die op dat ogenblik bewust was – stoelde op de assumptie dat er een kortsluiting was tussen twee hersenmappen, namelijk diegene die wordt aangemaakt op basis van de fysische en fysiologische gegevens die rechtstreeks uit het lichaam in onze primaire hersenen terechtkomen langs de ene kant, en diegene die we, ergens in onze (zogenaamd slimmere) cortex aanmaken over hoe we denken of ons voorstellen dat alles zich voordoet. Ge ziet het al: een wat zotterig, onsamenhangend verhaal, maar de praktijk was simpel: voél de golven en de beweging, kijk naar het plafond en wéét dat het meewiegt (zodat je denkt dat je je in een bewegend referentiekader bevindt) en laat verder alles “gewoon gebeuren”.

Meer serieuze praat kan ik er niet over kwijt behalve dat het gewerkt heeft, en nog werkt – zelfs als ik in de neus van het schip, zeer donker en niet luchtig, naar een projectie zit te kijken waarbij ineens alles, zonder voorafgaande waarschuwing, met een zwiep wordt opgetild om met een paar dubbele schokken terug op het water te vallen. Enfin, op die manier moet ik de suppo’s niet testen (want daar heb ik bijna een even grote hekel aan als aan kotsen).

Dat alles gezegd en verklaard zijnde, hebben we de tweede A achter ons gelaten. Ik realiseer me dat dit blitz bezoek alleen maar “een flits” was, niet meer, maar ook niet minder. Persoonlijk vind ik Antarctica in de eerste plaats blaken van onherbergzaamheid en dreiging: de idylle (bij zonneschijn en windstil) die het uitstraalt is verleidelijk en verleidend, maar ik ben vertrokken met de idee dat de gehele omgeving dodelijk is bij de kleinste onaandachtzaamheid. Uiteraard is die opinie niet uitsluitend gebaseerd op de zestig uur die ik in Antarctica – en dan alleen rond de slurf, het Graham Schiereiland – heb doorgebracht, maar ook door de verhalen en lezingen van twee ervaren poolreizigers aan boord, en door de impressies van de jeugdige en begeesterde Amerikaanse onderzoekers.

Ondertussen wacht ik (geduldig?) op de albatros die zou moeten “wieltje zuigen” aan onze achtersteven, en op de dolfijnen die meezwemmen in ons witblauwe zog en op de walvissen die overal in de ronde bovenkomen om lucht te happen, en om iets anders op te spuiten! Enkele andere “te verwachten monumenten” heb ik geklasseerd onder “voor een volgende keer”, zoals de tijgerrobben en de walrussen. Wat die laatsten betreft is er altijd een kans dat er morgen in Ushuaia, of overmorgen in Punta Arenas, aan wal russen staan.

Prinsendam, dinsdag 15 februari 2011

Op weg naar rustiger waters



Lemaire & Neumayer

nederlands Posted on 2011-02-15 02:14:54

Het is haast onmogelijk om de blog niet te beginnen met nog een ode aan de aangrijpende indrukwekkendheid van dit “unspoiled continent”, de echte “last frontier”, waar, naar verluidt, alles geregeld is om het in dezelfde zuivere staat te houden. In het grote verdrag staat zelfs dat niemand mag roken op de dekken van de bezoekende schepen! (Ik vraag me soms af waarom verdragen heel dikwijls zo dik zijn; dit licht alvast een tipje van de sluier op!)

Gelukkig kan ik op de methodes van Spinoza terugvallen om deze blog niet met “Antarctica” te beginnen – en eigenlijk toch wel! Dat is straf, denken jullie, maar dat was Spinoza ook, straf. Ik begin dus met gisteren. Gisteren is immers geëindigd met datgene waarmee we vandaag naadloos zijn begonnen: een diabolische storm. Natuurlijk zal de getrouwe lezer zich herinneren dat de wind en de sneeuw gisteren altijd om de hoek lagen te loeren (letterlijk en figuurlijk zelfs). Ik kan bevestigen dat de aardse furiën, vanaf een uur of zes, met open vizier én met grof geschut hebben aangevallen. De verdedigers vielen al snel als vliegen … Velen werd met opengesperde mond langs grachten en gaten gesignaleerd!

Inderdaad, tegen acht uur was de helft van de passagiers “niet goed”. Met welke overgave de rest uit dit maagdelijke vertigo avontuur is ontsnapt, daar kan ik zelfs niet naar beginnen raden. Vanmorgen was de ontbijtzaal opmerkelijk luchtig). Rond negen uur ’gisteravond waren de golven tussen de vier en de zes meter, met windstoten van 130 km/h. Als je, vanuit de eetzaal, die bonkende, gedrogeerde zee, op het dek en tegen de ruiten kamikazestreken ziet uithalen, heb je snel de neiging om je soep ineens uit te slurpen. Gelukkig had de kapitein in de late namiddag, zoals ik had aangegeven, beslist om de “straten” te verlaten en te kiezen voor de open, ijsloze oceaan. Het huilende onding heeft geraasd tot een uur of twee. Daarna ben ik van lieverlee in slaap gesukkeld. Het was een hele ervaring, ik ben geslaagd – minstens met vrucht.

Spinoza heeft, als ik het wat ongenuanceerd poneer, God en Natuur (evenals Ziel en Lichaam)verenigd door te stellen dat ze één en dezelfde zijn. Welnu, “diabolische storm” en “Antarctica” horen eigenlijk evenzeer bij mekaar. Antarctica is niet enkel blauw ijs en pakken sneeuw, kruipende vrieskou en snijdende wind, giganteske gletsjers en grillige ijsbergen; het is ook uiterst extreem weer, zowel in zijn veranderlijkheid als in zijn uitersten. Trouwens, vandaag hebben we ook een potje meteopoespas opgediend gekregen. En toen we deze namiddag terug noordwaarts kliefden, meldde de brug dat het Valentijnsbal, voorzien voor later vanavond, indien niet “in het water”, dan wel “in de golven” zou kunnen vallen.

Vanochtend om zes uur wreef ik de karige zandkorrels uit mijn ogen; we waren in de nabijheid van Palmer Station (in Antwerpen Zuid zeg maar) waar we Amerikaanse geleerden zouden ontmoeten die daar onderzoekswerk verrichten. De ochtendstond had geen goud in de mond, maar de zee was rustig geworden en de wolken hadden zich grijs, doch hoog teruggetrokken. Het weer zou gedurende de dag constant verbeteren (tot we de aftocht bliezen).

Om acht uur was er een presentatie gepland over wat de bezoekende heren (in de minderheid) en de dames zoal uitrichten op Palmer Station. De vijfendertig zomerse bewoners (slechts zestien in de winter) onderzoeken de voedselketting: van zeeroofdieren, over vogels (inclusief pinguïns) tot de kleinste planten en … speciale virussen die de planten helpen overleven! Ik heb ook begrepen dat de “Icefish” een vis is met wit in plaats van rood bloed (heeft geen hemoglobine en “wisselt stof anders dan anderen”).

Qua ontspanning spelen ze Nintendo, met de kaarten en … bowling, met pinguïns als kegels – over de ballen hebben ze niet gesproken! Tussen haakjes, de grootste basis op Antarctica is een Amerikaanse, in McMurdo Sound, waar “s zomers duizend honderd mensen huizen. Als laatste wetertje: tweemaal per jaar wordt de derde Amerikaanse basis, op de pool zelf, bevoorraadt met rupscamions: een tocht van 1000 mijl die 30 à 40 dagen duurt, zonder stoppen (behalve als het absoluut moet: nieuwe crevassen of onoverkomelijke blizzzards).

Al die kennis had ik om acht uur als immaterieel ontbijt genuttigd. Dat was juist op tijd voor het bezoek aan het “Lemaire Kanaal”. Voor wie het nog niet wist (zoals ikzelf), was Lemaire een Belgische ontdekkingsreiziger in Kongo. Zijn goeie vriend, Adrien de Gerlache, heeft hem geëerd door dit enge kanaal tussen het vasteland en een eiland naar hem te noemen. Het kanaal is een lange trechter, omgeven door mooie rotsformaties (met gletsjers, en pinguïns, en robben, …), met een snelle stroming van zuid naar noord, waarin redelijk wat dreigend-ogende ijsbergen tegen 8km/h naar hun vrijheid varen. Het engste stukje hebben we “voor een andere keer” gelaten, want het werd geblokkeerd door een stelletje onverschrokken macho’s met scherpe messen rondom hun middel.

Terwijl de zon volop begon te schijnen zijn we een Britse basis in het Neumayer Kanaal(of Baai) gaan bezoeken. Daar waren nog enkele honderden pinguïns te bewonderen maar het gros van de nieuwe lichting was reeds te water. De achterblijverkers werden door een hoop luie zeeleeuwen in de gaten gehouden. De pure geografie van dit gebied, en van de ganse kust, is werkelijk betoverend. En wat uiteindelijk niet uit te leggen, nog fotografisch te vertalen valt, is het ganse kader van driehonderdzestig graden waarin al de elementen altijd allemaal vertegenwoordigd zijn, tevens met voortdurend wisselende meteorologische fenomenen.

De derde en laatste dag in Antarctica was, al bij al, een aangenaam toeven, dat voorbij is gevlogen aan recordsnelheid. Er is wel nog veel werk aan de winkel. Immers, nu ik meer afweet van kleurentemperatuur (Remember Rio!?) – een variabele die er in dit gebeid een zottekensspel van maakt, richt ik mijn fotografie een beetje anders in. Het resultaat is oogstrelend (voorlopig enkel mijn gewillig oog!) maar vraagt veel “huiswerk” achteraf.

Vanavond heb ik uiteraard de heiige van de verliefden gevierd: voor de allereerste keer heb ik in mijn kamer gedineerd: Caesar Salad en Seared Salmon, plus een fles champagne, met twee glazen zodat ik alternatief aan het glas van mij en aan dat van Carine zal hebben kunnen gesipt hebben. De kelner keek wat vreemd toen hij me alleen en opgekleed zag staan, maar met twee dollar zakgeld zal hij geen vreemde verhalen gaan vertellen zeker? Bij nader toezien heb ik ook gemerkt dat ik mijn champagne “stopsel” heb meegebracht. Is dàt wel een voordeel? Santé.

Prinsendam, maandag 14 februari 2011

Van Antwerpen naar Hoorn – wij blijven in eigen buurt



« PreviousNext »