Blog Image

AAA - triple & cube

Amazonas Antarctica Acongagua

Diary of a Grand Voyage

Een stukje uitgedroogde beschaving

nederlands Posted on 2011-02-28 04:54:17

Op een zeevarend schip zijn er vele geluiden waarvan je, naast uw eigen wekker, kan wakker worden. Los van een “Verlaat het schip” alarm dacht ik ze allemaal al eens ondergaan te hebben. Dat was een voorbarige conclusie: de misthoorn, die had me nog nooit gewekt. Bij de beruchte “sail-in” van Rio had ik die wel reeds gehoord (van dichtbij zelfs, boven op het hoogste dek), maar toen was ik al goed wakker!

Het is hier een vreemde bedoening aan de Atacama woestijn: over zee hangt er dikwijls dichte mist en enkele honderden kilometer oostelijker regent het overvloedig, maar daartussen valt er, buiten de El Niño jaren (om de elf jaar), twee millimeter water per jaar. Tegen acht uur vanmorgen was de mist weggebrand en lag de (wereld)beroemde “Candelaria” voor onze neus op een duin te bakken. Deze “kandelaar” is in 500 vC door de toenmalige bewoners, de Paracas, uitgegraven over een lengte van vijfhonderd meter, te beginnen vanaf meer dan honderd meter hoog tot zeeniveau. Het is in de stijl van Nasca en niemand weet hoe, wat of waarvoor het is gemaakt. Tekens in het zand.

De haven waar we terecht kwamen is een gat in de woestijn. In de haven gebeuren twee dingen: bulkschepen lossen maïs en ze nemen strooizout terug mee naar Canada en de USA. Omdat het hier bijna dagelijks zeer hard waait, komt er veel zeewater en –schuim terecht op de duinen, het water verdampt, het zout blijft liggen en wordt er regelmatig afgeschraapt om stante pede te worden verscheept.

Vandaag stonden er twee bezoeken op het programma, Tambo Colorado en een “hacienda”, waar ook ambachtelijk geweven werd. Tambo Colorado is de oudste nog-staande Inca vestiging in Zuid-Amerika. Om er te geraken heb je een stuk woestijn en woestenij te doorkruisen, waar drie jaar geleden een aardbeving heeft plaats gevonden van 7.8 op de Richterschaal.

En in alle dorpjes waar we doorreden was dat nog duidelijk te zien. Niet alleen waren er van de verwoesting veel meer dan alleen maar sporen, ook de vuiligheid van de laatste jaren lag op straat en langs de wegen. Vele mensen zijn blijkbaar weggetrokken, waardoor er veel onopgeruimde leegstand is. Wat wel rechtstaat is echter schamel, en dat is in vele gevallen een rijkelijke beschrijving. Naakte armoede loert hier niet om de hoek, het staat in koeien van letters langs de straten geschreven – schrijnend.

Tambo Colorado heeft ook te lijden gehad van de beving: er zijn wat scheuren in de muren maar al bij al is het met deze gebouwen van de Inca’s beter vergaan dan met de modernere optrekjes in de provincie Pisco. Het werd een beetje voorgesteld als Pompeï, ruines met muurschilderingen, en de Andes in de achtergrond. Mijns inziens waren het dakloze ruïnes met hier en daar wat Incarood en okergeel aan de muren.

Het grote plein met het offeraltaar werd interactief opgeluisterd door de vertelkunst van de gids-archeoloog. Zijn betoog kwam erop neer dat het voor de maagdelijke dochters van edelen en bevelhebbers, een eer was om te mogen sterven voor de Opper-Inca. Trouwens, door op achttien hun intrek te nemen in het paleis, steeg deze meisjes hun levensverwachting, want vele gewone mensen stierven voor hun vijfentwintigste. Je moet maar chance hebben in ’t leven.

Na de middag arriveerden we in de hacienda, zo groot als Kapelle-op-den-Bos voor de fusie, 500 hectare. Naast de artisanale weverij, was het puur landbouw: druiven, asperges en citrusvruchten (de laatste twee uitsluitend voor Europa en de USA). Peru en Chili betwisten onder mekaar de Oscar voor de beste Pisco Sour, en dus was Peruviaanse Pisco de welkomstdrank in de tuinen van de grootgrondbezitter. Tegelijkertijd speelde er een orkestje wat Afrikaanse muziek.

Na een tiental minuten was er een dans optreden van een zestal jonge dames, voornamelijk zwarten. De heer des huizes legde uit dat er vroeger (voor 1850) vele slaven in Peru werkten en dat er in deze streek nog veel zwarten woonden. Gedurende de lunch werd onze tafel vereerd met het gezelschap van de gastvrouw. Ze hadden dit domein op twintig jaar herschapen van woestijn in een groene long, en haar man zou er graag meer tijd doorbrengen. Echter was hij door de week in Lima, want hij was ook Minister van Financiën. Spijtig toch wel.

Na de lunch kwamen de danseressen terug voor een encore. Dat werd besloten met een “danseressen nodigen uit” verlengstuk waarbij ik, als jeugdig deelnemer, uiteraard werd gevraagd. Ik weet niet welke dans mijn partner uitvoerde, doch zelf heb ik het bij Chubby Checker bewegingen gehouden (zonder pijnlijke en krakende rumba bewegingen). Dat gaf een goed resultaat want iedereen applaudisseerde. Het strafste is dat de cineast mee was op deze excursie en dat mijn seance is opgenomen. Mijn korte broek en rood-wit-gestreepte polo zullen zeker opvallen, maar met mijn zwarte sportsokjes hebben het uitzicht zeker verbrod.

Na bijna acht uur “uitstap”, in heet weer (36°C in de schaduw en de Inca nederzetting lag in de blakke zon!), was ik blij om terug “thuis” te zijn. Inmiddels is het elf uur, de mist komt opzetten (dat belooft) en morgen is het vroeg dag, in Lima.

Prinsendam, zondag 27 februari 2011

Lima, waren dat ook geen speelgoedtreinen?



Laus Stultitiae

nederlands Posted on 2011-02-27 04:53:40

Het was een Conatus dag vandaag, in het Nederlands deze keer. En morgen is het zondag, dan rusten de lezers (terwijl de auteur zich afsloot voor een nieuw verhaal!)

Dat alles sluit niet uit dat ik op mijn “zon”-dag geen andere meldenswaardige ervaringen zou meegemaakt hebben! Om aan te tonen hoe belangrijk het wel is – of kan geweest zijn – ga ik me beperken tot één ervaring.

Vanmorgen zat ik op het dek, gedeeltelijk uit de zon, maar gevat in haar warmte, een boek te lezen. Ik was zeer geboeid want het ging over (zelf)bewustzijn. Een verhaal over kinderen die geboren worden zonder cerebrale cortex, en toch emoties hebben! (Daarover meer in de volgende zeedagen)

Ik was dus wel degelijk ver weg … ook de vele voorbijlopers ontsnapten aan mijn aandacht. Opeens werd ik “wakker geschud”, een beetje beduusd was ik zelfs. Wat had me zo plots uit mijn concentratie gehaald? Ha, daar was het opnieuw. Dàt was het, dàt geluid had me uit mijn boeken-droomwereld gehaald, geen twijfel mogelijk.

Als ik het neerschrijf, lijkt het vast banaan (!), en ikzelf wat geschift wellicht. Dat laatste is het zeker (nog) niet. Om eerlijk te zijn werd ik namelijk uit mijn concentratie gehaald door het aansnellende water dat op en langs de romp van het schip brak en voortvloeide, en waste en broebelde: een vertrouwd geluid was het ook. Ergens diep vanbinnen was er een soort van herkenning en, neen, het lag niet zomaar aan het geluid van het water op de romp (ik heb dat inmiddels al tot treurens toe gehoord), maar wel dat éne ondefinieerbare geluid, dat geluid had me gewekt, uit mijn aardse afwezigheid.

Al diegenen die dit nog niet al te gek vinden, mogen voort lezen. De anderen zou ik aanraden om snel ergens anders hun zinnen te gaan verzetten! Het strafste is, in feite, dat ik dit, onderbewust, als een gekend oergeluid had ervaren. De rest kan iedereen raden: het was het geklots in de baarmoeder. Die herinnering had me uit mijn zeer diepe concentratie gehaald.

Voilà! En denk nu maar dat ik zot geworden ben. Zolang ik kan voetballen en tennissen (dat kriebelt alle dagen), bij mijn lief zijn en met familie en vrienden wat plezier maken, kan me dat eerlijk gezegd niet zoveel schelen! Geloof toch maar dat het kan, die déjà-entendu!

Prinsendam, zaterdag 26 februari 2011

Moet er nog zand zijn? (Ik ben morgen immers in de woestijn!!)



Terug naar de Tropen

nederlands Posted on 2011-02-26 03:58:51

’t Mooi weer loopt op zijn einde, figuurlijk gesproken – nog twee weken vakantie. Maar letterlijk gesproken zit dat er nu terug aan te komen, alvorens we in België de maartse buien gaan trotseren, of ondergaan. Dat is voor straks, first things first: we gaan nog even genieten van de komende warme, zonnige dagen.

Mede dankzij de medewerking van de zee kunnen we ons haasten, zonder blutsen of builen. Het is een lust voor het oog, dat blauwe en rustige water: een nagenoeg platte halve cirkel. Toen ik vanmorgen de eerste keer wakker werd, leek ik wel in een trein te zitten: een regelmatig motorgebrom, af en toe wat “doebberen” (impliceert ritmisch geluid en zachte schokken, zoals over wissels maar met zachter lawaai). Heel af en toe was de regelmaat onderbroken en kwam er een maalgeluid bij te pas, zoals op de Amazone in ondiepe stukken. Dat laatste kan de oorzaak niet zijn want het is hier een paar kilometer diep. Misschien een dolfijntje in de schroeven? Of een stoute haai …?

Om eerlijk te zijn heb ik er vandaag een “matinée grasse” van gemaakt. De kapitein had beslist van de klok een uur achteruit te zetten. Omdat ik ook wel iets wou beslissen (als je niet thuis bent heb je hier, in vergelijking, niet veel te zeggen!) heb ik me voorgenomen om een uur langer te blijven liggen; dat was dus twee uur winst!

Omdat er voor de rest niet zo heel veel te vertellen valt op een trage nieuwsdag – het is allemaal rustig in democratisch Zuid-Amerika – had ik gedacht om een paar foutjes recht te zetten. Ik beperk me tot de grote, die waarmee iemand ooit verkeerdelijk mee zou willen uitpakken. De belangrijkste rechtzettingen betreffen drank en vogelen.

Om met het laatste te beginnen, en het is ook het langst geleden, heb ik een week geleden geschreven dat “hopen condors langs de golven scheerden”. “El condor pasa”, dat is een waarheid als een koe, echter niet boven de golven, zoals ik aangaf. De condor zit en vliegt hoog in de bergen. Het zou niet belangrijk geweest zijn, ware het niet dat ik gisteravond een schitterende vertoning van zweefvliegen heb meegemaakt, die ik ten zeerste kan aanbevelen. Inderdaad, een uurtje nadat we Valparaíso achter ons hadden gelaten en de zon nog een twintigtal graden verder van haar zuidoostelijke slaapstede verwijderd was, zweefde er een albatros langs het schip.

Ik heb er zeker een kwartier naar gekeken: bij elke golf leek het alsof hij een klap zou krijgen, en verdween hij uit het zicht, achter de kruin van de golf, om “in de draai” weer te voorschijn te komen, altijd opnieuw, en opnieuw, en opnieuw. De grote vlieger sloeg slechts sporadisch met de vleugels; alle snelheid en lift werden gehaald uit een combinatie van de prachtige vleugels (drie meter spanwijdte) en de luchtverplaatsingen die de oceaan zelf aan het wateroppervlak creëerde. Het strafste vond ik nog dat hij sneller ging dan wij, dat wil zeggen ongeveer 40km per uur, in horizontale vlucht wel te verstaan.

Ik herinner me vaag iets van een gekende, klassieke Franse schrijver die schreef over een “albatros die achter een schip vloog”, waaraan ik heel verre, romantische indrukken overhoud. Awel, die herinneringen zijn met deze speciale ervaring opgefrist, en versterkt. Tussen haakjes, ik was zeker dat het een albatros, en geen condor was, omdat ik bij een echte vogelkenner (met een professionele kodak achter een enormmm kanon) mijn verhaal over “hopen condors” had verteld. Ere wie ere toekomt: hij heeft me op het rechte pad gebracht: hij had ze ook gezien en gefotografeerd zelfs. Het waren “hopen albatrossen”. Ik heb op deze reis over vogelen al een en ander bijgeleerd, vooral omdat ik voor alles en iedereen open sta. Niemand is te jong om te leren.

De tweede rechtzetting heeft met drank te maken. Neen, ik heb niet gelogen over mijn persoonlijk drankgebruik (naarmate de reis vordert stijgt het wel, lichtelijk). Het gaat over de Pisco Sour. In mijn onschuld was ik er nogal naïef van uitgegaan dat het sterke goedje, dat de basis vormt, van persoverschotten van druiven werd gedistilleerd, zoals “grappa” en “marc”. Dat is fout. Integendeel, de jenever, zeg maar, wordt gestookt van een lokale moscatel druif en heeft, naar men beweert, een fruitige smaak. Ik heb niet de kans gehad om die brandy puur te proeven. Ik heb wil op het schip een Pisco gedronken die met Daiquiri rum was gemaakt en … ’t is ’t zelfde niet! Misschien moet iemand het eens met grappa proberen, want de Amerikaanse douane staat niet toe dat ik een fles Pisco brandy meebreng!

Daarmee ben ik rond voor vandaag. Immers morgen is er nog een dag zonder veel nieuws!

Prinsendam, vrijdag 25 februari 2011

Sole Galore!

P.S. Ik lees zopas dat we nog een uur achteruit draaien. Zo zitten we terug gewoon op “Amerikaanse Oostkust” tijd, Brussel -6u.



Acongagua, in de Andes

nederlands Posted on 2011-02-25 03:34:19

Het probleem met gewone Goden is dat je er kwaad kan op worden. Dat is het voordeel met de “God van Spinoza”, waarin ook Einstein veel vertrouwen had. Die god doet niets slecht – en ook niets goed. Hij zorgt er enkel voor dat dingen gebeuren, onder andere het weer.

Ik was vanmorgen, met moeite, maar desalniettemin om 6u30 wakker en, op pure wilskracht, om 6u45 uit bed, zoals afgesproken (met mezelf). Tja, ValParaíso had weinig met een paradijs gemeen: het was nog donker natuurlijk maar de wolken, de nevel en nattigheid waren zichtbaar en/of voelbaar. De trip naar de Acongagua lag in de weegschaal … wel of niet? Hoe lang wachten om te beslissen? Wie weet er meer over het weer?

Eerst ontbijten, misschien ging daardoor ook mijn hoofdpijn weg. Ook dat, ja. Ik ben er bijna zeker van dat ze te wijten is aan de wijn die we op de rodeo-hacienda hebben voorgeschoteld gekregen. Na enkele teugen – grote sipjes – had ik een onderbewust gevoel van “oppassen”. Zo een gevoel is me niet vreemd, ik denk dat het te maken heeft met één of andere smaakpapil die sulfieten, of andere ongezonde chemicaliën herkend en een waarschuwing naar de bovenkamer stuurt. Omdat er gisteren aan tafel nergens water te bespeuren was (en het mijne zat veilig opgeborgen in de autobus…), heb ik wat veel van dat onverkwikkelijk spul gedronken en zie … hoofdpijn, in de rechterbovenvoorkamer. Typisch.

Omdat er in dit onparadijselijk oord geen verandering in de lucht kwam, heb ik de Chileense Meteorologische website geconsulteerd en … de vooruitzichten voor vandaag waren “nebloso” en “tarde: chubascos”, Spaans voor helemaal bewolkt en buien in de (late) namiddag. Met al die informatie was de Acongagua van dichterbij bekijken geen optie. Een bediende in de terminal, die tevens fotograaf was, had me gisteravond nog omstandig uitgelegd dat er, zelfs in Portillo – dat is bij de lagune aan de voet zelf van de Acongagua – enkel bij helder weer iets te zien was. Dat zal wel, het is met de Matterhorn in Zermatt niet anders.

Voilà, een paar honderd dollar gespaard en een A gemist. Dat laatste is een beetje overtrokken want de “A” betekent ook de Andes — en die is nog lang, en nog lang hoog. Mijn laatste kans komt in Quito (vandaag over acht dagen), en de eerstvolgende gelegenheid is op de grens van Chili en Peru, binnen twee dagen. De woestijn zal daar wel niet in de weg liggen zeker? En regen is daar al in geen jaren gevallen, dus de wolken zullen wel afwezig zijn. Kortom, het zal allemaal wel loslopen.

Alles bij mekaar hebben we in Chili meer tegenslag dan geluk gehad en dat heeft alles met het weer te maken. Hoewel er aan het einde van de Grote Oceaan uiteraard veel neerslag valt, had ik toch verwacht dat er meer zonnige perioden zouden zijn. Met andere woorden, dat de regen niet te veel nevel en mist en treurnis zou brengen, maar gewoon grote plensbuien. Eigenlijk heeft Zuid Chili in dat opzicht meer weg van West Europa – aan het einde van de Minder Grote Oceaan.. Er zal niets anders opzitten dan deze natuurschone streek nogmaals te komen bezoeken.

Terwijl ik over de overweldigende Andes panorama’s (nog) geen zinnig woord kan zeggen, lijkt het me interessant om iets over de economie te vertellen, en meer bepaald over de menselijke aspecten ervan. Chili heeft – zoals we dat in België kennen – twee werknemersstatuten, namelijk arbeiders en … (hoe konden jullie het allemaal raden) bedienden. Hier zijn de arbeiders, ook per uur betaald, doch zij zijn tegelijk en per definitie de minderverdieners. Een arbeider verdient tussen de 270€ en de 460€ per maand. De bediende, per maand betaald, heeft een loon dat varieert tussen 600€ en 1500€. In Chili telt één werkjaar twaalf maanden, inclusief drie weken betaald verlof, en de grote meerderheid van de vrouwen werkt niet in loondienst.

En de levensduurte dan, zal men vragen? Ik heb geen officiële getallen daarover maar wel wat gesprekken gehad. Groenten en fruit, alsook vlees en vis zijn rijkelijk voorradig en kosten veel minder dan in West-Europa. Al de rest kost evenveel, of meer. Bijvoorbeeld, benzine kost 1.20€ per liter (wordt bijna allemaal ingevoerd). De auto’s zijn veelal Japans en duur, bijgevolg ook klein en overjarig. Ik kan me niet herinneren dat ik in Zuid-Amerika al een BMW heb gezien, wel één Mercedes SUV.

A1ls ik het goed heb, dan ligt de armoedegrens in België rond de 14000€ per jaar, per gezin. Dat maakt alle arbeidersgezinnen van Chili, en een aanzienlijk deel van de loontrekkenden, volgen Belgische normen armoezaaiers, met dien verstande dat ze beslist geen honger lijden wegens onvoldoende middelen. Wat de arbeiders – en zij alleen – door de Staat voorgeschoten krijgen, dat is een sociale woning, variërend tussen de 60 en 90 vierkante meter, afhankelijk van gezinsgrootte. Daarvoor betalen ze maximaal 100€ huur per maand, gedurende omzeggens de rest van hun leven. (Het is eigenlijk een levenslange huur; de huizen in kwestie lijken me na vijftig jaar niet meer overeind te blijven!).

Als we inderdaad reizen om te leren, dan kan je uit deze informatie van alles leren. Voorlopig onthoud ik eruit dat Chili, over zijn geheel genomen en met zijn zeventien miljoen inwoners, het tweede welvarendste land van Zuid-Amerika is, na Brazilië (Venezuela heeft uiteraard veel olie, waarvan vooral de vriendjes van Chavez meeprofiteren, en zodoende een hoger BNP per inwoner). Ik stel node vast dat meer dan 50% van de Chilenen onder de Belgische armoedegrens leeft. Wat is er dan merkwaardig aan de Belgische armoedegrens, of ligt het aan de Chileense economie?

Stof tot nadenken, voor twee dagen “at Sea”.

Prinsendam, donderdag 24 februari 2011

Eindelijk terug wat tijd voor wat contemplatiever orde …



Casablanca in Chili

nederlands Posted on 2011-02-24 04:04:37

Je zou denken dat effen oversteken van Robinson Crusoe eiland naar Valparaíso een fluitje van een cent is, vierhonderd kilometer oceaan, uit de greep van de razende veertigers. Dat is verkeerd gedacht. Enkele uren na het verlaten van het overlevingseiland kwamen we in een storm terecht, met harde wind “7”, uit het zuiden. De richting is niet bijkomstig; ik heb inmiddels geleerd dat een storm met of tegen de wind niet zo erg is (financieel maakt het wel wat uit voor de rederij!) maar een storm dwars op de wind is andere koek.

Die koek hebben we een half etmaal lang op ons bord gekregen. Vannacht om vier uur werd ik, ietwat zwetend, wakker, en mijn maag voelde niet echt prettig. Van de deur open te zetten was geen sprake want de wind blies er los door, schuim inbegrepen. Met een Motilliumke en wat mentale oefening heb ik het pleit gewonnen. Toen ik om een uur of zeven wakker werd was het ergste leed geleden. We waren aan het manoeuvreren om in Valparaíso aan te meren.

Enkele cruiseverslaafden hadden voorspeld dat de “sail in” van Valparaíso een belevenis was. Immers, de mooie ligging in een grote, hoogomrande baai, inclusief het zeer chique Viña del Mar, was een niet te versmaden zicht. Dat zal wel, als de lage wolken uit de weg zijn. Gezien de storm redelijk wat erwtensoep had gebrouwen, domineerde nevel al het andere. Naast ons lag een vlottend, wit kasteel gemeerd: de Star Princess, naar verluidt huizen daar tweeduizend zevenhonderd passagiers. Liever zij dan ik.

Met folklore en wijn, en dan nog een schepje cultuur, was de namiddag overvol. Voor het eerste treffen trokken we naar “het platteland”. Uiteraard is dat land niet plat; behalve de stranden is er in de wijde omgeving niets plat. Het is een glooiend landschap, waarbij de volgende bergrand steeds een beetje hoger zit dan de vorige, af en toe doorsneden door een vallei – zoals de Casablancavallei, bijna halfweg tussen de kust en Santiago.

Het lag in de bedoeling om kennis te maken met het leven van de “guaso”. Die is minder bekend dan zijn meer beroemde “gaucho”, en dan de, sedert het heengaan van Bobbejaan, ordinair-geworden “cowboy”. Op een ranch in “the middle of nowhere” werden we vergast op een rodeo, guaso muziek en dito dans, en zelfs op enkele typische gerechten. Het was leuk om zien (minder om proeven). De strafste toer, volgens kenners, was dat een dertienjarig meisje tussen de voor- en achterbenen van haar paard doorkroop, om daarna het paard te doen op de grond liggen terwijl zij zelf in het zadel zat.

De volgende etappe ging naar een wijngoed in de Casablanca vallei. Een schilderachtige omgeving, verrijkt met een stijlvol ontvangsthuis, verlengd met de modernste vinificatie infrastructuur, waren ons deel. Omdat dit wijngoed slechts sinds 1993 operationeel is, was ik verrast door het feit dat de druivenstokken zo dicht op elkaar stonden, dat er met de hand moest geplukt worden. Voor de apparatuur werd op geen euro, dollar of (500) peso gekeken, zij was hypermodern en alles was kraaknet. En de wijn?

De wijn was “zeer goed gemaakt”, ook diegene die ik niet lustte – de “sauvignon blanc”. Hoewel het klimaat hier blijkbaar zeer geschikt is voor deze druif, had de limpide wijn, naar mijn gevoel, veel (te veel) aciditeit en te veel pompelmoes ‘fruit”. De chardonnay deed me watertanden en de syrah ging zwierig binnen. Ik blijf me wel afvragen waarom men zich zo strikt houdt aan één druif, want sommige wijnen (bv. de syrah) zouden aan intrinsieke kwaliteit winnen met wat extra versterking van één of meer andere variëteiten. Natuurlijk stelt dat wellicht een marketing probleem in de Amerikaanse markt: daar geraken ze uit melanges niet wijs!

Voor de eerste keer ben ik in Zuid-Amerika verrast geweest door de prijs, in goeie zin. De chardonnay “reserva” kostte slechts zeven euro, en een Pinot Noir Reserva tien. In de Belgische supermarkten betaal je, mijns inziens, voor deze wijnen tegen de twintig euro. Hier ligt een grijpklare commerciële opportuniteit!

Na een uur terugreis langs een vervelend landschap, waren we in Viña del Mar – om in de file te staan. Absoluut! Vandaag begon er een vijfdaags popfestival en de straten liepen vol jongeren, terwijl aan de sjiekste hotels meutes stonden te drummen om de sterren te zien verschijnen. Toen we na veel wringen en toeteren bij het museum Fonck (over Paaseiland) aankwamen heb ik gekozen voor de frisse buitenlucht.

Ik was pas thuis om negen uur, nadat ik nog een half uur had overlegd met een paar toerisme experten over hoe ik de Acongagua kon “gaan zien”. Tot aan de Argentijnse grens rijden (3 à 4 uur), dat zit er niet echt in; er zou geen tijd overschieten om van het zicht, als het niet bewolkt is, te genieten. Wij hebben een ander plannetje bedacht, en ik moet morgen weer vroeg op pad. Dus zal ik nu proberen om voor middernacht in bed te liggen. Van stormen hoef ik alvast niet wakker te liggen!

Prinsendam, woensdag 23 februari 2011

Dromen van Acongagua



Robinson Crusoe Achter(bij)na

nederlands Posted on 2011-02-23 02:35:45

Op het dagmenu staat één van de eilanden van de Juan Fernandez archipel, met name het Robinson Crusoe Eiland. Teneinde alle mogelijke verwarring in de kiem te smoren, ga ik eerst even in de avontuurlijke geschiedenis duiken. Fernandez, een Spanjaard, heeft deze eilanden ontdekt in 1574, en dat is niet echt belangrijk want tot 1704 was dit eiland onbewoond. Daarna heeft er vier jaar en vier maand een Engelsman gewoond: een Alexander, met achternaam Selkirk.

Omdat hij geen vertrouwen had in de zeewaardigheid van de kapitein en van het schip waarop hij naar Peru reisde, was hij op eigen verzoek aan wal gezet. (Het schip verging drie maand later voor de Peruviaanse kust). Alexander nam zijn intrek in een grot, en zocht zich een uitkijkpost – waar hij met zijn lange witte broek kon zwaaien. In 1708 heeft een voorbijganger dat uiteindelijk gemerkt! Beide verblijfplaatsen zijn nog in hun quasi-originele staat aanwezig want … allebei uit graniet. De eerste kolonisten landden pas in 1877 landden, onder leidingvan een Zwitser.

Robinson Crusoe is nooit op dit eiland geweest. Hij heeft ook alleen maar in de fabeltjeswereld geleefd. Immers, het is Daniel Defoe, tijdgenoot van Newton, Leibniz en Spinoza, die in 1710 een avonturenroman geschreven, een roman waarvan men aanneemt dat hij het overlevingsverhaal van Selkirk als basis heeft genomen. En daarom werd dit eiland in 1977 herdoopt tot Robinson Crusoe eiland. Tegelijkertijd werd het een UNESCO erfgoed.

Het was nog donker toen we voor anker gingen in “Cumberland Bay” (waar nog een Duitse kruiser roest, de Dresden, die in 1915 gekelderd is). De hoofdstad San Juan Bautista lag binnen zwemafstand, zo diep was de beschutte baai. Alle zeshonderd eilanders wonen hier. Volgens de documentatie zijn ze verre van arm; de omringende wateren zijn bekend voor hun uitstekende (spindler) kreeft. Rosbesproetelde stervelingen kom je hier niet tegen, eerder donkerogige met donkerder haar, en vriendelijk. Gemeten aan de aantallen “mensenvrienden” die “op straat” rondlopen, houden ze wel van rosse honden!

Vanaf acht uur konden we met de shuttle naar land. Het eerste vertrek voor de vroege vogels (altijd dezelfden) werd een half uur uitgesteld omdat onze timmermannen het landingsdek eerst moesten herstellen, om het veilig te maken. Het voordeel daarvan was dat alle donkerte was verdwenen – weggewaaid – toen we aan wal arriveerden. Toen ik gisteravond wat plannen had gemaakt, dacht ik een kilometer of tien rond het eiland te stappen, à la Duivelseiland, al lang geleden. Van dichtbij leek dat echter geen goed idee: daar stonden steile bergen, en ze begonnen onmiddellijk! (cfr foto)

Van de nood een deugd gemaakt, besloot ik om een “Alexander achterna” trektochtje voor mijn rekening te nemen. Dit was een uitstekende gelegenheid om mijn cardiovasculair programma te starten. Op een bordje stond: Alexander Selkirk Mirador – 2700m. Ik zag direct dat dit niet de hoogte was, dus moest het de lengte zijn. (Later bleek de hoogte “één Botrange” te zijn, beginnend vanaf zeeniveau). Na de eerste vijfhonderd meter had ik de leiding genomen van een ingebeeld peloton. Na nog eens vijfhonderd meter was ik nat in het zweet (hoewel het niet warm was, een graad of zestien). Het eerste stukje “regenwoud” lag achter mij en de steilte nam wat af. Na nog vijfhonderd meter kwam de uitkijkpost, een zadel vanwaar Selkirk het ganse eiland kon overzien (cfr foto), terug in zicht!

Ik was bijna een uur onderweg. En het begon te regenen. De tweede bosstrook, met totaal verschillende en kleinere bomen, lag voor mij – omhoog. Tot aan de meet schatte ik het hoogteverschil zeker op 400 meter. De moed zonk me in de schoenen, terwijl mijn dun, schamel, plastic regenjasje flapperde in de aantrekkende wind. Ik besloot te wachten op de achtervolgers; alleen verder gaan op de glibberige paden leek me wat riskant. Je weet maar nooit, en het schip wacht niet, en de telefoon werkt niet, en, buiten een paar vogeltjes, is er absoluut niemand in de omgeving.

Excuses genoeg om op te geven, dacht ik kritisch. Na tien minuten maakte ik rechtsomkeer; behalve een oude grijze rakker met een kwiekere zwarte madame ben ik op de terugweg niemand meer tegengekomen. Trouwens, die terugweg was “tricky”, en mijn knieën en kuiten zijn nog aan het recupereren. Met mijn hart gaat het goed, hoewel het een beetje bloedt: ik had graag daarboven gestaan, zoals Alexander.

Robinson Crusoe eiland is, als je toch in de buurt bent, een bezoek zeker waard. Op zes uur heeft de zon vijf keer geschenen en heeft het vijf maal geregend. Dat zorgt wellicht voor de wondermooie schakeringen van groen tegen de steile wanden. De rotsen doorspekken al dat groen met variëteiten van geel: van witgele zandkleur, over oker naar oranjegeel, tot donker graniet.

Alvorens we naar Valparaíso koers zetten, hebben we kijkje genomen bij de grot van Robinson/Alexander. Zij is nog intact, ook na de tsunami van vorig jaar! Vanaf het schip kwam het me voor dat je daar vandaag zou kunnen vertoeven en leven zoals Crusoe: zonder telefoon, zonder auto (in het dorp zijn er ook bitterweinig), levend van de wilde vruchten en fruit. Om elke dag naar die uitkijkpost te stappen mag je in elk geval geen kilo’s teveel hebben!

Prinsendam, dinsdag 22 februari 2011

Op weg naar de Acongagua



Allerheiligenmeer

nederlands Posted on 2011-02-22 03:29:01

Bewolkt en fris. Grijs en droog. Het is maar goed dat ik gisteren niet meer over de meren heb geschreven, want over vandaag valt er absoluut niks te zeggen.

Na onze minder geslaagde doortocht van de fjorden, lagen we gisteren voor anker in Puerto Montt. Je kon vanaf het schip met een goede verrekijker zomaar in de huizen binnenkijken. En dat was meegenomen, voor voyeurs tenminste, zoniet had je beter de kijker in de tas gelaten: er was niks merkwaardigs te zien in Puerto Montt, de laatste haven aan de zuidelijke westkust en een lokaal centrum, met dertig duizend redbare zielen, dacht ik.

Het toeristisch belang van de stad schuilt in “de meren”, die ten Noorden ervan liggen. Vooral voor het 900 vierkante kilometergrote Lago Llanquihue (een naam die ik niet kan onthouden) en het Nationaal Park Peréz Rosales (heel wat simpeler!) dat erachteraan plakt, is het een haast natuurlijke uitvalsbasis.

In feite is deze landing, los van Patagonië – dezelfde staat maar een ander land, mijn eerste voet aan wal in het echte Chili. Wat verbazing wekt is de huidskleur van de mensen: er is hier nog weinig indiaans bloed in omloop! En ook het bruine, zeg maar Spaanse, type is niet veralgemeend. Straffer, er lopen hier “rossekoppen” rond, en niet geverfd maar echt, want de sproeten ontbreken evenmin. In de boekjes staat, en onze gids die, in alle opzichten, als twee druppels water op een jeugdige Di Rupo sprak en leek, vertelde dat vooral Duitsers in deze streek zijn neergestreken, aangedikt door wat Slaven (hoofdletter is zo bedoeld!) en andere “oude” Europeanen. Die uitgesproken huidskleurvariatie doet wel raar aan, in Zuid-Amerika.

Het tweede dat opvalt is dat de meeste mensen verstaanbaar Spaans spreken. Dat was al duidelijk merkbaar in Punta Arenas met dien verstande dat er redelijk wat “Patagonees” om de hoek kwam kijken. Nar hun eigen zeggen waren het lokale indiaanse verbasteringen. Het derde waar je niet naast kan kijken is dat er zichtbaar mensen wonen hoewel, en ik heb dat gisteren al even aangestipt, naar Belgische of zelfs Europese normen, bitter weinig – maar veel meer dan in de voorbije twee duizend kilometer.

Ook voor de Prinsendam was Puerto Montt slechts een doorgeefluik: een stadsbezoek was zelfs geen excursie waard. De winkelverslaafden konden in het nabijgelegen “meer”-plaatsje, Puerto Varos (waar veel Duits bloed resideert), rondk(w)ak(k)elen. De meerderheid van de passagiers was deels geboekt voor de “landschapsnatuur” van meren en vulkanen, en deels voor de “bionatuur” op het eiland Chiloé.

En zo kom ik bij “opvallendheid” #4 en #5. Om met vier te beginnen: de wegen zijn slecht en weinig in aantal. Vergeleken met dit “toeristische” stukje Chili is, bijvoorbeeld, Noord Portugal van de tachtiger jaren, een paradijs. Zo nam onze busreis van een goede zestig kilometer tot het Allerheiligenmeer, de entree tot en een hoogtepunt van het Nationaal Park, tweeënhalf uur in beslag. Het voordeel is dat je de magnifieke Volcàn Isorno (2400m hoog), zonder tijdsdruk, met de ogen helemaal kan uitkleden, én terug aankleden. De twee uur retour per bus is er dan wel effe teveel aan!

De natuur blijft overal verbluffend mooi. Niet enkel de speciale berglandschappen en de emeraldgroene meren (velen ook van vulkanische oorsprong), maar, nummer vijf in de reeks van opvallendheden, ook de onaangetaste, onmetelijke – vlakke, schuine, dalende, stijgende, hoogbegroeide en laagbegroeide – zeeën van tintenrijk groen verdienen een eervolle vermelding. De reisgidsen vergelijken deze streek met het “Wilde Westen” in de States – toen het nog onontgonnen was! (Ik had bijna geschreven “onbeschaafd” maar weet niet of dat in de US inmiddels al veranderd is. Nvdr: vandaag stond in de New York Times dat men in Texas een wetsvoorstel heeft ingediende waardoor professoren en studenten toegestaan wordt om op de universiteitscampus een verborgen wapen te dragen).

Zelf heb ik het Lago Todos los Santos op een aangename, doch groepsonvriendelijke manier ervaren. De boot waarin ze ons wilden “sandwichen of sardineren”, leek me niet enkel (te) klein maar was bovendien quasi-compleet omvensterd, met dik blauw plexiglas. Op de Noordzee kan je zo de zee in het blauw fotograferen, maar in een freelgekleurde omgeving als deze meer-met-vlkaan combinatie is dat om te kotsen! Ik heb onze di Rupo look-alike vriendelijk duidelijk gemaakt dat ik, in de lommerte van een hoge boom, wel zou wachten op hun terugkeer. Maar zie, ze waren pas afgeduwd of een jonge, indiaans-getinte Chileen kwam naar me toe en stelde voor dat hij me in zijn open boot zou rondvaren. We kwamen tot een akkoord voor een half uur en 8000 pesos (€12). Het geld was wel besteed; naast de unieke foto-ops, kreeg ik ook nog wat opinies over de “color local”, uit de mond van een doodgewone, eerlijke sloeber. En als hij de motor stillegde, kon je de ganse wereld horen ademen … misschien hielden zelfs de wilde zalm en forel eventjes halt!

Omdat een lange terugrit in één ruk wat tegen de borst zou stoten, had men een lunchje gepland in een hotel restaurant op een idyllisch plekje, aan de rand van het meer waarvan ik de naam niet kan onthouden, met uniek zicht op de Isorno vulkaan. Naast de Pisco – cfr volledige uitleg gisteren – kregen we er, natuurlijk, verse garnaal, verse zalm en … Apfelstrudel, het typische, lokale dessert. (Trouwens gemaakt van oranje-appels)

Vandaag is, zoals verwacht, een rustdag geworden, hoewel ik aan de conditie ben blijven werken. Er was een nieuwe weegschaal in de fitness. Het ziet er goed uit, mijn gewicht; nu nog mijn ademhaling op een vol te houden, hoger ritme krijgen ….

Prinsendam, maandag 21 februari 2011

Ergens in de Pacifique



Merenland – Meer is niet genoeg

nederlands Posted on 2011-02-21 03:19:05

Niemand zal mij met de nek aankijken als ik het vandaag redelijk kort houd, immers het was een lange dag – negen uur onderweg – en morgen komt er een “zeedag”. Bijgevolg lijkt het me logisch dat, gegeven dat ik eigenlijk nog moet beginnen schrijven, terwijl ik al gezellig met een Spinoza boek in mijn bed zou moeten liggen zweten en dromen, ik morgen wat uitwijd over vandaag. Capisce?

Crux, om alle twijfel over de sterren weg te nemen, heb ik afgevinkt. Alfa, beta, gamma, delta en eta hebben zich zonder blozen in hun naakte (rode, oranje, zilveren en blauwe) schoonheid getoond. Gisteravond hebben de Hemelse Managers hun best gedaan om er een merkwaardig schouwspel van te maken. De lucht was droog, de hemel hing helemaal vol lichtjes en zelfs de quasivolle maan, die in een verblindend kleed de show wou stelen, kon het milliardengefonkel niet blussen …

En zie, vanmorgen was de hemeltoestand zoals we hem hadden achtergelaten: wolkeloos. Achter het schip dreef een kudde schapenwolkjes, gezapig, want ze leken niet gehaast om ons in te halen. Het (relatieve) drama van de Chileense Fjorden was daarmee verwerkt.

De Koning is dood, leve de Koning. Viva de Chileense Meren! Bravo, bravo!!

Voor zover ik heb gezien en gehoord, woont hier gemiddeld één persoon per vierkante kilometer, en dat is minstens tienmaal meer dan rond de fjorden, en misschien wel hondermaal meer. In het Merenland, kan je nog rustig foto’s nemen zonder dat mensen voortdurend in de weg lopen. We zitten hier nog steeds 1000km ten zuiden van Santiago – twaalf uur rijden. En Santiago zelf ligt minstens twee duizend kilometer weg van de wereld. Verlaten is het, maar niet desolaat.

Om tien uur was ik onderweg, naar de vulkanen en de daarbij horende meren. We hebben met het geluk heraangeknoopt. De gids vertelde ons dat er in Puerto Montt twee en een half maal meer regen valt dan in Brussel, en dat het er evenveel dagen regent, meer dan één op twee. Gisteren hadden ze een nieuw “alltime” warmte record gevestigd: 30°C. Ook dat compartiment deed het vandaag beter – voor de toeristen – slechts 26°C.

Het verhaal over de vulkanen is voor morgen maar ik wil mijn “collega’s sociale drinkers” toch mijn Pisco ervaring niet onthouden. Let wel, het is “pisco”, uit te spreken zonder hapering en zonder nadruk op een bepaalde lettergreep. In dat verband vermeld ik dat een “toiletbeurt” hier 200 pesos kost, dat is 30 Eurocent. In een land waar het gemiddeld inkomen één derde is van België zijn dat dure plassen. Ten andere, zowel laden als lossen is hier duur in de restaurants!

Terug naar Pisco. Dat is dus geen Incastad, zoals Cuzco – of zo, maar wel een Incadrànk!! Ik ken niks van sterke drank – “long” noch “short” – maar als de “Hotel Manager” van het schip (tweede in rang, én daarenboven Antwerpenaar) speciaal daarover, ongevraagd en naar al de passagiers, een brief schrijft, dan leg ik die niet achteloos naast me neer. In de brief legt “Firmin” (zo heet de man – bijna iedereen noemt hem echter Fir Minn) uit dat we met Pisco moeten oppassen, alvorens we er ons in “onderdompelen” (“immerse yourself”, zo stond het er).

De letterlijkheid even vasthoudend, noteer ik: “Quite frankly, ALL of the ingredients can present a health risk if not handled properly, but the real stand out is egg white”. Als je dat alles leest, hoe kan je dan weerstaan aan “proeven”? We zijn toch allemaal een beetje avonturier? Beter de koe snel bij de horens nemen: vanmiddag heb ik geproefd – als aperitief, vóór de Chileense zalm, zodat die, in alcohol zwemmend, de gezondheid niet zou schaden! Als goede huisvaders hadden we er ons wel van vergewist – no joke! – dat het etablissement in kwestie niet alleen verse, maar tevens levendige kippen had. (Zoals blijkt uit de foto hadden ze ook een oude stoommachine van Duitse makelij).

Pisco is een potente en verfrissende drank, en als de eieren OK zijn, dan kan je er snel “een beetje snol” van worden, zoals één van de oudere, gulzige reisgenoten heeft gedemonstreerd! Voor diegenen die het willen proberen, hierbij het originele recept, gratis (!):

8 delen Pisco, uit Chili of Peru (ofwel straffe en kwaliteitsvolle Grappa, 100° Proof)

4 delen Limoensap

3 delen Siroop (bv. mango, groene chili, gember & honig, avocado, mint, ananas,of …)

1 rauw Eiwit (“rauw” is het risico)

Goed schudden met ijs, en strainen in een glas, met een stukje fruit als versiering (bv. limoen).

Santé!

Prinsendam, zondag 20 februari 2011

Maandag … rustige inhaaldag op de Pacifique!



Welke Chileense Fjorden??

nederlands Posted on 2011-02-20 03:02:00

Nee, toch niet: we hebben geen Chileense fjorden gezien, behalve de laatste paar uur voor zonsondergang. Ach, dat waren gewoon fjorden – mooi overigens, en vreedzaam – maar niet écht de Chileense fjorden. Misschien moeten we wat geld terugvragen? Voor zover ik me herinner staat er overal “mits toelating, voor zover de omstandigheden het toelaten en … de kapitein beslist’.

En zo had onze kapitein vanmiddag beslist dat er grotere prioriteiten waren dan de Chileense fjorden, bijvoorbeeld de koeling van de dieselmotoren. Ge kunt de man geen ongelijk geven want wat is een schip zonder motoren? Een vogel voor de kat, een speelbal voor de golven!

Vanmorgen bij het ontbijt – het was slechts half zeven, en de dag kwam in de lucht – was het al raar dat we maar heel stillekens vooruitgingen, in de open zee. De getande kust van Chili lichtte voorzichtig op, net ouderwetse, benen, versleten kam. Wel een zeer lange, want waar je ook keek in het Oosten, je zag enkel de “Cordillera”.

Laat in de nacht was de wind (eindelijk) gaan liggen en de hemel toonde zich ’s morgens aanstonds van zijn stralend blauwe kant. De ochtendstond had veel goud in de mond, maar het schip had geen vlam in de pijp. Dat ging omzeggens onopgemerkt voorbij want overal rondom ons kwamen walvissen water spuiten (en adem happen, veronderstel ik), terwijl hopen albatrossen (en andere vreemde vogels) langs de golven scheerden, rond die grote monsters. Mooi om aan te kijken, vanop mijn balkon, met een witte klak, gebruinde en bruinende torso, afgetrainde benen, gespierde schouders, en dies meer … Een zalige morgen. (Hierbij een foto van mijn “cross trainer”, achter het glazen raam)

Om één uur kraakte de wat aarzelende stem van de gezagvoerder doorheen de “ integrale intercom” (waarvan je ook in je cabine wakker word, maar dat is de bedoeling) om aan te kondigen dat, met het Kanaal van Darwin pal voor ons (de weg naar de fjorden voor vandaag), we toch niet verder konden want … de waterfilters voor de koeling waren totaal verstopt. Zij zouden de motoren helemaal moeten stilleggen, ronddobberen en wachten – terwijl de techniekers in de machinekamer zich te pletter wroeten om het “krill” weg te krijgen.

“Krill” (in het Nederlands mij onbekend) is garnalerig en kreefterig plankton dat in de oceanen, vooral bij de zgn. continentale “shelf”, veel voorkomt. Dat is ook waar walvissen verzot op zijn. Zo werd het duidelijk waarom er zoveel walvissen naar boven kwamen … ze hadden zich ook vol gefret met “krill”. Dat poets- en spoelwerk heeft geduurd tot half zeven vanavond. De kapitein meldde dat alles OK was, en voegde eraan toe dat de machinisten reeds sinds één uur vannacht ononderbroken bezig waren geweest om de smurrige puree te verwijderen.

En toen … toen stoomden we verder, hoger – op mijn landkaart wel te verstaan. Omdat het reeds laat was hebben we ook het Darwin Channel niet genomen, maar wel ééntje meer naar het Noorden. Tja, het maakt wellicht allemaal niet heel veel uit, het is hier een wirwar van kanalen (fjorden), eilandjes, golfjes en dies meer. Uiteindelijk werd het, met de schitterende zonsondergang, nog een sensueel feest. Een Duitse madame vond het: “unwirklich”.

Inmiddels is het gisteren ook volle maan geweest, en is Luna (of Selena voor de puristen) eveneens, sinds negen uur, in volle pracht vruchtbaar aan het rijzen. Het is nu half elf en de sterren beginnen te fonkelen. Ik zal voor de eerste keer in mijn leven “Crux” – het Zuiderkruis – kunnen bekijken want, niettegenstaande allerlei pogingen sinds Belèm, is het me – wegens wolken, kou, luiheid of onkunde, nog niet gelukt. Maar vanavond staat het er, dat kruis! En, enkel voor de liefhebbers, α-Centauri, de ster die het dichtste bij het zonnestelsel staat, prijkt er vlak naast. Ik zal seffens nog even gaan smullen!

Daarmee houd ik het vandaag figuurlijk, zij het niet letterlijk, voor bekeken!

Prinsendam, zaterdag 19 februari 2011

Uitgekuist staat netjes; en vanavond heb geen garnaal gegeten, je weet maar nooit …!



Chileense Fjorden??

nederlands Posted on 2011-02-19 03:12:36

Dat zou best kunnen, maar wie heeft ze gezien? Zonder de graden zuid en west, zou het onmogelijk zijn om een bevestigend antwoord te geven. Opgepast, ik heb al acht foto’s genomen – acht. Maar het zal een uitzonderlijke combinatie van fotolaborant en geograaf zijn die daaruit de “Chileense Fjorden” kan reconstrueren..

Misschien had ik gisteren over de lichtekooien en hun geluk beter gezwegen. Langs de andere kant, vraag ik me af of ik niet een beetje blij moet zijn … Ook van overdadige natuurconsumptie kan je indigestie krijgen, of vergis ik me? Trouwens, los van het gevoelen van overdaad, heb ik vandaag toch wel de kans gegrepen om “bij te geraken” en … straffer zelfs, zonder nieuwe foto’s is er ook geen extra werk op mijn plank komen te liggen.

Je kan opwerpen dat het veel tijdrovender is om over “niets” te bloggen, dan over “iets wondermoois”. Mijns inziens heb ik hier in tien regels bewezen dat het niet noodzakelijk waar is. Uiteraard kan ik niet weten wie er hierna nog gaat verder lezen!? Ik beloof alvast om er mooie beeldjes in te stoppen (van gisteren, uiteraard).

Het liep vandaag al vroeg mis. Vannacht om een uur of vier werd ik gewekt door een schril gefluit. Neen, ik had niet juist een gedroomde, open doelkans gemist, het was gewoon een felle wind die mijn deurspleet had gevonden. Om zeven uur had de wind gezelschap gekregen van alles wat je liever wil mijden: koude regen, laaghangende wolken en overal wollige grijzigheid. Vooral als je “uitkijkt” naar een panoramische tocht doorheen sprookjesfjorden, dan zijn dat nefaste attributen.

Hoewel de wolken sinds de middag hun water van wat hoger laten vallen, en de wind met meer plaats wat trager blaast (!?), is het nog steeds wenen met de pet op, en dat geldt ook voor foto’s nemen. Gevolg: weinige foto’s, want ik heb maar één camerapet en ze is niet waterdicht. Het is inmiddels zes uur in de namiddag. Enkele minuten geleden kreeg ik een seintje van mijn maag dat er wat veranderd was. En ja, bij nader toezien – plus het raadplegen van het Captain’s Log”, heeft ze gelijk, mijn maag: de kapitein houdt het blijkbaar voor “bekeken”, bij wijze van spreken.

Het is inderdaad de bedoeling om bij de Golfo Trinidad, 50°S bij 75°W, de waters van de Stille Oceaan op te zoeken. Op deze breedte is dat geen klein bier: dit is de “arrivée” van de “roaring forties” en “furious fifties”, en allerminst “pacific”, in de strikte betekenis van het woord. Vanaf de brug voorspelde men vanmiddag “vier meter”. Ik heb ondertussen geleerd dat die golfhoogte terstond in de hersenen een lichtje doet branden: de zgn. “swell”, of deining, is onmiskenbaar. Morgenmiddag duiken we dan terug in de fjorden. Als aan de weersvoorspelling geloof mag worden gehecht, wordt het zonnig, met enkele buien. Waar hebben we dat nog gehoord?

Met dat alles zijn de zuidelijk gletsjers opgeborgen – voor een andere keer, want uitgesteld is niet gesmolten. Het lijkt me wel wat, een trip vanuit Ushuaia naar Santiago, ter zee, ter land, ter lucht, te voet, te paard (?), per 4×4, per bus, en per boot; vooral per boot! En wijn aan de meet!!

Prinsendam, vrijdag 18 februari 2011

Via een Pacific Waltz naar een nieuwe morgen



Punta Arenas, Patagonië

nederlands Posted on 2011-02-18 03:58:29

Patagón betekent “Grote Voet”. Voor zover mij bekend heb ik hier niemand op de tenen getrapt. Dat is niet abnormaal want ik ben van nature zeer behoedzaam met mijn eigen voeten, en daarenboven bevindt, zoals ík de landkaart bekijk, de voet-met-de-tenen zich eigenlijk in Vuurland.

Daar waren we gisteren met goed weer vertrokken, en in Punta Arenas hebben we datzelfde weer teruggevonden, iets warmer wel, tenminste als de wind buitenspel wordt gezet. In al deze contreien is die wind een heel speciaal element: hij brengt, smaak- en ruikbaar, zuivere lucht, die wel zeer droog aanvoelt (in de mond, in de neus en aan de huid), maar bezit een intrinsieke krispe kou, waardoor hij zijn afkomst niet kan loochenen.

De gids van de dag was ook opgelucht, niet zozeer door de lucht, doch eerder door het weer: bijwijlen scheen de zon, de wind woei niet hevig en de thermometer wees, om negen uur, 13°C aan. Als ik onze meteorologische meevallers van de vier laatste dagen, telkens bevestigd door een ervaringsdeskundige (hetzij een gids, een explorateur of de kapitein), bij elkaar optel, dan kan je rustig spreken van lichtekooiengeluk. Een mens zou bijna verwachten dat het morgen regent, al was het maar om geen verkeerde indrukken te wekken!

In Punta Arenas zijn enkele grote pinguïn kolonies, een aantal rijke haciënda’s van eertijdse magnaten, zeer veel schapen en dito boerderijen en, natuurlijk, oude forten van verdreven koloniale machten. Ik had beslist om vandaag – mijn honger naar meer historische, biologische en economische informatie gestild zijnde – de stoeltjeslift te nemen en, van de hoogste lokale berg (600m, met zicht op de Straat van Magellaan) te voet af te dalen.

Het moge geweten zijn: die zogenaamde Straat is een Autostrade. Hier, in Punta Arenas, is ze 25 kilometer breed: Magellaan gaf zijn naam niet aan prullekens. Honderd jaar geleden, zo vertelde de gids, vaarden hier honderd schepen per week doorheen, omgerekend 15 per dag. Dat is vandaag anders: de straat lag er zeer verlaten bij. En op de ruïnes van de vroeger druk bezette pieren zaten honderden vogels, die op meeuwen geleken, maar luier waren.

Hoewel botanica niet direct “mijn ding” is, moet ik toegeven dat de afdaling doorheen een primair bos van inheemse beukensoorten “leuk” was. De stoeltjeslift was een beetje uit de mode en “krammikkelig”. Eén van de machinisten had zelf eerst een aller-retour gemaakt om aan te tonen dat je er niet noodzakelijkerwijze hoefde uit te vallen … en ook de motor was blijven draaien. De laatste keer dat ik zulke contraptie heb gezien was in 1973 in een verloren wintersportplekje in Zwitserland. Alles bleek uiteindelijk naar behoren te werken. Waar we echter boven de bomen uitkwamen was het bibberen geblazen: enigszins wegens de vrije-val diepte maar, meer nog, vanwege de Antarctische wind. Brrr.

De afdaling was zalig: tussen de bomen, naast de kreekjes, over stenen en mossen, met de stilte van de ruisende bladeren en van de imposante vergezichten, wat zon hier en daar (en schaduw daar en hier, uiteraard). Had ik ooit een bucolisch gedicht van Ovidius van buiten hebben kunnen geleerd krijgen, dan had ik vandaag op de cadans daarvan naar beneden kunnen stappen, waardoor de poëtische waarde van deze panzintuiglijke belevenis nog meer in de verf had kunnen gezet worden. Dat zijn veel irrealissen op één hoop, maar dat neemt niet weg dat het ontwapenend, plezant en zelfs leerrijk was.

Onderweg stootten we op wild fruit, op oudemannenbaarden aan de beukentakken hangend, en ook op een mijnschacht met bijbehorende verluchtingsschacht. Over het “fruit” kan ik melden dat we “mushberries” geproefd hebben. Dat zijn gele, bolvormige fungi (zoals in “mushrooms” wellicht) die vroeger voor de Indianen van Patagonië het belangrijkste voedsel waren. Iets dikker dan dikke witbuik kersen, verworden deze schimmels tot tumorachtige knobbels aan de lokale beukenbomen, waaruit zsij op hun beurt belangrijke stoffen halen om zelf gezond te blijven!

Over gezond gesproken wil ik nog iets over de koolmijn zeggen. Op een redelijk steil, nat en dus glibberig pad, dartelden we naar beneden toen daar plots een omheining stond. Deze omheining moet men zich voorstellen als een vierkant van drie op drie meter, gemarkeerd door vier hoekpalen, waaraan langs elke zijde twee zware planken zijn bevestigd, één op 120cm en de andere op 60cm hoogte. Als je er tegenaan loopt is het stevig genoeg om als barrière te fungeren, maar als je slipt en op je rug naar benden schuift, ga je er zonder pardon onderdoor.

En wat bevindt er zich achter die planken? De schacht voor de luchtverversing van de oude (in onbruik zijnde) koolmijn, tot aan de rand gevuld met donker water. En hoe diep mag die ronde koker dan wel zijn? Vijftig meter, niet “fiftee(n)” maar “fifty”! Ik zou dit misschien niet vermeld hebben, ware het niet dat in mijn dagelijks uittreksel van de New York Times als kop te lezen stond: A Life’s Value May Depend on Agency”. Daarin wordt uitgelegd hoe verschillende ministeries de waarde van een mensenleven (moeten) berekenen. Ten tijde van Bush (2008) was dat ongeveer $5,000,000 per persoon, en vandaag wordt gerekend met $7,900,000, en stijgend (natuurlijk). In het zuiden van Chili denken ze daar duidelijk heel anders over – of helemaal niet?!

Ik kan nog uren doorgaan met interessante feiten, speculatieve projecties en provocerende uitspraken, maar ga dat niet doen. Ik wou vandaag “op tijd” in bed liggen. Aan tafel werd vanavond gezegd dat de Canadese scheepskrant op haar eerste bladzijde ook een opmerkelijk bericht bracht: België heeft sinds gisteren het record, onder de (beschaafde?) landen, van de langste tijd zonder regering te zitten. Iran is blijkbaar juist voorbijgestoken! We zijn in goed gezelschap.

Prinsendam, donderdag 18 februari 2011

Onderweg voor twee dagen “fjorden” …kan dat een werkwoord zijn?

P.S. Ik heb gemerkt dat éne Yves D. het Octopus raadsel gedeeltelijk heeft opgelost. Paul Allen was echter ook in goed gezelschap … ik licht het toe “en algunas días”!



Ushuaia, Vuurland

nederlands Posted on 2011-02-17 04:30:47

Dat deze reis niet in de eerste plaats vakantie zou zijn, was een uitgemaakte zaak voor de start. Dat ik in “het werk” zou verzuipen was niet gepland. En toch, en toch loop ik achter de feiten aan. Dagen zoals vandaag, waarbij je niet weet welke notities je eerst moet neerpennen, wanneer je twee blogs gaat geschreven krijgen, welke foto’s je moet schieten en wanneer je ze zal editen, hoe Skype vandaag zal werken (of niet), etcetera … Aan boeken lezen heb ik zelfs niet meer gedacht. Maar het was een speciale dag: Welkom in Vuurland — bij zonneschijn!!

Het liedje van wakker worden ga ik niet meer zingen: als het schip remt, word ik wakker – simpel. Het zicht, bij zonsopgang, was de moeite waard, ook al had ik nog lood in de benen. De scherp gepunte kasteelbergen van Vuurland, met wat sneeuw en ijs ertussendoor, verhieven zich majestueus boven de nederige, kleurrijke daken van de stad, met daarbij een zeilboot, een vrachtboot, een yacht, hier en daar, als ondersteunend pittoresk element. De lucht was koel en zuiver, het water helder en vlak: nergens agressie, alles peis en vree.

Om acht uur had ik al plaats genomen op de aller-achterste bank van een Land Rover Defender. We gingen langs het “ Lumberjack Trail” naar een hoge vallei, uitgeschuurd door al lang verdwenen gletsjers. Ik geef grif toe dat ik voor de eerste keer in mijn leven in een 4×4 heb gezeten waarbij al zijn “off road” eigenschappen nodig waren en aangesproken zijn. Dit oude houthakkerspad ging dwars door en woestenij van bossen, beemden, moerassen, dalen, putten en plassen, woelige rivieren en waggelende bruggen, en langs, over of door al wat men zich daarnaast nog bij een wildernis kan voorstellen.

In eerste instantie was de bedoeling om, naast de wijdse berglandschappen, wat bevers en beverdammen te bekijken, en rode vossen te ontdekken (misschien terwijl ze een bever oppeuzelden); om via een husky park, in de natuur te gaan stappen, inclusief een Argentijnse steak met rode wijn nuttigen, op een rust-uitademende, heerlijk geurende tra. Omdat onze Argentijnse gids een kei was (goed Engels, uitgebreide natuurkennis, gepassioneerd verteller en voortreffelijk chauffeur) is dit een prachtige en leerrijke uitstap geworden.

Eén van de interessante “faits divers” heeft te maken met “natuurbeheer door mensen”. Blijkbaar zijn Canadese bevers hier zestig jaar geleden door Engelsen ingevoerd, en gefokt – voor hun pels. Na enkele winters bleek de Vuurlandse winter niet hard genoeg: de beverpelsen krompen met 70%. Dus heeft men de bevers “losgelaten”. Aanvankelijk werden hun aantallen door de rode vossen in bedwang gehouden. Echter werden op deze laatsten gejaagd (ook voor de pels), met succes.

Zoveel succes had de vossenjacht dat de bevers vrij spel hebben gekregen, en er overal in het woud dammen werden gebouwd. Daardoor kwamen vele bomen onder water te staan, en stierven ze af. Dus – zo beslisten slimmeriken – hebben we nieuwe vossen nodig! Ze importeerden grijze vossen uit Patagonië. Die waren echter de bergen niet gewoon, en daarenboven waren de struiste bevers onaantastbaar geworden. De nieuwe vossen weken uit naar het Noorden van Vuurland, waar het vlak is en daar … maakten ze amok tussen de schapen. Volgens de gids wordt er momenteel serieus nagedacht over de volgende te nemen stappen. Op bevers jagen wordt alvast aangemoedigd: per beverstaart krijgt een trapper 25 pesos (=vijf euro). Dat helpt niet echt, want het is te weinig om ervan te kunnen leven … (wordt vervolgd in de komende jaren)

In de namiddag heeft de Prinsendam de steven gewend, naar het Beagle Channel, de beroemde waterweg tussen ontelbare gletsjers die indertijd door Kapitein Fitz Roy, met Darwin aan boord, werd “ingevaren”, en tegelijk, min of meer, in kaart gebracht. Ik was van plan om het grootste deel van de namiddag aan mijn foto’s en blogs te werken; ik dacht zelfs tijd te hebben, nu “de zee” kalm was, om te gaan fitnessen. Dat laatste is gelukt. Mens sana in corpore sano, vooal als het spannend wordt!

Daar heb ik trouwens ook een paar leuke anekdotes genoteerd. De eerste betreft een mevrouw, klein en rond, die met haar regenjas op de loopband aan het stappen was! Dat had ik nog nooit gezien, met een rode regenjas in een fitnesszaal?! Na een paar kilometer stappen heeft ze vast gemerkt dat het niet binnenregende, en heeft ze de jas gewoon naast zich laten vallen, zonder omkijken verder tippelend. Inmiddels was een ander amateur, nog kleiner en nog ronder, nogal schuchter binnengekomen, gekleed in gewone lange broek en wollen pull. Zij wachtte op de monitrice, want ze leek me niet direct zeer vertrouwd met fitness toestellen. Haar eerste activiteit betrof de cross trainer. Welnu, daar probeerde ze op te stappen zoals ik op een paard zou stappen, met dien verstande dat ze uit de stijgbeugels schoot, de hengsels losliet en haar voet verstuikte: einde training. Tot slot moet ik melden dat de weegschaal is verdwenen. Ik zal vanaf nu “op gevoel” moeten afvallen.

De tocht langs het Beagle kanaal was adembenemend mooi, ook bijna letterlijk. Gewoon in het zonnetje buiten zitten, waarvoor het iets te fris was, zou de ervaring nog aangenamer hebben gemaakt: één magistrale film bekijken van verblindend natuurschoon. Ach, ’t was natuurlijk allemaal hetzelfde – bergen, rotsen, gletsjers, morenes, watervallen, wouden, valleien, wolken – maar elk kader dramatisch verschillend. Op één of twee zeilboten na toert daar absoluut niemand rond: alles is rust en kalmte. Baudelaire zou er misschien nog “volupté” aan toevoegen. Gedurende volle drie uur heeft de cinema geduurd, wat deels mijn werkachterstand verklaart. Ten andere, met de honderd plus foto’s van dit traject is er nog een hoop editing werk bijgekomen. En morgen … nog meer Vuurland!

Prinsendam, woensdag 16 februari 2011

Bijna in de Straat van …. Magellaan

P.S. We zijn hier ook oude bekenden tegengekomen. Ik zal daarover schrijven in de Engelse versie van Vuurland (binnen een paar dagen). Intussen kunnen de detectives al wat speurwerk verrichten; onderstaande foto is een “clue”.



« PreviousNext »