Blog Image

AAA - triple & cube

Amazonas Antarctica Acongagua

Diary of a Grand Voyage

Vaarwel Brazil

nederlands Posted on 2011-02-05 03:06:23

Eigenlijk hoor of zie ik geen nieuws uit België. De hedendaagse websites van tv en kranten zijn zo overladen met allerlei “zware brokken” dat een internetverbinding via satelliet er niet echt voor geschikt is. Gisteren heb ik toch eens geduldig gewacht tot alle prullaria gedownload waren. Ik heb gelezen dat Reynders “de hem door de koning opgedragen taak aanvaardt, eraan toevoegend, dat dit zonder enige twijfel de allermoeilijkste taak is die van hem ooit gevraagd werd en dat hij zijn uiterste best zal doen om ze tot een goed einde te brengen”.

Had ik dat niet gelezen in juli, september en november, uiteraard met een ietwat verschillende naam? Ik moest meteen denken aan Frank Vandenbroucke, niet aan die slimme van de miljoenenbrand, maar wel aan de coureur van de vijf comebacks! Aangezien er in België niets nieuws gebeurt, kunnen ze waarschijnlijk volle 50% van de nieuwsmakers, ook wel eens onaandachtzaam journalisten genoemd, ontslaan, want ik kan me niet voorstellen welke hypotheses die gasten nu nog uit hun hansworstenmachines gedraaid krijgen.

Na zo een doordachte inleiding moet het voor iedereen duidelijk zijn dat de voorbije nacht rustig is geweest. Poseidon heeft zijn wilde paarden, of zijn wulpse nimfen (?), helemaal in bedwang gehouden. Ach, de zee is vandaag nog geen spiegel, maar aan Goebbels heeft niemand meer gedacht. De zon is zelfs beginnen schijnen en dan begin je direct terug te zweten, zij het wegens totaal verschillende redenen.

Om twee uur zijn we de (denkbeeldige) grens met Uruguay overgestoken. Na meer dan drie weken doorkruising en rondvaart, zeg ik niet “Vaarwel Brazil”, maar “Tot weerziens!”. Brazilië bekoort, verrast en nodigt uit: het land, de mensen en, ja, de stuwkracht die uitgaat van het geheel. In dit “land” zitten ontelbare landen verscholen, tenminste op basis van hoe wij “land” interpreteren: Amazonas, Parà, Macapà, Bahía, Minais Gerais, Sao Paolo, Rio de Janeiro, en de anderen, hebben allemaal hun eigenheid, zowel qua natuur als qua bevolking.

Het ganse Amazonegebied is economisch gezien het minst welvarend maar de mensen leven er dicht bij de natuur en lijken geen onmiddellijke nood te hebben aan westerse rijkdom. Zijn geografische kenmerken – onmetelijk groot, beaderd met grote rivieren en dicht bebost – bemoeilijken het invoeren van vele eenvoudige voorzieningen enorm. “Licht voor ieder” is slechts een eerste stap; elektriciteit valt relatief makkelijk te transporteren. Maar hoe krijgt iedereen beter water, hoe een gedegen opleiding mèt aangepaste werkgelegenheid, hoe betere medisch zorgen? Waar men ook kijkt, overal zijn er uitdagingen. Toch leken de lokale mensen – indianen, zwarten, blanken, gemixten – blij met hun “lot”, en staan ze niet ongeduldig of knarsetandend te dringen om meer geld en meer luxe. Het Amazonegebied is, in alle opzichtend, een “pakkend” land.

Het noordoosten, de ganse bult tussen de Amazonemonding en Salvador, heeft wellicht de grootste problemen om voldoende welvaart te creëren. Buiten de prachtige stranden en een weinig handel met het relatief dorre binnenland (de zgn. sertaõ is semi-woestijn), heeft dit land ook weinig te bieden. Tegelijkertijd valt het op dat de bevolkingsdichtheid, en dito aangroei, er navenant is. Malthus is hier blijkbaar, in tegenstelling tot de Nijlvallei, op bekeringstocht geweest. Ik kon me trouwens niet van de indruk ontdoen dat het er wat onveilig was, zowel in de stad als op de stranden. Overal hingen er veel groepjes mannen rond, groepjes die meer oog hadden voor de omgeving dan voor mekaar.

Hoewel Salvador de Bahìa technisch gezien nog tot het noordoosten wordt gerekend, was het een wereld van verschil. Naar mijn aanvoelen is het de enige “Stad met Cultuur” (in westerse termen) die ik bezocht heb. Naast een kosmopolitische sfeer, heeft Salvador een verleden dat in het heden meeleeft. Het gaat niet alleen om de prachtige koloniale villa’s en paleizen, maar tevens om de integratie van oude volkswijken en, misschien belangrijker, de tastbare aanwezigheid van een smeltkroes van rassen, culturen en klassen. Salvador heeft een stijlvolle identiteit en bruist van alle soorten van leven.

En tenslotte Rio de Janeiro. Het zal niet verbazen dat ik Rio klasseer onder de “kosmopolitische wereldsteden”. Hoewel de stad qua architectuur helemaal niet kan optornen tegen andere sterren op de aardbol – ze is wat dat betreft m.i. straatarm – , mag ze al de andere kenmerken tot de hare rekenen, waarbij ze qua natuurlijke ligging veel hoger scoort mate dan de collega’s. Wat aan Rio, in de eerste plaats een “relax” stad en geen centrum van naarstige industrie, opvalt is de dynamiek van het totaalbeeld. De mensen zijn bezig, zijn behulpzaam, zijn vriendelijk, zijn ondernemend, zijn actief (ook op het strand!), zijn blij gezind. Geld is hier helemaal geen bijzaak, maar het lijkt ook geen absolute hoofdzaak. Niet leven om te werken, maar werken om te leven, is hier geen verre droom maar daadwerkelijk motto. De bouw van de Sambavloot is belangrijker dan een vette bijverdienste als taxichauffeur. Natuurlijk is dit alles een indruk van het “normale Rio”, en niet van de favela’s, waar armoede en geweld troef blijven. Ook daarin verschilt Rio niet van de collega’s kosmopolissen.

Voilà, de BRIC – Brazilië, Rusland, India, China – zijn de aanstormende (nieuwe) economische tijgers. Hoewel een land van 8 miljoen vierkante kilometer met 200 miljoen inwoners in principe alle kanten op kan, durf ik er veel onder verwedden dat het met Brazilië goed zal gaan, al was het maar omdat de mensen vertrouwen hebben in hun eigen kunnen en in hun toekomst, en die positieve instelling dragen ze overduidelijk uit, in elke regio, in elke stad en in elk dorp.

Dat is het verhaal, niet van de dag, maar van de maand. Tijd om, met een boek en een pet, wat van de zon te genieten! Morgen wordt het Montevideo.

Prinsendam, vrijdag 4 februari 2011

“Ik zie de berg”, nog net niet



Rio de Janeiro

english Posted on 2011-02-04 20:08:21

I was very nearly being an eye-witness to one of those atrocious acts that can only take place in a slave country. Owing to a quarrel and a lawsuit, the owner of the estate was on the point of taking all the women and children from the male slaves, and selling them separately at the public auction at Rio. Self-interest, and not any feeling of compassion, prevented this act.

Not to worry, a lot has changed here since Darwin wrote these lines down in his diary in April 1832, when he visited Rio. Since he doesn’t talk about the sail-in of the Beagle, neither will I write about ours. The night before our arrival in Rio the captain, an able man of few words, had sent us to bed with an unexpected lyrical outburst about the mystical splendor of arriving in Rio by ship. His speech obviously had touched many a passenger, for at 6am the viewing decks were quite full of fairy-pregnant viewers.

Unfortunately, rather than shooting pictures and shouting aahs and oohs, a few minutes after six, the ship came to a complete halt: the port was closed! Blame the fog. Even the rising son, starting her daily climb half an hour later, did not burn the vapor off. When we finally docked, after 9am, the ground fog had gone but Rio didn’t look much different from other cloudy and misty towns: drab, colorless and uninviting.

The guides, unaware of our early morning misadventure, welcomed us saying that we were lucky: the temperature had been around 110F (43°C) for days and had finally broken – we would be facing 32°C, at most. You win a few and you lose a few. I was on a standard Get-to-know-Rio Tour & Walk, with a spicy touch: a helicopter flight to top it all off. Riding to the top of Corcovado, we had a chance to shake hands with one of the “Seven Modern World Wonders”, namely Christ the Redeemer. Being as popular as he (if not himself then certainly the monument) is, it is inconceivable to carve out a space for a private moment, as many tourists spread their arms wide for a look-alike picture. However, the size of the statue is so surprisingly huge that thoughts about handshakes dissipate quickly up there. Meanwhile the morning fog had lifted somewhat, but a lot of nebulosity remained around the many green hills.

Rio is one of the few big cities in the world whose main attraction has to be its fabulous vistas, and not so much for its cultural heritage. (Unless you include the comprehensive collection of body cultures and sculptures, as they are practiced shamelessly on its sweeping beaches, among the “heritage” as well). I learned that a Brazilian invented the bikini in the sixties. This sunny garment has meanwhile shrunk to a monokini plus two well-placed stamps; the postage is, surprisingly perhaps, imposed by the local law!

The helicopter ride proved to be the icing on the cake. Although the cake itself had been a little bit humid (or should I say too spongy?) to make top grade, the copter could get you close enough to the landmarks, cutting through the persistent haze: round the Redeemer, diving down Sugar Loaf onto Copacabana, touring the Bay – the wow-feeling never left. This is the transportation “par excellence” to explore this pearl from all sides, a thrilling experience that will be a treasure to remember in more somber moments!

The second day was intended to be a follow-on to the Barbados “Photography in the Tropics” excursion. As I come to think of it, it seems ages ago. Notwithstanding that, I have not forgotten anything, simply because there was nothing to forget. Would I be lucky this time around? The answer proved to be yes.

The photographer, Fabrizia, was an excellent teacher with true tropical experience, and willing to share it! Moreover, she had brought a security guard to watch our equipment and an English speaking guide to fill in some Portuguese blanks. Because only five amateurs had registered, the value of the excursion was substantially enhanced as Fabrizia could really get engaged on an individual basis.

The grand plan was to visit the world famous Maracanã stadium, one of the sacred temples of soccer in the world, the less famous but inspiring Botanical Gardens and “strategic points” on the beaches. Fabrizia had also brought a heavy telelens which – luck had it – fitted on my camera as well. It could come in handy, for the bikinis perhaps? In retrospect, this day would, when all was said and done, be measured in all kinds of degrees. Sure, there was the air temperature and wet bulb temperature to deal with but color, body and meat temperature would dominate the conversation.

Few people, even few amateur photographers, ever deal or have dealt with color temperature, for the very simple reason that, traditionally, that “variable” was baked into the film roll that you bought (daylight, candle light and, sometimes, flash light) so that you didn’t worry about it. The digital cameras, even the cheap ones, correct for temperature when the flash is engaged and use standard color temperatures for sunny, cloudy, etcetera conditions. In the tropics these estimates break down because the light is intense and the vegetation (creating various types of shade) is exuberant. Visiting the Botanical Gardens in Rio is an outstanding and challenging training ground for appreciating and managing the color of the picture frames! Fabrizia’s close assistance among the shady bamboo and lofty palms provided comfortable assurance.

From there it went to the sea front. It may come as a surprise but at the beach the color temperature is not an issue. One number suffices for all pictures, for indeed there is no green vegetation and the paraded bodies don’t throw off disturbing shadows. This is the place where body temperature enters into the story. For starters the “objects” of the photo all radiate heat, the body heat that belongs to the sunbathers. On the other hand, one should not forget that the subjects, i.e. the photographers, may undergo a body temperature change if he lets himself get exalted or otherwise excited by frivolous activity in the sexy simmering sandbox. Luckily Fabrizia continued to focus my attention on light angles and composition, so that my own (blood) temperature and pulse remained within acceptable ranges. No shakes, nor shivers!

For all their fame, Rio beaches are also organized in a strict manner, using flags and numbers. For instance, on Ipanema, number 9 is reserved for the pretty men and women, number 10 for the rich and number 11 for all kinds of media stars (actors, politicians and journalists). It is remarkable that you do not have to have any kind of proof or to show and admission ticket. No, no, it is much simpler: if you are convinced that you are pretty you go to 9, if you think that you are rich then go to 10 and if you believe that you are star you just walk up at 11. Popular democracy in action!

In closing, I want to mention the last important temperature of the day: the meat variety – as in rare, medium-rare, medium and well done! After the demanding photographic activity and the continuous concentration that it requires, we were invited for a typical Rio luncheon, across from dreamy Sugar Loaf mountain. In one word, it was finger licking good. I am not referring here to all the flesh that was present and parading around – from lightly done all the way to dark roasted – but primarily about what the cooks put on your plate. Apart from an exotic buffet – fresh palm hearts, beefsteak tomatoes, all kinds of exotic fruit and varieties of morning-fresh fish – the place was filled with a full deck of scurrying men, each carrying a flickering knife and a large metal stick full of hot, broiled and juicy chunks of meat, different cuts from various animals. For carnivores it was a Fiesta for the eyes and for the taste buds without equal!

Staying with tradition – Brazilian as well as European, lunch lasted, and lasted. We only got back to the ship by late afternoon. That happened to be the right moment for the air and wet bulb temperatures to make a comeback. As their paths crossed, masses of warm tropical rain fell in buckets from an electrified sky, painted in all shades of grey. It was a welcome drenching after an intensive and rewarding day.

Around 11pm we set sail, on our way South. The Sugar Loaf Mountain stood massively towering but invisibly dark at starboard, while Copacabana stretched itself out in front us – a long, curbed line, a strip of intense light. Here and there, above that line, one could discern hanging triangles, widening downhill, with many small flickering light points. A tale of two worlds …

Prinsendam, Day 29 – Thursday Feb 3rd, 2011

Paraty is next, before we leave Brazil, after 30 days of exploration



Eén maand later …

nederlands Posted on 2011-02-04 01:14:11

Na één maand ervaring weet ik wat het is om voor een leeg blad te zitten. Vandaag komt daarbij dat het ook een lege dag is, tenzij men van oordeel is dat water een dag kan vullen. In dat geval is het een overvolle dag geweest want water heeft alles, ten overvloede, gevuld.

Om te beginnen waren we gisteravond in Paraty met zwaar onweer vertrokken. Wellicht omdat sambabliksems en bambagedonder op de lokale wateren een erotiserende invloed heeft, geraakte de oceaan zeer snel zeer opgezweept – en we moesten nog aan tafel! Hoewel die zotte bui na een paar uur gekalmeerd was, werden we vanmorgen gewekt door een schudden dat we eigenlijk sinds drie weken niet meer ervaren hadden.

Bij nader toezien is het niet helemaal abnormaal: we zijn gezakt (of geklommen, afhankelijk van het gezichtspunt) tot bijna 30°Z en, als het op die breedte niet meezit, krijgen de westenwinden terug vrij spel. Enkele uren na het ochtendgloren wist de kapitein uit goede bron de deining, de “swell”, van twee kanten kwam en dat golven van meer dan 3 meter ons gezelschap zouden houden. Vanaf mijn balkon – drie muren en één gat naar zee – zag ik het gezwel alleen maar verder zwellen. Op een bepaald moment vroeg me af welke richting mijn ontbijt – spek met eieren – als ontsnappingsroute zou kiezen.

Gelukkig begon het hard te regenen. Landrotten staan daar niet bij stil, maar zeemannen weten dat de golven dan kleiner worden van al dat gehamer op hun witte koppekens: Newton in de marinepraktijk zeg maar. Kwaad met kwaad bestrijden: het werkt, tenminste voor mij. Slechter verging het een SS-dame die op het achterdek, onder het strakgespannen en stevig bevestigd zeildoek, net als ik (bij twee kleine stukjes pizza), wat aan haar lunch zat te peuzelen. Bij een brede zwaai en diepe trog, gutste het water van het zeil: had er een diep bord gestaan, dan had ze vast nog wat soep gehad. Een diep bord stond er niet, en werd haar schoot een vijver voor sla en tomaten. Hoger heb ik niet willen kijken, maar ik vermoed dat haar boveninfrastructuur ook in het water hing.

Ik heb veel kunnen lezen vandaag. Om de meest hoogdravende werken meester te kunnen, ben ik nog eens naar het Crowe’s Nest geklommen. Daar schenken ze immers Pina Colada die de concentratie gevoelig kan verbeteren. Vandaag verliep dat alles wel iets minder vlot. Ik merkte snel dat dit niet het gevolg was van de kwaliteit van de drank, maar eerder van mijn relatieve positie ten opzichte van het midden van de gelagplaats. Ik had me inderdaad wat op de kant geïnstalleerd – stuurboord, om exact te zijn ( links en rechts bestaat hier niet, het vraagt wat aanpassing maar na een maand lukt het vrij aardig).

Om kort te gaan: als je bovenaan, op de 12de verdieping, bij zeer ruwe zee, vooraan in het kraaiennest zit, dan moet je, bij wijze van spreken, heel, heel zeker zijn van je nationaliteit of je wordt snel Schots. Als je vooruit kijkt over de wijde, klotsende zee, kan je letterlijk je ogen niet geloven en dat brengt verwarring in de geest, die uitmondt in de maag … Het ergste was dat er in het midden van het nest, in de as van het schip, geen stoelen stonden omdat daar een kleine dansvloer was. Op die plek Spinoza staan lezen met een Pina Colada in de hand leek me onhaalbaar.

Wellicht kunnen mijn verdedigingsmechanismes, aangescherpt door confrontaties met “Positioneel Vertigo”, zulke onevenwichtige situaties snel in een vaster kader plaatsen. Volgens de barman is het aangewezen om wat zure longdrinks te nuttigen en, voegde hij eraan toe, het is nu “Happy Hour”: je krijgt er twee voor de prijs van één.

Ik heb voor de zurigheid gepast. De regen is ondertussen opgehouden; er is zelfs een straaltje zakkende zon tussen de scheurende wolken komen hangen. Hoop doet leven. In het ergste geval mag Goebbels morgen een blog te schrijven!

Prinsendam, donderdag 3 februari 2011

Een voorproefje van de Zuid-Atlantische Oceaan?



Paraty

nederlands Posted on 2011-02-03 03:16:14

De nieuwe dag was veelbelovend, hij begon met een nieuw record: zes uur aan één stuk geslapen. Daarenboven hadden de bergen zich voortgeplant tot in Paraty, waar de skipper inmiddels zochten naar een plek om voor anker te gaan. Na een half uurtje speuren, stopten de motoren en werd ons medegedeeld dat “we niet dichter onder de kust geraakten, zoniet zouden we tot op het strand kunnen wandelen!”. Bij nader toezien dobberden we mijlenver (vijf, nvdr) van de pier, een half uur varen met de “tender” en, voor zover Jezus Christus een helpende hand zou toesteken, twee uur stappen….

Eigenlijk was ik van plan geweest om de “Cachaça” fabriek te bezoeken en de “Gold Trail” te verkennen, maar al de 4×4 terreinwagens waren reeds bezet op het ogenblik dat ik beslist had. Zo gaat het in het leven, als je de kans niet grijpt, is ze weg. Niet getreurd echter, want ik had tenslotte ook een gids waarin Paraty haarfijn beschreven was. Daarenboven was het een klein en pittoresk dorpje; dat leek me voldoende garantie om alleen op verkenning te gaan. (Nu ja, als een schip van 700 voor anker gaat nabij een dorp van 20000 man, dan ben je niet “alleen”).

Gelukkig moesten we geen half uur in die plastieke dozen van de Prinsendam varen om aan land te geraken; de “organisatie” had een koppel schoeners gecharterd. Deze open schepen waren niet sneller, maar veel en veel aangenamer. En tijd heeft, mettertijd, een andere prioriteit gekregen. Sommige passagiers waren trouwens op een schoener-snorkel-uitstap vertrokken in deze prachtige, woeste en bergachtige baai. Ook hier groeit nog het zogenaamde “Atlantische oerwoud”, ongerept.

Paraty lag te zweten onder de loodzware lucht. (In bovenstaande foto zit een mens in de boom!) Zelfs zweten is in deze contreien geen moeiteloos werkwoord. Volgens de Portugezen vindt “Paraty” zijn oorsprong in de uitdrukking “Alquilo para tí”. Blijkbaar had God, bij de verdeling van de aarde, geringschattend, dit stukje land aan de duivel gelaten! (Dit hier is voor jou!) Wellicht is God even onfeilbaar als de paus. Koffie, goud, en dies meer, hebben in de 17de tot 19de eeuw van de stad een bron van rijkdom gemaakt, tot des duivel’s jolijt! Vandaag is het één van de drie resterende “koloniale stadjes” langs de Braziliaanse kust, zeer gegeerd voor opnames van soaps en fotoshoots voor mediasterren, waaronder – zo wordt gezegd – Mick Jagger. Volgens de Indianen is “Paraty” een vissoort die in deze streken wordt gevangen. Mijn opinie is onbelangrijk, maar ik sta aan de kant van de Indianen.

De pier van Paraty ligt vol, overvol met boten, plezierboten en vissersboten, talloze bootjes en sloepen, en met een tiental schoeners. De lokale schoeners zijn zeilboten van een kleine twintig meter die, tegenwoordig meestal op hun motor, de baai afschuimen met, voornamelijk, Braziliaanse toeristen. Na e schoeners vindt men een ganse sectie kleinere “romantische boten” met namen als My Love, Paz e Amor (??), Aphrodite, Passione, etcetera. Ik heb vruchteloos uitgekeken naar de “Carinha”. Had ik zo een boot gevonden, dan had ik hem wellicht voor een paar uurtjes afgehuurd om, met gesloten ogen, dromend langs de baai te meanderen. ’t Heeft niet mogen zijn!

Uit die tegenslag heb ik moed geput en zo vond ik, na een uurtje strompelen door dit schilderachtig maar niet direct goed-geplaveid stadje, een alternatief dat dicht aanleunde bij Carinha, namelijk CAipeRINHA, op het eerste zicht wat “ipe” teveel. Heerlijk was het want intussen toch al een tijdje geleden! Omdat ik niet te snel wou hallucineren, heb ik tegelijkertijd een Guaranà besteld. Dat is de commerciële, en afgezwakte, versie van wat de Amazone-indianen gebruiken om wakker te blijven als ze op jacht gaan. Het is gewoon een frisdrank met een pittige smaak; ik vraag me af wanneer men dit lekkere brouwsel in Europa zal op de markt brengen? Het andere drankje, de Caiperinha, gemaakt met de plaatselijke “Cachaça” (brandy van suikerriet) was verkwikkend én opkikkerend, zoals moet blijken uit de foto.

Alles bij elkaar is Paraty een mooie afsluiter geworden van vier weken toeven in en rond Brazilië. Omdat ik, weeral, te laat “thuis” was voor de lunch, heb ik de namiddag rondgemaakt op de calorieën van één ijsje, een groot ijsje met 3 bollen: één vanille, één kokosnoot en één ananas. Het moge duidelijk wezen dat ik hier enige kilo’s heb “verloren”!

Prinsendam, woensdag 2 februari 2011

Met wat rustige dagen in het verschiet



De temperatuur in Rio

nederlands Posted on 2011-02-02 03:28:52

Gisteravond was ik, direct na het avondmaal, op mijn bed in slaap gesukkeld. Om half twaalf werd ik wakker in het midden van een droom … oei, ik had mijn blog nog niet gepleegd! Met spreekwoordelijke West-Vlaamse courage heb ik alle energie bijeen gesprokkeld die er nog over was. Hoewel naar mijn bescheiden oordeel wat ondermaats, stond het verhaal van de dag om half één op het internet. Niemand moest straks op zijn honger zitten, zoals ik er gisteren namiddag heb op gezeten.

Een nieuwe dag, een nieuw geluid. Vandaag was ik op stap met een fotograaf (en nog drie andere passagiers). Ik zeg dat in het mannelijk enkelvoud maar in feite waren de “fotografen” eveneens met vier: één chauffeur (m), één gids/vertaalster (v), één fotografe (v) en … één “security détaché” (mannelijk natuurlijk). Samengepakt in een busje met 10 plaatsen waren we om 9u onderweg voor een ronde langs mooie plekken: het Maracanã stadion, de Botanische Tuinen, enkele fotogenieke stranden, plus de uitzichten op de “laguna” en de baai van Janeiro.

Ik had me voorgenomen om niet meer over temperatuur te schrijven, maar de dag stond bol van temperaturen. Daartoe behoren uiteraard de gewone luchttemperatuur en het dauwpunt, maar ook de kleurentemperatuur, de lichaamstemperatuur en allerlei vleestemperaturen, ze kwamen allemaal aan bod. Over de eerste twee kan ik kort zijn: het was de ganse dag ongeveer 32° en zo vochtig dat het warme water om 17u met bakken uit de oververzadigde hemel gutste. Op dat moment waren dauwpunt en luchttemperatuur noodzakelijkerwijs aan elkaar gelijk.

Verreweg de interessantste temperaturen waren de drie anderen. In Barbados (het lijkt al een eeuwigheid geleden) was de excursie “fotografie in de tropen”, wat betreft kennis opdoen, een maat voor niks geweest. De lieftallige Fabrizia was uit ander hout gesneden: ze bracht ons direct op temperatuur. Voor iemand zijn of haar fantasie de vrije loop laat, wil ik duidelijk stellen dat het hier kleurentemperatuur betreft. Thuis horen we daarover, in het beste geval, alleen spreken in verband met licht en donker; vroeger hadden we ook film voor kunstlicht en kaarslicht en daglicht, die allemaal een verschillende temperatuur hebben. In de tropen, met doorgaans hel licht en verschillende soorten schaduw, dank zij de levenslustige vegetatie, moet je bij elke verandering van omgeving de kleurentemperatuur “in het oog houden”, want de camera’s hebben daar zelf geen automatisch oog voor! Vooral in de Botanische Tuinen, verscholen tussen bamboe en andere soorten van riet, was ze, om de beste kiekjes te pakken, altijd beschikbaar, met raad en, waar nodig, daad.

Het zal geen verbazing wekken dat de kleurentemperatuur op het strand slechts éénmaal moet worden ingesteld. Immers er is geen groen vegetatie, wel veel kleurrijk leven. Met hun vijf kilometer lange gekromde ruggen en halsbrekende uitzichten verdienen Ipanema en Copacabana al de roem die ze over de jaren hebben vergaard. Het zal niemand verbazen dat de lichaamstemperatuur in deze omgeving de voornaamste variabele is. Daarbij denk ik dan in de eerste plaats aan de warmte van het gefotografeerde object, laat ons zeggen “de baders”. Langs de kant van “de daders” valt dat, mits de fotograaf zich niet laat opzwepen door mogelijk aanstootgevende taferelen in de grote hete zandbak, nogal mee. Ook al omdat Fabrizia voortdurend onderrichtingen gaf over focus en lichtinval, heb ik bij mezelf geen merkbare verhoging van temperatuur of polsslag vastgesteld. Wellicht is dat ook toe te schrijven aan het feit dat ik me altijd meer heb aangetrokken gevoeld tot de stoïcijnse eerder dan tot de epicuristische leer. Leuk detail en misschien nuttige informatie: monokini’s zijn bij wet verboden.

In het voorbijgaan wil ik toch even aanstippen dat er op Ipanema een strakke organisatie gehanteerd wordt, aan de hand van palen en vlaggen met nummers van 1 tot 11. Zo is nummer 9 het strand voor de “mooie mannen en vrouwen”, 10 voor de “rijke mannen en vrouwen” en 11 voor de “mannelijke en vrouwelijke beroemdheden”. Om op dat gereserveerde (doch openbare) strand te stoeien, baden of gewoon te liggen hoef je geen bewijs of toegangsticket! Als je denkt dat je mooi bent dan ga je naar 9, als je vindt dat je rijk bent dan ga je naar 10, en als je jezelf sterallures toedicht dan ga je naar 11! Zo simpel is dat in Brazilië, een doodgewone volksdemocratie. Het mag zeker en vast gezien worden.

Tenslotte wil ik het nog hebben over de vleestemperatuur. Na het zware fotografische werk en de volgehouden concentratie, waren we uitgenodigd op een typische Rio de Janeiro lunch. Man, man, man, om je vingers van af te likken. Dan heb ik het niet zozeer over al het rondlopende vlees, eveneens variërend van licht gebakken tot zwart geblakerd, maar vooral over wat er op het grootgeschapen bord komt te liggen. Naast een tropisch buffet – stel je voor: verse palmharten à volonté, biefsteak-tomaten en exotisch fruit – lopen er ontelbare mannen met vleesvolle spiesen en vlijmscherpe messen af en aan. Bij het aan tafel gaan krijg je een klein cirkelvormig kaartje, met langs de éne kant “Sim” en langs de andere “Naõ”. Als je “sim” naar boven legt, volgt er een ononderbroken stroom van mannen-met-spiezen: alle mogelijke sneden van “Braziliaanse bief”, varken- en lamsvlees, in alle mogelijke “cuissons” (vandaar referentie naar vleestemperatuur!) , af en toe bereid met speciale kruiden – en allemaal op de BBQ gebraden. Een absoluut genot voor carnivorenpapillen en -pupillen! Het is met ogen en tanden smullen geblazen.

Voor de voetballiefhebbers nog dit: ik ben blij te kunnen meedelen dat ik het Maracanãstadion heb bezocht, en één van de laatste foto’s heb mogen maken van de oorspronkelijke tempel. Het park wordt in de komende maand voorgoed gesloten en omgebouwd voor het WK2014. Ik heb ook kans gezien om in de voetsporen van Pelé en Jairzinho te treden en hoop uit de grond van mijnvoetbalhart dat dit binnen enkele weken op het veld zijn vruchten zal afwerpen!

Het is nu tien voor twaalf. We zijn juist terug de oceaan opgevaren. Het Suikerbrood ligt donker aan de rechterkant, terwijl Copacabana één lange, rechte, rijkverlichte lijn trekt. Langs die lijn merk je, hier en daar, kleine driehoekjes die tot de heuveltop reiken, met heel veel kleine twinkelende lichtjes. De éne wereld is de andere niet …

Prinsendam, dinsdag 1 februari 2011

Morgen nog één keer stoppen in het onmetelijke Brazilië



Hallo? Is dit Rio de Janeiro?

nederlands Posted on 2011-02-01 03:30:29

Ik was bijna ooggetuige van één van die verschrikkelijke daden die enkel in een slavenland kunnen voorvallen. Wegens een ruzie en een rechtszaak, was de eigenaar van het landgoed tot op het punt gekomen waar hij al de vrouwen en kinderen van de mannelijke slaven wou wegnemen, om ze op de publieke markt in Rio te verkopen. Puur eigenbelang, en absoluut geen gevoel van compassie, voorkwam deze daad. Dat was Rio op 14 april 1832, volgens het dagboek van Charles Darwin (The Voyage of the Beagle).

Wees gerust, er is veel veranderd in 170 jaar. Maar bijna hadden we het niet met onze eigen ogen kunnen zien want, wat de kapitein met zoveel lyrische zwier had aangekondigd – de Sail-in van de baai van Rio de Janeiro – werd een regelrechte flop. De haven was vanmorgen tot na zeven uur gesloten wegens dichte mist. Reeds om zes uur waren een heleboel mensen komen opdagen, verspreid over al de open dekken om Rio bij zonsopgang achter de horizon te zien opduiken. Een uur en vijftien minuten heb ik op het bovenstaande dek gestaan, met een bijna lege maag maar met de camera in aanslag. IJsberen in een tropische omgeving.

Het was dus allemaal een maat voor niets: de zon ging op zonder zich te tonen, het werd licht zonder kleur, en de fabelachtige baai met zijn feeërieke stad verscholen zich in een kleurenpalet met alle mogelijke tinten van grijs – een afknapper, zonder meer. Rond half acht mochten we uiteindelijk onze niet zo blijde intocht verder zetten, en naarmate de trage tijd verstreek trok de mist wat op, doch niet in die mate dat de omgeving herkenbaar werd. Het werd uiteindelijk half tien voor we goed en wel aangemeerd waren.

De gidsen vertelden ons dat we van geluk mochten spreken want de hitte was vandaag eindelijk “gebroken”, in plaats van 38°C was het slechts 28°C. Op mijn programma stond: “Rio by Land & by Air”. Toen we vertrokken had ik al terug honger. Het zou een lange dag worden want lunch was niet voorzien! We bezochten de “niet te missen” hoogtepunten van Rio: het Suikerbrood, de beroemde stranden (Copacabana, Ipanema, Flamengo en Botafogo – de laatste twee zijn ook voetbalploegen!) en één van de “Nieuwe Wereldwonderen”, namelijk het standbeeld van Christus Redemptor. (Ik zou niet weten hoe dat in het Vlaams moet vertaald worden). Met een rammelende maag kroop ik “s namiddags in de helikopter, samen met vier andere avonturiers. Gelukkig had de zon zich een weg gebrand door de nevels zodat de omgeving al wat kleur had gekregen (echt helder zou het vandaag niet worden).

Wat mij betreft is Rio in de eerste plaats een landschapsstad: de natuur – bergen, stranden, lagunes, de baai, een bos van 32km² in het midden van de stad en omringende oceaan – maakt van dit stedelijk gebied een uniek en betoverend geheel. De helikopter bleek uiteindelijk hèt vervoermiddel bij uitstek te zijn om deze parel van alle kanten te bekijken: het was een schitterende ervaring die zich, spijtig genoeg, niet makkelijk laat vertalen in even schitterende foto’s, maar de herinnering – per se ondeelbaar – zal altijd koesteren.

Bij de terugkeer naar het schip voelde ik me afgepeigerd, een combinatie van de zonnige hitte en de lege maag. Toch heb ik ervoor gezorgd dat ik zo veel mogelijk dames op Copacabana heb gefotografeerd, zodat al de lezers zich kunnen verkneukelen aan de geneugten van de spreekwoordelijke lichaamscultuur van de Rionezen!

Prinsendam, maandag 31 januari 2011

Een nachtje slapen zonder schommelen, dat is eens wat anders!



Een zonnige snipperdag

nederlands Posted on 2011-01-31 02:25:12

Niet alleen was de dag zonnig, hij werd ook weer merkelijk langer. Omdat we bijna pal zuid varen, zie je de dagen “met de minuut” uitrekken. Een week geleden was er 12 ½ uur tussen zonsopgang en zonsondergang, vandaag was het reeds 14 uur; daarenboven is ook de schemering veel meer uitgesponnen. Wat de avondschemering betreft, ontbreken me de woorden om te beschrijven hoe zalig de lucht aanvoelt nadat de zon onder de horizon verdwenen is. Het lijkt alsof er een doorstroming is van omfloerste warmte, terwijl de laatste aftreksels van zonnestralen – raaklijnen aan het wegdraaiende aardoppervlak – zich een uitdijend, oplichtend pad banen door de verdichte lucht. Het is een unieke zinnelijke ervaring!

Op het schip hebben ze de restaurants, en het personeel, “gepaleerd” voor een soort van privé carnaval. Het geeft een leuke aanblik – anders dan anders, zeg maar – maar blijft, in mijn stoïcijnse beleving, redelijk inhoudsloos. Omdat onze tafel slechts twee SS mannen telt, en vier SS vrouwen, en omdat in Rio het hoofdkwartier is gevestigd van “H. Stern” – een bekende (?) juwelier – was drie vierde van het gesprek gewijd aan edelstenen. De vier C’s zitten weer scherp in mijn geheugen: Carat, Clarity, Cut en Color. Brazilië schijnt voor sommige stenen het paradijs bij uitstek te zijn. Ik weet niet hoe lang ik dit alles ga kunnen onthouden maar ik zal niet vergeten dat opaal slechts gedijt in een warm en vochtig klimaat! Dat betekent alvast dat die steen zich in België ongelukkig zou voelen. (Tussen haakjes, SS betekent: Singles & Solo’s, nvdr)

Hoewel we opnieuw een uur zijn vooruit geschoven (Rio-tijd = Brussel-3), was er vandaag nog veel overschot om te fitnessen en te schrijven. Ik heb de gelegenheid te baat genomen om, in het licht van wat er allemaal op de “grote nieuwszenders” te zien en te horen is over Egypte, voornamelijk onfatsoenlijke opiniespuiing en amokmakerij, een stukje te plegen! (De problemen van de Tunesiërs zijn ondertussen naar de prullenmand verwezen, en verduren bovenop de vrouwen van Oost-Kongo). Wie geïnteresseerd is in het resultaat van mijn arbeidsintensieve hersenspinsels kan terecht op “conatus”, in de “international” categorie.

Vanavond moet ik vroeg gaan slapen want onze kapitein – een man van weinig overbodige woorden – heeft vandaag, vanaf de brug, een lyrisch verhaal door de gangen gebazuind over hoe onvergetelijk mooi de aankomst in Rio de Janeiro via de zee wel is. Wij arriveren aan de “entrée” van de baai om zes uur, vóór het ochtendgloren, en zullen aanmeren om 8u. Die trage, statige intrede mag ik absoluut niet missen!! Sloppel!

Prinsendam, zondag 30 januari 2011

Niet in Carnavalstemming, maar toch in blijde verwachting, van de nieuwe dag!



Visiting cocoaland, in Ilhèus

english Posted on 2011-01-31 02:20:58

Il-yay-oosh is the phonetic Portuguese rendition for “little island or islet”. The governor who took command of this “capitania” in the middle of the 16th century must have seen different things than we did. Ilhèus is a cozy little coast town, tucked in between the ocean and a relatively well-conserved stretch of primary Atlantic forest, rounding out southern Bahía State.

Personally, I would call it a rain forest for the very simple, but not necessarily adequate reason that it rains almost every day. Better make that “every night” because during the day it is hot and humid, with temperatures hovering between 28 and 34°C (74/88F) and relative humidity around 90%, year round! It follows that this day was easily the toughest, energy-sapping day of the past weeks. To walk – shuffle or loiter – in the oppressive heat, under a truly burning sun, perpendicularly above, leaves its marks on skin and breathing apparatus, even though everyone tries to immerse himself in any bath of shade within eyesight of the beaten path.

With its 220000 inhabitants spread over almost 800 square miles, you don’t find much a crowd in the small historic center, notwithstanding its charming buildings and streets, and relaxed atmosphere. I had planned to visit a cocoa plantation, rather than drinking caiperinhas in the famous Café Vesuvio or roaming along the sparsely populated, simmering beach. Actually, economically speaking, beachcombing would be much more efficient on Copacabana than in Ilhèus, a little patience does not hurt!

There is no doubt that Ilhèus exists only by the grace of sugar cane in the earliest days, and cocoa since the Germans arrived in 1850. By the end of 1989 they produced 400,000 tons, all for export, and the city, as well as the surrounding land, were among the most prosperous in Brazil. In this exhausting climate cocoa trees could be harvested three times per year.

The air-conditioned ride over asphalt-cushioned roads to a plantation, 60kms inland, was quite interesting. The coastal forest has 240 different species of trees per acre. Botany not having been my passion, I was already glad to recognize the banana trees (on the way back I also spotted the cocoa trees!). Brazilian bananas are quite special: thick and straight, rather than slender and rounded. They made me think of zucchini, although some of my companions did show different inspiration! (A dirty mind is a joy forever, I guess) In passing, let me mention that there were lime-orange trees as well, quite a curiosity!

As boom and busts cycles go, Ilhèus is a textbook example. After one dry year, a biblical plague spread over the plantations: fungi invaded the trees, with destructive force, and two years the miracle crop was reduced by 90%. The “coronels” sense of business had always been trumped by their shortsightedness, and, as they were filling their lazy pockets with loads of money, hard times had never been imagined, let alone been planned for. Everything imploded and dire poverty installed itself in the region in no time.

Brazil is still a land of resilient pioneers; it has to be, because it depends for much of its prosperity on the unpredictable nature. After the sudden departure of bankrupt coronels, a successful consolidation phase followed, including investment and brains. Although production is still at only 40% of the ’89 record, the revenues generated from it are almost 100%. Indeed, in the boom times the cocoanut was only used to make cocoa (or cacao), the primary ingredient for chocolate. These days every part of the fruit is being used.

Cocoa is the basis for a plethora of excellent products, at least if one loves ice-cream, milkshake, cocoa juice, cocoa butter, cocoa liquor and pralines. All of that is in addition to the high margin cocoa powder business. In my “Explorer” role, I have tasted a lot of these delicacies, certainly those that were for free! The experience starts with the fresh seeds inside the shell. They are covered by a creamy, sweat, fruity and dense juicy substance. After you put this seed in your mouth you simply suck it off. Thereafter you bite the seed in two or three pieces and you discover the raw cocoa, a brown coagulated pasta, al dente – somewhat bitter but intensely “chocolate”!

I could go on with the cocoa-ice water as thirst quencher (also for diabetics), cocoa-milkshake to re-energize (no luxury in the heat). As we all undoubtedly have experienced before: freshly picked or harvested fruit has no equal when it comes to a delirium for the taste butts. In closing, suffice it to add that I passed for the pralines and the liquor, giving priority to my dietary disciplines.

At this very moment we are sailing to Rio. The captain, an otherwise sober Norwegian and wool-died sailor, describes the arrival by sea in Rio in absolutely lyrical hyperbole. Not a man of too many words, he painted a romantic picture of the ship entering the bay, tomorrow morning at 6am, just before sunrise, and steaming along to dock at 8am. Definitely something to dream about tonight!

Prinsendam, Day 26 – Sunday Jan 30th, 2011

Too early for Carnival, but dancing the samba anyway!

P.S. As the street protests in Egypt are evolving, and the plight of the Tunisians is no longer interesting to the big media, I grabbed the opportunity, during this “sea day” to write down my concerns about those people and organizations that “create the news” for all of us – and why we should revolt against their self-serving opinion mongering! (you will find it under www.grimburger.com, click “conatus” and then “international”)



Il-jée-joesj (eilandje)

nederlands Posted on 2011-01-30 03:21:22

Een eilandje was Ilhéus niet, zelfs geen schiereiland, wel een uitgestrekte stad van 220000 inwoners. Wat betreft oppervlakte gaan ze er in Brazilië een gat vandoor: de stad heeft een oppervlakte van 1842km², en in het achterland liggen 6000km² coca (kakajo)plantages.

Het zal niemand verbazen dat ik, behalve in het oude centrum, niet veel volk op één hoop heb gezien. In sommige opzichten is het klimaat hier beter dan in Salvador da Bahía. Het regent immers slechts 220 dagen per jaar – en uitsluitend ’s nachts. Daar staat wel tegenover dat het meestal ontiegelijk heet en vochtig is. De voorbije dag was, bijgevolg, en met ruime voorsprong, de zwaarste, energieslurpende dag van de voorbije weken. Twee uur in de loodzware hitte stappen – schuifelen, slenteren – laat zijn sporen na, niettegenstaande je in elk schaduwbad duikt dat binnen gezichtsafstand van het pad ligt.

Welnu, blijkbaar zijn dat dè ideale omstandigheden voor het gedijen van de cocaboom. Ik had gepland om een plantage te bezoeken, eerder dan het lokale strand af te schuimen. (Dat laatste lijkt me meer rendement te geven, en met minder inspanning, in Copacabana dan op het spaarzaam belegen strand van Ilhéus. ) Het domein, in de wilde natuur gelegen, met een prachtig rustiek familiehuis en zelfs een privé kapel, bevond zich een 60-tal kilometer uit de kust, na een geasfalteerde rit doorheen het (primaire) Atlantische woud.

Eigenlijk had ik zeer slecht, en weinig, geslapen – allebei de schuld van te hard werken voor het slapengaan. Om half zes ben ik knorrig opgestaan met een rommelig hoofd. De televisie bracht soelaas: niets over Egypte, maar wel de eerste set van Kim Clijsters. Haar succes heeft ongetwijfeld tot mijn herstel bijgedragen. Vanavond zal ik toch maar een aspirientje pakken, en niet te lang bloggen, zodat mijn reis door dromenland verkwikkend verloopt.

De reis naar de plantage liep, zoals beloofd, door een zeer gevarieerde natuur, in principe het “Tropisch Atlantisch Oerwoud”. In Ilhèus schijnen in dat primaire bos 430 verschillende boomspecies per hectare te groeien. Een grote nul zijnde als botanicus, heb ik toch snel de bananenbomen herkend (en in het terugkomen ook de cocabomen!). De Braziliaanse bananen zijn wel speciaal: niet krom en slank, doch dik en recht. Als ze me niet eerst aan courgettes zouden doen denken, zou ik niet lang moeten zoeken om een andere vergelijking te vinden. Toch ben ik blij dat ik aan courgettes heb gedacht. Terloops gezegd heb ik eveneens limoen-oranjeappelbomen ontdekt!

Deze regio leeft echter bijna uitsluitend van de coca economie, die vandaag zeer gesofistikeerd is geworden. Tot 1989 was dat anders: toen werd er enkel “cacao” gemaakt en de rest van de vrucht werd weggegooid. De “coronels” (interessante eretitel – cfr op Wikipedia) werden zo rijk als het water diep was en, naar verluidt, zeker niet slimmer. Dat was, volgens mijn bronnen, ook niet nodig. En toen …?

Toen kwam er een bijbelse plaag roet in het eten gooien: schimmels verwoestten alle plantages. De productie viel van 400000 ton naar 30000 op twee jaar tijd. Armoede op grote schaal was het directe gevolg. Zoals steeds et geval is, is uit die tegenslag de drang naar innovatie en nood aan hard werken geboren; het herstel ontsproot uit de ruïnes. Daarbij moet vermeld worden dat Brazilië noch een levensloon, noch een gezinsdopgeld kent.

Inmiddels maakt men van cocavruchten een “plethora” aan schitterende producten, voor zover ijsroom, milkshake, vruchtensap, cacaoboter, chocoladelikeur… schitterend zijn? Uiteraard wordt er nog steeds cacaopoeder geproduceerd. Ontdekkingsreiziger die ik (geworden) ben, heb ik alles geproefd, tenminste dat wat ze me gratis geoffreerd hebben. De verse zaden binnen een pas geopende cocavrucht bijvoorbeeld moet je afzuigen: het is een dicht, roomachtig en zoet sap, door goden samengesteld! In wat er overblijft – een cacaoboon eigenlijk – zet je vervolgens enkele snijtanden en zo ontdek je de bruine, harde pasta – wat bitter, maar intens “sjoko-laa”.

En dan waren er nog het coco-ijswater als dorstlesser (eveneens voor suikerpatiënten), de coco-milkshake als energiedrankje… het is geen geheim: als je een superverse vrucht neemt is de explosie van smaken altijd memorabel. De praline- en likeurwinkel hebben we bezocht, maar daar heb ik voorrang gegeven aan mijn dieet. Trouwens weet ik nu heel zeker dat witte chocolade niet alleen een contradictio in terminis is, maar eigenlijk met suiker en boter wordt bereid! Foei, bah!!

We zijn nu onderweg naar Rio. De kapitein wist te vertellen dat Rio één van de mooiste havens ter wereld was om binnen te varen, bij zonsopgang voegde hij eraan toe. We hebben nog 40 uur om ons daarop voor te bereiden terwijl het schip de resterende 1000km overbrugt. Langs de kust hebben we, in de verte, de eerste hoge bergen – schimmige, aan elkaar geregen driehoeken – opgemerkt. Als die in de zee uitmonden, dan zijn we er!

Prinsendam, zaterdag 29 januari 2011

Morgen een dagje warme koelte op de oceaan!



Bahia of Savador of ..?

nederlands Posted on 2011-01-29 04:30:07

Het was een verrassend beeld, dit Bahía in de ochtendglorierijke nevel. Maar noemt dit bruggenhoofd aan de baai wel Bahía?

Toch niet, voluit geschreven is het: Salvador da Bahía de Todos os Santos, en het wordt liefst in één woord uitgesproken! In feite probeert die naam de ganse voorgeschiedenis in één hap duidelijk te maken; je moet eerst wel veel adem gehapt hebben, of je komt er niet.

Het begint bij Amerigo Vespucci die in 1501 deze beschutte baai ontdekte, op 1 november. Omdat toen nog alle ontdekkingsreizigers katholiek waren, was het bijna heiligschennis als Allerheiligen niet in de naam vernoemd zou worden, dus: Bahía de Todos os Santos. In 1549 – men had reeds goud en diamant gevonden – installeerden de Portugezen een gouverneur en, omdat dit een zegen voor het land én voor de kolonisten was, werd de nederzetting inmiddels omgedoopt tot: Saõ Salvador da Bahía de Todos os Santos: Heilige Redder van de Baai van Allerheiligen. Een draak van een naam, maar duidelijk een compromis à la Belge avant la lettre. De zwarte slaven die naderhand in massa werden aangevoerd (de gevangen genomen Indianen waren niet sterk genoeg om in de mijnen te werken), zullen noch aan die Heilige Redder, noch aan ’s lands mineralen, veel plezier beleefd hebben.

Naar westerse normen is Bahía zonder meer de eerste (beschaafde?) “stad” op mijn reisroute. Alles wat je van een moderne stad verwacht is er aanwezig: hoge buildings, mooie gebouwen, transport infrastructuur, veel mensen op straat, een grote haven, veel toerisme, shopping plazas, zelfs een beurs. Uiteraard heeft Bahía ook vele Europese, zeg maar, kolonialistische trekjes. Ondertussen wonen er 3 miljoen mensen, waarvan een meerderheid zwarten. Volgens mij zaten die laatsten vooral op de bussen want die zagen zwart van het volk, terwijl ze in het gewone straatbeeld niet domineerden, voor zover men de toeristenprulletjesleurders buiten beschouwing laat. De laatste statistieken tonen aan dat het geboortecijfer sinds 1990 gedaald is van 8.8 kinderen per gezin naar 1.8, nog een beetje minder en het zijn eenzaten.

Hoe dan ook, de stad bruist van leven, leven dat geflankeerd is door schitterende gebouwen. Opvallend in de reeks privé gebouwen zijn Amerikaanse, Duitse en Italiaanse pareltjes, samen met de residentie van de grootste slavenhandelaar. De oude, meestendeels Portugese paleizen dienen vandaag uiteraard voor de “poderes vigentes”, o.m. de residentie van de gouverneur van de staat (gewoon Bahía genoemd) zijn imposant, en prachtig gerestaureerd.

Ander schouwspel zijn kerken en kloosters. De prachtigste bevinden zich in de bovenstad, de zgn. Pelourinho, wat “schandpaal” betekent. Op het centrale plein stond er inderdaad een schandpaal waar zwarte slaven werden afgeranseld. De kloosters van Susse & Trees zijn indrukwekkende architecturale sieraden. De kloosterkerk van de franciscanen wordt ook de “Gouden Kerk” genoemd, met recht en reden, want binnenin is alles verguld op enkel barokke beelden na.

Omdat ze tot de andere heilige plaats geen toegang hadden, hebben de Afrikanen zelf ook een kleurrijke kerk gebouwd; pikant detail is dat er uitsluitend zwarte heiligen – eigenlijk witte heiligen zwart gemaakt (letterlijk) – de plak zwaaien. Zowel de schandpaal als de zwarte kerk staan op een pleintje waarrond de voorbereidingen voor Carnaval “in full swing” – beter, “in full samba” – waren. In Brazilië is Bahía wat dat betreft, en mede door de Afrikaanse invloeden, even beroemd als Rio. De stoet is naar verluidt 14 kilometer lang met ontelbare “floats” die … tussen de 8000 en 12000 dansers en muzikanten per stuk dragen!

Ik kan SdBdToS aanbevelen, zeer zeker aan Belgische landgenoten. Immers het regent er elke dag – meestal ’s morgens, bij zonsopgang. Het ganse jaar door varieert de temperatuur tussen de 25° en de 28° in de schaduw, die zich doorgaans goed wegstopt. En dan zijn er nog de prachtige stranden, de baai zelf (zo groot als Vlaams-Brabant met ongehinderd zicht van Steenhuffel tot Tienen), de cacaobomen en –dranken, …. Bahia? Koel! Om niet te missen!!

Prinsendam, vrijdag 28 januari 2011

Baai, baai, Allerheiligste Aards Paradijs!



Bahia? or Salvador? or ..

english Posted on 2011-01-29 04:28:19

The old bridgehead, and capital of Brazil in times yonder, has never been very sure of its name, although officially, it has one: Salvador da Bahía de Todos os Santos. It is a mouthful, to be pronounced in one sweep, preferably after inhaling deeply.

Big as the city has meanwhile become, its sudden appearance – misty but expansive – hit me in the face, unprepared. After a slow turn into a narrow gap to our right, it stepped out of a misty morning, long and grey, imposing yet inviting.

Truth be told, the past sea days had also left a special impression. The omnipresent ocean had presented his many faces, partly caused by the winds, partly because of the position of the sun. Sometimes the gliding waves seemed covered with a thin layer of transparent enamel; rather than a mirror, the ocean turned into an oversized painting, depicting the infinite surface encircling me. If there is one single striking aspect that has dominated these sea days, it has to be the uninterrupted expanse of its blue surface, a surface that, even if we make abstraction of unfathomable depth and unimaginable water mass underneath, projects, with the precision of laser, our individual insignificance – a great exercise for improved ego management indeed! The horizon appears more stretched at these latitudes as well; the line where waters and heavens meet looks longer and straighter too, enhancing the impression of endlessness. Is it all imagined? Perhaps, but the math doesn’t matter that much when one is immersed in this grand terrestrial theatre.

Salvador beckoned. As the fog was lifting, we made it safely into port. In 1501 Amerigo Vespucci discovered the sheltered bay, on November 1st. Because all explorers of that era were catholic, it would have been blasphemy if All Saints (Day) would not be mentioned in its name. He called the bay simply “Bahía de Todos os Santos”, pleasing kings and popes alike. In 1549 – diamonds and gold had by now been discovered further inland – the Portuguese installed a governor and, as this was considered a blessing for the region as well as for the early settlers, the nascent city was rechristened to “Saõ Salvador da Bahía de Todos os Santos” – Holy Savior of the Bay of All Saints”. For the black slaves who were imported afterwards by the millions (five), because the local Indians weren’t strong enough for the hard labor in the mines, not the Holy Savior, nor the minerals turned out to be a blessing.

Measured by Western standards, Bahìa is the first (civilized?) “city” that we come across on this voyage. You find everything that one could expect of a modern metropolis: high rise apartments, beautiful buildings (colonial mostly), transportation infrastructure, busy streets, a big port, substantial international and regional tourism, shopping plazas and, yes, a stock exchange as well! Among the zillions of zipping cars I haven’t seen Mercedes, BMW or Audi and wonder why. Certainly, it is not for a lack of rich people …

Obviously Salvador has many European, more precisely colonial, traits, quite naturally where it concerns architecture. Among its three million inhabitants, the majority are said to be of African descent. Although the tourist-oriented street vendors were predominantly black, I didn’t have the impression that they were dominating the average street scene. Poverty, as we have witnessed farther north, seems to be less of a problem. That has, according to the guide, much to do with the fact that the fertility rate has dropped from 8.8 children per family in 1990, to 1.8 today. It all looks like a sustainable demography.

All told, the city is buoyant with vivid life, a life that is lived in a breathtaking environment, created by nature as well as by architecture. Salvador boasts a remarkable number of private residences, including the splendid mansion of its biggest slave trader. The old, predominantly Portuguese palaces have been “redeployed” for use by the government. The residence of the governor of the state (simply called Bahía) is imposing and artfully restored. Its towering position, high above the city and the bay, leaves no doubt about where the boss lives.

A totally other class of pearls constitute churches and monasteries. The most outstanding are situated in the upper city, Pelourinho. At its main square the black slaves were beaten when they didn’t “comply” with rules and regulations or didn’t otherwise live up to the masters’ expectations. The monasteries of St. Francisco and Sta. Theresa are impressive architectural jewels. The monasterial church of the Franciscans unquestionably deserves its nickname of “Golden Church” – inside everything, apart from a few baroque artifacts, is gold or gilded.

Because they were refused access to existing holy places, the slaves have built their own church in the same square. The Igreja de Nossa Senhora do Rosario dos Pretos (Our Lady of the Rosary of the Blacks) took one hundred years to complete. Inside it only black saints – that is white saints painted black – are on display! Today, at the square the preparations for Carnival are in full swing – better, in full samba! In Brazil the Bahía Carnival is, also due to the African influences, as famous as the Rio extravaganza. The parade covers 14 kilometers with countless floats that carry … between 8000 and 12000 dancers and musicians … each! See you in March?

In summary: SdBdToS is without a doubt a place to visit. Beware though that it rains every day, albeit only in the early morning as the sun is rising! Throughout the year its temperature varies between 25 and 28°C (76/ 82F), in the shadow which, unfortunately, is often difficult to find. It sports beautiful, tropical beaches, an idyllic bay dotted with many dolce-far-niente islands. Bahía? Cool, man – put it on your priority list!

Prinsendam, Day 24 – Friday Jan 28th, 2011

Bye, bye Allsaintlly Terrestrial Paradise



Ik heb de zon zien zakken in de ..

nederlands Posted on 2011-01-28 03:18:00

Om de zon te zien rijzen was ik te laat wakker. Ook heb ik gisteravond de halve finale van Clijsters gemist. Ik was in slaap gevallen toen Li Na nog aan haar comeback moest beginnen. De belangrijkste afspraak van de dag heb ik wel gehaald: de kapper.

In feite was het een kapster, begiftigd met het wat benepen Zuid-Afrikaans accent. Misschien had ze zich gespecialiseerd in kroezelhaar? Ik heb totnogtoe mijn kapsel ooit slechts aan één kapster toevertrouwd en, hoewel ze in Canada woonde, was ze in Vlaanderen geschoold; dat geeft vertrouwen, nee toch? Maar Zuid-Afrika, hoe zouden ze daar met traditioneel vlaams haar omgaan? Hoewel mijn ongerustheid niet louter emotioneel was, bleek ze ongegrond: het knipwerk van de dame mocht er zijn, en mijn “koppeke” mag terug gezien worden. Twee dingen zijn echter anders gelopen dan ik gedacht had.

Het voornaamste verschil met “normaal” was “babbelen”. Bij mijn tweetalige kapper in Brussel wordt er, gedurende het knippen, weinig gezegd, hoewel hij goed weet dat ik tweetalig uit de voeten kan! Bij deze jonge dame was het een waterval. Zelfs als ik op haar lukraak gespui van opinies niet reageerde, herformuleerde ze de zaken tot er een reactie kwam. Als ik er een etiket moet opplakken zou ik mijn snit gewoon een “babbelcoupe” noemen.

Het tweede verschil was dat ze me, nadat het knippen beëindigd was, vroeg of ik een “rinsing” wilde? Het werkwoord “to rinse” is me niet onbekend, maar ik kon de vraag niet direct goed plaatsen. Ze bedoelde of ze mijn haar moest wassen! Ietwat verwonderd door dat antwoord, legde ik haar uit dat men in België het haar wast voor het geknipt wordt, om voor de hand liggende redenen. Wel, in Zuid-Afrika vindt men dat de overblijvende haarsnippers best met een shampoo worden verwijderd zodat je fris en netjes de wijde wereld in kan stappen. Als dat geen Klantenservice is! (nvdr: omdat ik niet de wijde wereld in moest –mijn kamer was slechts een kort spurtje, en dan nog bergaf – heb ik voor de “rinsing” gepast)

De rest van de dag stond de oceaan – per definitie – centraal. Hij toonde verschillende gezichten, deels door de wind, deels naargelang de stand van de zon. Op sommige momenten leken de glijdende golven bestreken met zeer doorzichtig enamel; de zee was dan wel geen spiegel maar werd een schilderij, oneindig groot. Als er al iets imponerend aan die zeedagen is, is het die oneindigheid van oppervlak, een oppervlak dat, onafhankelijk zelfs van de enorme diepte en onvoorstelbare massa eronder, onze nietigheid scherp stelt. Trouwens, er is absoluut niks anders om scherp te stellen – er is enkel leegte. De horizon lijkt me op deze breedtes ook meer gerekt dan in de Noordzee, de einderlijn toont veel strakker en langer, zodat het effect van eindeloosheid nog vergroot wordt. Is dit gezichtsbedrog? Misschien, maar de wiskunde daarvan boeit nu even niet.

Vandaag was het de derde keer dat ik, in volle zon, rond kwart voor vijf op mijn balkon ging zitten, met een boek, hoewel dat laatste veeleer als garnituur dienst deed. Kwart voor vijf is ook het tijdstip dat de zon niet meer brandt; ze gaat onder rond half zes, en ze doet dat in de tropen zonder veel getreuzel. Aangezien we nu bijna pal naar het zuidwesten varen, ligt mijn hut in de natuurlijke schijnwerper. Het geeft een heerlijk gevoelen dat die zonnestralen, aanvankelijk nog 50° hoog, op je gefocust zijn, resulterend in een doordringende, heilzame warmte die je lichaam gretig binnenvloeit, als onmiddellijk bruikbare en gebruikte energie. Wat het nog specialer maakt is dat de temperatuur eigenlijk niet voelbaar daalt (zoals in België het geval is) gedurende gans dat ondergangsproces. Doorgaans steekt er wel wat meer wind op, maar die wentelt zich warm en zacht rond je naakte leden. Het is een unieke ervaring waaraan men snel verslaafd geraakt, zowel visueel als sensueel! Het verfraaiingswerk aan mijn façade daargelaten, was dit kleine uur van zonnebaden met voorsprong het meest weldoende moment van een redelijk eenzame dag.

Prinsendam, donderdag 27 januari 2011

Morgen zijn we in Bahia de Salvador, een stad met faam



« PreviousNext »